Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

WABO

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/2321 WABO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 in de zaak tussen [naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 november 2020 (primair besluit) heeft het college de vergunningaanvraag van eiseres voor het uitbreiden van een kinderdagverblijf aan de [adres 1] 9 te [plaatsnaam] buiten behandeling gesteld.

In het besluit van 23 april 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. S.E.J. Wuijts namens het college.

Overwegingen

Feiten

1. Op 24 november 2009 heeft [naam eiseres] een schetsplan ingediend bij het college voor het uitbreiden van een kinderopvang op het perceel [adres 1] 9 te [plaatsnaam] . Het college heeft vervolgens aan eiseres te kennen gegeven dat een kinderdagverblijf niet is toegestaan binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het

perceel [adres 1] 9 heeft de bestemming “Recreatie – Sportschool”.

Het college heeft op 21 december 2011 een omgevingsvergunning verleend voor ‘brandveilig gebruik’ van een kinderopvang op het perceel [adres 1] 9 te [plaatsnaam] .

Op 30 juni 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het uitbreiden van het kinderdagverblijf aan de [adres 1] 9 te [plaatsnaam] . Het college heeft aan eiseres medegedeeld dat het kinderdagverblijf in strijd met het bestemmingsplan is. In overleg met eiseres heeft het college toen besloten dat eerst onderzoek zou worden gedaan naar de situatie en de mogelijkheden om het in te passen in het bestemmingsplan. Eiseres heeft vervolgens de vergunningsaanvraag ingetrokken.

Op 18 september 2020 heeft eiseres opnieuw een vergunningsaanvraag ingediend voor het uitbreiden van het kinderdagverblijf aan de [adres 1] 9 te [plaatsnaam] .

Het college heeft op 12 oktober 2020 aan de gemachtigde van eiseres kenbaar gemaakt dat de bij de vergunningsaanvraag verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen met een onderzoek naar geluid en stikstof, een tekening van het totale kinderdagverblijf ter beoordeling door de GGD, een melding op grond van het Activiteitenbesluit, aanvullende constructieberekeningen, een aanvulling van de tekening met brandveiligheidsvoorzieningen en een bodemonderzoeksrapport. Daarnaast is vanuit stedenbouwkundig oogpunt verzocht de aanvraag aan te passen zodat de gevel van het nieuwe bouwwerk aansluit aan het naastgelegen pand aan de [adres 2] 117.

Eiseres heeft op 10 november 2020 een bodem- en asbestonderzoek ingediend bij het college.

Op 12 november 2020 heeft het college besloten de vergunningsaanvraag niet in behandeling te nemen omdat de aanvraag niet voldeed aan de indieningsvereisten. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.

De Adviescommissie Algemene wet bestuursrecht Oosterhout heeft in haar vergadering van 18 februari 2021 het bezwaarschrift behandeld. Eiseres heeft afstand gedaan van het recht om gehoord te worden, waardoor geen mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden.

Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres, onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de adviescommissie, ongegrond verklaard.

Wettelijk kader

2. De op deze zaak betrekking hebbende, relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

Vergunning van rechtswege

3. Eiseres voert aan dat de vergunning van rechtswege is verleend, aangezien het college niet binnen acht weken op de aanvraag heeft beslist.

De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Het college heeft de ontvangst van de vergunningaanvraag van 18 september 2020 bevestigd in de brief van 13 oktober 2020. In deze brief heeft het college aangegeven welke informatie nog ontbreekt bij de aanvraag en dat de behandeling van de vergunningaanvraag daarom wordt opgeschort tot 10 december 2020 op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Het primaire besluit is genomen op 12 november 2020. Dit is ruimschoots binnen vorenbedoelde acht weken.

Door eiseres verstrekte gegevens en bescheiden

4. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanvraag voldoende informatie bevat om daarop een besluit te nemen. De bouwtekeningen voldoen om vast te kunnen stellen dat brandveiligheid is gegarandeerd, aldus eiseres. Daarnaast heeft eiseres reeds een omgevingsvergunning verleend gekregen voor het kinderdagverblijf aan de [adres 2] 117 te [plaatsnaam] . De stukken die bij de aanvraag voor deze omgevingsvergunning zitten, had het college kunnen gebruiken voor de voorliggende vergunningaanvraag.

De rechtbank overweegt dat eiseres bij de vergunningaanvraag enkele bouwtechnische tekeningen heeft overgelegd. In de bouwtechnische tekening staat opgenomen: ‘alle belaste constructieve delen volgens berekening constructeur’. Deze berekening van de constructeur ontbreekt echter. Bovendien heeft het college, desgevraagd op zitting, toegelicht dat de omgevingsvergunning voor de [adres 2] 117 te [plaatsnaam] in 2011 is verleend en dat in deze vergunningaanvraag voor [adres 1] 9 geen stukken zijn bijgevoegd. Het betoog van eiseres slaagt dan ook niet.

Verplichting tot verstrekking van gegevens

5. Eiseres voert aan dat uit de bij de aanvraag overgelegde bouwtekeningen voldoende blijkt dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012. Het voldoen aan de eisen van de GGD en de brandweer wil eiseres op een later moment indienen, wanneer eiseres een exploitant voor het kinderdagverblijf heeft gevonden. Ook de daglichtberekening wenst eiseres later aan te leveren.

Vast staat dat eiseres een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de activiteit “bouwen”. Artikel 2.3 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) bepaalt in dat geval dat en welke gegevens de aanvrager ten behoeve van de toetsing aan het bestemmingsplan moet verstrekken. Daarnaast is de aangevraagde activiteit in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat geen kinderdagverblijf is toegestaan en het bouwplan is geprojecteerd buiten het bouwvlak. Het college heeft om die reden de aanvraag op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) tevens aangemerkt als een aanvraag voor een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Artikel 3.2 van de Mor bepaalt welke gegevens en bescheiden de aanvrager in of bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, verstrekt. Dat betekent dan ook dat eiseres de door het college op grond van artikel 2.3 en 3.2 van de Mor gevraagde gegevens diende te verstrekken.

De rechtbank overweegt dat de gevraagde gegevens als bedoeld in artikel 2.3 en 3.2 van de Mor eisen zijn, waar het college niet van kan afwijken. Dat het college het onderzoek naar verkeerslawaai en woon- en leefklimaat nodig heeft om de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening te kunnen beoordelen, acht de rechtbank niet onredelijk.

Het college heeft desgevraagd op zitting toegelicht dat eiseres de aanvullende berekening van de fundering wellicht later had kunnen indienen, maar dat eiseres gelet op artikel 2.7 van de Mor hiertoe geen verzoek tot latere aanlevering heeft gedaan. Het betoog van eiseres slaagt dan ook niet.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2022.

M.H.C. van Spreuwel, griffier

E.J. Govaers, rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 4:2

2. De aanvrager verschaft de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 4:5

Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

b. (…), of

c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,

mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1:

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit

a. het bouwen van een bouwwerk,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

Artikel 2.10

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:

a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;

b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;

c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;

d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;

e. (…)

2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Bestemmingsplan

Ter plaatse van de [adres 1] 9 te [plaatsnaam] geldt het bestemmingsplan “Vrachelen/Krooneiland”, vastgesteld op 20 april 2010. Het perceel heeft daarin de bestemming ‘Recreatie – Sportschool’.

Artikel 14.1 “Bestemmingsomschrijving”

De gronden op de verbeelding aangewezen voor Recreatie – Sportschool zijn bestemd voor:

a. een sportschool;

b. praktijkruimten;

c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bestaande bedrijfswoning’;

d. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte detailhandel;

e. aan recreatieve voorzieningen ondergeschikte horeca;

f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g. parkeervoorzieningen;

h. speelvoorzieningen;

i. groenvoorzieningen.

Artikel 14.2.1 “Bouwregels – algemeen”

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

(…)

Artikel 14.2.2 “Bedrijfswoningen”

Voor bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

f. Bedrijfswoningen zijn uitsluitende toegestaan ter plaatse van de aanduiding ’bedrijfswoning’ op de verbeelding.

g. Het bouwen van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan.

h. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen.

i. Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 10 m.

j. Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 100 m².

Regeling Omgevingsrecht (Mor)

Artikel 1.3

1. In de aanvraag vermeldt de aanvrager:

a. de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

b. het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

c. een omschrijving van de aard en omvang van het project;

d. indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

e. indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.

2. De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.

Artikel 2.2

In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012:

1. uit oogpunt van veiligheid:

a. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het te bouwen of te wijzigen bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot:

1˚ belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk, alsmede van het bouwwerk als geheel;

2˚ de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de bouwconstructie.

Indien de aanvraag betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk blijkt uit de aangeleverde gegevens tevens wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen) en wat de toegepaste materialen zijn;

b. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies, waaruit met name blijkt:

1˚ de aangehouden belastingen en belastingcombinaties;

2˚ de constructieve samenhang;

3˚ het stabiliteitsprincipe;

4˚ de omschrijving van de bouwconstructie en de weerstand tegen bezwijken bij brand hiervan;

c. de detaillering van trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen (inclusief hekwerken);

d. de draairichting van beweegbare constructieonderdelen;

e. de brandveiligheid en rookproductie van toegepaste materialen;

f. de brandcompartimentering. De opgave bevat tevens gegevens betreffende deuren en daglichtopeningen in uitwendige scheidingsconstructies. Voor zover van belang voor het vluchten bij brand, worden tevens de deuren en daglichtopeningen in inwendige scheidingsconstructies opgegeven;

g. de vluchtroutes en daarbij behorende mate van bescherming alsmede de aard en plaats van brandveiligheidsvoorzieningen;

h. de inbraakwerendheid van bereikbare gevelelementen.

2. uit het oogpunt van gezondheid:

a. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, de bescherming tegen geluid van installaties, de geluidsabsorptie van gemeenschappelijke verkeersruimten, gangen en trappenhuizen ingeval het bouwwerk een woonfunctie heeft, de geluidwering tussen niet-gemeenschappelijke verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie en de geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties;

b. de wateropname van toegepaste materialen van vloer, wand en plafond in sanitaire ruimten;

c. de lucht- en waterdichtheid, de factor van de temperatuur en vochtwerende voorzieningen van inwendige en uitwendige scheidingsconstructies;

d. de ventilatievoorzieningen van ruimten en voorzieningen betreffende de afvoer van rookgas en toevoer van verbrandingslucht;

e. gegevens en bescheiden over het weren van ratten en muizen;

f. de daglichttoetreding;

3. uit het oogpunt van bruikbaarheid:

a. de aanduiding van de gebruiksfunctie, verblijfsgebieden, verblijfsruimten en de afmetingen en de bezetting van alle ruimten inclusief totaaloppervlakten per gebruiksfunctie;

b. de aanduiding van bad- of toiletruimte, liften, buitenberging en buitenruimte;

c. gegevens en bescheiden over de integrale toegankelijkheid van het bouwwerk en in het bouwwerk gelegen ruimten;

d. de aanduiding van de vloerpeilen ten opzichte van het aansluitende terrein;

e. de aanduiding van de opstelplaats van het aanrecht en van kook-, stook- en warmwatertoestellen;

f. indien het bouwwerk een utiliteitsgebouw betreft: de aanduiding van de stallingruimte voor fietsen;

4. uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu:

a. gegevens en bescheiden over de waarden voor energiebehoefte en primair fossiel energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie , de thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie en de beperking van luchtdoorlatendheid;

b. gegevens en bescheiden over de milieubelasting van het gebouw door de toe te passen materialen, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken van 1 januari 2019 met inbegrip van het wijzigingsblad van 1 juli 2019;

5. inzake installaties:

a. gegevens en bescheiden over de noodstroomvoorziening en -verlichting;

b. het leidingplan en aansluitpunten van gas-, elektra- en waterleiding;

c. de aansluitpunten van de drinkwater- en warmwatervoorziening;

d. het leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren;

e. gegevens en bescheiden over de aard en plaats van brandveiligheidinstallaties alsmede van de vluchtrouteaanduiding;

f. een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk behorende terrein met daarop aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid en de plaats van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen;

g. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de aanvullende regels voor tunnelveiligheid uit het Bouwbesluit 2012;

h. indien het een woongebouw betreft: gegevens en bescheiden over zelfsluitende deuren, spreekinstallaties, signaalvoorzieningen en deuropeners ter voorkoming van veel voorkomende criminaliteit;

i. gegevens en bescheiden over gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen ten behoeve van veilig onderhoud middels de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012;

j. gegevens en bescheiden over technische bouwsystemen en de daarbij behorende waarde voor de energieprestatie;

6. uit het oogpunt van het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het bouwen: een veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012;

7. overige vereisten:

a. kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen en gegevens en bescheiden ten behoeve van een beroep op de gelijkwaardigheid;

b. eventuele extra gegevens en bescheiden ten behoeve van het verlenen van een ontheffing van de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 als bedoeld in artikel 7 van de Woningwet, waaronder gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat toestemming als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het transeuropese wegennet (PbEU 2004, L 167, gerectificeerd in PbEU 2004, L 201) is verkregen om van eisen van die richtlijn af te wijken

Artikel 2.4

In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager ten behoeve van toetsing aan de overige voorschriften van de bouwverordening een onderzoeksrapport betreffende verontreiniging van de bodem, gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

Artikel 2.7

1. In de vergunning voor een bouwactiviteit wordt, indien de aanvrager een verzoek tot latere aanlevering heeft ingediend, bepaald dat de volgende gegevens en bescheiden uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd:

a. gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft;

b. gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voor zover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft; de hoofdlijn betreft onder meer de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie en het type brandveiligheidinstallatie.

2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de gegevens en bescheiden betrekking hebben op tekeningen of berekeningen waaruit het constructieprincipe blijkt voor de nieuwe situatie en, voor zover daarvan sprake is, voor de bestaande situatie. Dit betreft:

a. tekeningen van de definitieve hoofdopzet van de constructie van alle verdiepingen inclusief globale maatvoering;

b. schematisch funderingsoverzicht of palenplan met globale plaatsing, aantallen en paalpuntniveaus, inclusief globaal grondonderzoek waaruit de draagkracht van de ondergrond blijkt;

c. plattegronden van vloeren en daken, inclusief globale maatvoering;

d. overzichtstekeningen van constructies in staal, hout en geprefabriceerd beton, inclusief stabiliteitsvoorzieningen en dilataties; principedetails van karakteristieke constructieonderdelen (1:20/1:10/1:5), inclusief maatvoering;

e. een schriftelijke toelichting op het ontwerp van de constructies als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b.

artikel 3.2

In of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens en bescheiden over:

a. het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;

b. de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening;

c. indien dat met toepassing van artikel 41 van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, is verplicht door het bevoegd gezag, een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

d. een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde, de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk;

e. de reden waarom en de mate waarin wordt afgeweken van het exploitatieplan.

Activiteitenbesluit

Artikel 8.41:

1. Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 kan met betrekking tot daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen de verplichting worden opgelegd tot het melden van het oprichten of het veranderen van een inrichting waarop de maatregel betrekking heeft, dan wel van het veranderen van de werking daarvan.

Artikel 8.41a:

1. Indien activiteiten ten aanzien waarvan ingevolge het bepaalde krachtens artikel 8.41 een melding moet worden gedaan, tevens zijn aan te merken als activiteiten die behoren tot een categorie waarvoor ingevolge artikel 2.1 of 2.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, wordt, indien de melding nog niet gedaan is of de bij de melding te verstrekken gegevens niet volledig zijn, tegelijkertijd met de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning een melding van die activiteiten overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 8.41 gedaan.

2. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid besluit het bevoegd gezag de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen de door dat bestuursorgaan gestelde termijn alsnog te melden dan wel de ontbrekende gegevens te verstrekken


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature