U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

WABOM

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/5272 WABOM

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [voorzitter] ),

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur (het college)

(gemachtigde: [woordvoerder verweerder 1] ).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghoudster] uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster), rechtsgeldig vertegenwoordigd door [woordvoerder vergunninghoudster] en [woordvoerder vergunninghoudster] .

Inleiding

1.1

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 27 september 2021 (bestreden besluit) tot verlening van een omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van een windturbine op het perceel, kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, [kadastraal nummer] , plaatselijk bekend [straatnaam] ongenummerd.

1.2

Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3

De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren namens eiseres aanwezig: de gemachtigde van eiseres (tevens voorzitter), [secretaris] (secretaris) en [bestuurslid] (bestuurslid). Het college werd vertegenwoordigd door de gemachtigde en [woordvoerder verweerder 2] . Namens vergunninghoudster waren aanwezig: [adviseur] (adviseur bij [adviesbureau] ), [initiatiefneemster] (initiatiefneemster), [adviseur] (adviseur bij [milieu-adviseur] ), [naam] (van [juridisch adviesbureau] ), [woordvoerder vergunninghoudster] en [woordvoerder vergunninghoudster] .

1.4

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd met zes weken.

Totstandkoming van het besluit

2.1

Op 22 januari 2021 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een windturbine op het perceel, kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, [kadastraal nummer] , plaatselijk bekend [straatnaam] ongenummerd. De aanvraag ziet op de volgende activiteiten:

- het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo));

- het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo); en

- het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo).

2.2

Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast.

De gemeenteraad van de gemeente Etten-Leur heeft op 12 april 2021 een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgegeven.

Met ingang van 13 mei 2021 zijn een ontwerpbesluit tot het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning en de ontwerp-vvgb ter inzage gelegd. Er zijn zienswijzen ingediend, onder andere door eiseres.

2.3

De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven om de vvgb niet af te geven of de omgevingsvergunning niet te verlenen. Wel hebbenn de zienswijzen aanleiding gegeven tot aanpassing van de omgevingsvergunning: een voorschrift is toegevoegd ter borging van de verplichte compensatie als gevolg van negatieve effecten van de windturbine op het nabijgelegen Natuurnetwerk Brabant [naam natuurnetwerk] .

Op 20 september 2021 heeft de gemeenteraad de vvgb afgegeven.

2.4

In het bestreden besluit heeft het college besloten:

- de omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit ‘het bouwen van een bouwwerk’ (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo);

- de omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo); en

- te bepalen dat er geen omgevingsvergunning vereist is voor de activiteit ‘beperkte milieutoets’ (artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo).

2.5

Voor de toestemming op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een separate procedure gevolgd.

Beoordeling door de rechtbank

3. Formele aspecten

Ontvankelijkheid: tijdigheid

3.1

Het bestreden besluit is op 6 oktober 2021 bekend gemaakt door middel van publicatie. Van 7 oktober 2021 tot en met 17 november 2021 liep de beroepstermijn. Op 17 november 2021 heeft eiseres tijdig beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS).

Bevoegdheid rechtbank Zeeland-West-Brabant (ZWB)

3.2

De AbRS heeft het beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank ZWB omdat niet zij, maar de rechtbank bevoegd is om het beroep te behandelen. De gemeenteraad heeft weliswaar op 12 april 2021 besloten de coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing te verklaren op de besluiten die genomen moeten worden voor deze ontwikkeling, maar er zijn geen concrete besluiten genoemd die nodig zijn voor de voorgenomen ontwikkeling en er heeft ook geen gecoördineerde besluitvorming plaatsgevonden. De ontheffing op grond van de Wnb is niet onder de gemeentelijke coördinatieregeling gebracht. Daarom is de rechtbank bevoegd en niet de AbRS.

Ontvankelijkheid: belanghebbende

3.3

Eiseres is een federatie van natuurverenigingen, bestaande uit [natuurvereniging] , [natuurvereniging] , [natuurvereniging] , [natuurvereniging] , [natuurvereniging] , [natuurvereniging] en [natuurvereniging] . Volgens haar statuten heeft de federatie als doel het behouden en bevorderen van de natuur en leefomgeving en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn in het werkgebied de [naam werkgebied] met aangrenzende gemeenten. Eiseres werd ook in een andere procedure bij de AbRS als belanghebbende aangemerkt.Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank eiseres aan als belanghebbende bij het bestreden besluit.

Bevoegd gezag

3.4

Uit de stukken maakt de rechtbank op dat gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant het bevoegde gezag is om op de aanvraag te beslissen. Op verzoek van de gemeente heeft zij de bevoegdheid overgedragen aan het college met toepassing van 9f, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998.

4. Toetsingskader

4.1

Wettelijk kader

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk, (…)

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet (…).

Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1⁰. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

2⁰. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of,

3⁰. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

4.2

Het bestemmingsplan

Ter plaatse waar de windturbine is voorzien, geldt het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’.

Op het perceel [straatnaam] ongenummerd ligt de bestemming ‘ [bestemming] ’.

Deze gronden mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen. De aanvraag voorziet in de realisatie van een windturbine, die niet ten dienste staat van agrarische bedrijvigheid.

De windturbine heeft een:

ashoogte van minimaal 112 meter en maximaal 140 meter;

rotordiameter van minimaal 136 meter en maximaal 170 meter;

tiphoogte van minimaal 180 en maximaal 200 meter.

De aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan.

4.3

Afwijken van het bestemmingsplan

Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3⁰, van de Wabo omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. Daaraan legt het college ten grondslag dat een goede ruimtelijke onderbouwing is gegeven en dat het oprichten van de windturbine niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Het college zal bij deze keuze om al dan niet een vergunning te verlenen alle belangen moeten meewegen en moeten kijken of bij de verlening van de omgevingsvergunning de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

4.4

Beroepsgronden

Eiseres stelt, samengevat, dat de motivering voor de realisatie van een windturbine op deze locatie onvoldoende en onjuist is. Zij voert aan dat er geen noodzaak is voor de realisatie van de windturbine en dat deze niet past bij de leidende principes van de Regionale Energie Strategie (RES 1.0 West-Brabant). Verder is er geen onderzoek gedaan naar alternatieve locaties of oplossingen. Ook is er ten onrechte geen milieueffectrapportage (m.e.r.) gemaakt, terwijl het gaat om een uitbreiding van het bestaande windpark [naam windpark] . Eiseres heeft bezwaar tegen de keuze voor een windturbine op deze locatie, op slechts 180 meter van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Volgens eiseres is er negatieve externe werking op het NNB, is de uitgevoerde natuurtoets onvoldoende en is er natuurschade.

5. RES 1.0 West-Brabant

5.1

Eiseres voert aan dat er geen noodzaak is voor deze windturbine in het kader van de RES. Deze windturbine kwam niet voor in de concept-RES West-Brabant van 18 mei 2020. In de RES 1.0 West-Brabant van 21 januari 2021 staat de optie voor deze windturbine wel aangegeven, maar deze is voor overcapaciteit en niet nodig om de doelstelling tot 2030 te halen. De strategie van de RES is eerst inzetten op ‘zon-op-dak’. Bovendien wordt in de RES buiten de bebouwde omgeving ingezet op meervoudig ruimtegebruik. In de RES wordt gesteld een goede duurzame energieopbrengst te realiseren op een manier die past bij West-Brabant. Dit is uitgewerkt in vier leidende principes voor de RES. Deze leidende principes worden niet gevolgd door de keuze voor deze windturbine zo dicht bij het NNB. Het college stelt nu dat voldoende ‘zon-op-dak’ niet gaat lukken vanwege transport-schaarste ter plaatse van die initiatieven. Er is weliswaar momenteel schaarste op het energienet, maar dit was al bekend bij het opstellen van de RES 1.0 en dit kan opgelost worden. Eiseres concludeert dat de noodzaak van deze windturbine in relatie tot grootschalig ‘zon-op-dak’ niet juist is en in strijd met de doelstellingen van de RES.

5.2

In reactie op deze beroepsgrond stelt het college dat de regio West-Brabant een bijdrage wil leveren aan de nationale doelstelling van het opwekken van 35 TWh hernieuwbare energie op land in 2030 (één van de maatregelen uit het Klimaatakkoord).

In bijlage 1 van de RES 1.0 van West-Brabant is windturbine [naam windturbine] daarom als extra capaciteit opgenomen. Ten tijde van het opstellen van de concept-RES was dit initiatief nog niet bekend en kon daarom niet worden meegenomen. In de RES is aangegeven dat overprogrammering nodig is, omdat de ervaring leert dat niet alle projecten zullen worden gerealiseerd. Inmiddels blijkt nu al dat flexibiliteit/overcapaciteit hard nodig is, omdat verschillende bedrijven hebben aangegeven dat zij afzien van ‘zon-op-dak’. Daarnaast blijken verschillende bedrijven ‘zon-op-dak’ niet te kunnen realiseren vanwege transport-schaarste. De windturbine [naam windturbine] komt in een gebied met goede landbouwgronden, die de gemeente graag wil behouden. Het gebruik voor landbouw is goed te combineren met windmolens, waardoor er sprake is van meervoudig ruimtegebruik.

De gemeente wil meerwaarde voor het milieu en voor de inwoners door koppeling van de energietransitie aan andere opgaven, zoals bijvoorbeeld leefbaarheid en natuurontwikkeling. Dit is volgens het college in de geest van de vier leidende principes uit de RES 1.0

(1. Benutten energietransitie om regio te versterken, 2. Hechten aan haalbare en betaalbare energietransitie van en voor iedereen, 3. Beogen van een adaptieve benadering en openstaan voor betere keuzes, 4. Streven naar zorgvuldig ruimtegebruik.). Het college verwijst naar het beleid om maatschappelijke meerwaarde en participatie bij nieuwe installaties voor de opwek van duurzame energie te borgen: ‘Visie op opwerk duurzame energie’ van 15 november 2021.

Het college stelt verder dat de snelheid waarmee schaarste op het elektriciteitsnet is ontstaan alle partijen, ook [ energieleverancier ] , heeft verrast. Omdat in de loop van 2021 verschillende projecten voor grootschalig ‘zon-op-dak’ werden afgeblazen, heeft de gemeenteraad ingestemd met windturbine [naam windturbine] in de RES 1.0. Voor deze windturbine bestaan mogelijkheden voor aansluiting op het elektriciteitsnetwerk: door middel van een nieuw te realiseren netaansluiting (die aannemelijk is door de afgegeven transportindicatie) of door het benutten van de bestaande netaansluiting van zonnepark [naam zonnepark] .

5.3

De rechtbank is van oordeel dat het college hiermee voldoende deugdelijk en draagkrachtig heeft gemotiveerd dat de ontwikkeling van deze windturbine past binnen de doelstellingen en de leidende principes van de RES 1.0 en daar ook onderdeel van uitmaakt. In bijlage 1 bij de RES staat: “De extra turbine biedt flexibiliteit in de opgave mocht de zon op dak opgave voor Etten-Leur niet haalbaar blijken”. Het college heeft voldoende onderbouwd dat en waarom grootschalig ‘zon-op-dak’ niet haalbaar en toereikend is gebleken en dat de gemeenteraad daarom heeft ingestemd met de ontwikkeling van windturbine [naam windturbine] . Omdat het initiatief van vergunninghoudster past binnen het toepasselijke beleid van de partijen die betrokken zijn bij de RES, heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten om daar medewerking aan te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan.

6. M.e.r.-plicht

6.1

Eiseres stelt dat deze aanvraag ziet op de bouw en exploitatie van één windturbine. Volgens het college is er geen sprake van een windturbinepark in de zin van het Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.). Tegelijkertijd wordt deze windturbine voor de provincie en de gemeente gepresenteerd als een vierde windturbine bij het bestaande windpark [naam windpark] . De provincie staat de ontwikkeling van solitaire windturbines niet toe. De realisatie van een windmolenpark met één windmolen is in strijd met provinciale verordeningen en het gemeentelijk beleid. En als de windmolen een uitbreiding is van het bestaande windpark [naam windpark] , is er een m.e.r.-plicht op grond van het Besluit m.e.r., zo stelt eiseres.

6.2

Het college stelt dat op dit argument al uitgebreid is ingegaan in de Nota beantwoording zienswijzen bij de omgevingsvergunning. Eiseres geeft niet aan waarom die reactie niet juist zou zijn. Het gaat om één solitaire windturbine, waarvoor op grond van het Besluit m.e.r. geen m.e.r.-procedure nodig is. Op grond van het Besluit m.e.r. is pas vanaf drie windturbines sprake van een windturbinepark. Het bestaande windturbinepark [naam windpark] II is een andere inrichting, waarvoor in 2017 een m.e.r.-beoordeling heeft plaatsgevonden. Dat windturbinepark zal noch organisatorisch, noch technisch als éénheid met de onderhavige windturbine functioneren. Ruimtelijk zal het initiatief wel in combinatie met de bestaande turbines opgetelde effecten kunnen veroorzaken. Daarom heeft het college vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening naast de op zichzelf staande effecten van deze windturbine tevens de effecten in samenhang met bestaande windturbines beschouwd. De provinciale Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) vereist dat windturbines in landelijk gebied een bepaalde mate van clustering kennen (artikel 3.37, eerste lid, onder b, van de IOV). Ook binnen het gemeentelijk beleid is een beperkte uitbreiding van een bestaand windturbinepark toegestaan. Daar wordt met deze windturbine aan voldaan.

6.3

De rechtbank acht de motivering van het college waarom er voor deze windturbine geen m.e.r.-plicht geldt, juist. Voor één windturbine geldt geen m.e.r.-plicht. Dat het op grond van het provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid wenselijk is om windturbines in het landschap te clusteren, maakt niet dat voor de m.e.r.-plicht de onderhavige windturbine moet worden beoordeeld als ware hij onderdeel van het eerder gebouwde cluster van drie turbines. Plaatsing van de windturbine bij een bestaand windpark komt de rechtbank niet onlogisch voor.

7. Alternatieven

7.1

Eiseres voert aan dat er niet is gezocht naar alternatieve locaties binnen de gemeente. Ook een onderzoek naar alternatieven die dezelfde functie kunnen vervullen ontbreekt. Er is sprake van externe werking op het NNB. Eiseres wijst op artikel 3.16, eerste lid, van de IOV. Deze bepaling luidt:

“In aanvulling op de Wet natuurbescherming bepaalt een bestemmingsplan dat een ontwikkeling toelaat in Stedelijk Gebied of in Landelijk Gebied, die een aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant, dat de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd, overeenkomstig artikel 3.22 Compensatie.”

In deze situatie is er volgens eiseres geen afweging van alternatieven geweest waaruit blijkt dat de negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken zo veel mogelijk worden beperkt.

7.2

Het college stelt dat windparken binnen de gemeente Etten-Leur op basis van het gemeentelijk beleid (de ontwerp-Omgevingsvisie) alleen zijn toegestaan in het grootschalige kleigebied aan de noordzijde van de gemeente. Daar zijn al drie windparken. De bestaande windparken kunnen worden opgeschaald en beperkt worden uitgebreid. Hiervan wordt gebruik gemaakt met de windturbine [naam windturbine] . De windturbine ligt in lijn met het bestaande windpark [naam windpark] II en maakt hier visueel onderdeel van uit. Alternatieve locaties zijn dus op grond van het beleid niet beschikbaar. De windturbine veroorzaakt alleen enige verstoring van het NNB als gevolg van te produceren geluid. In de omgevingsvergunning is daarom vastgelegd dat aantasting als gevolg van geluid financieel wordt gecompenseerd overeenkomstig artikel 3.24 van de IOV.

7.3

Volgens vaste jurisprudentie van de AbRS moet het college beslissen over een bouwplan zoals dat is ingediend. Indien een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.

De rechtbank overweegt dat het college dus moest beslissen op de aanvraag om omgevingsvergunning, zoals deze door vergunninghoudster is ingediend. Daarbij heeft het college op basis van de uitgevoerde onderzoeken en de ruimtelijke onderbouwing vastgesteld dat de realisatie van de windturbine past binnen de geldende wet- en regelgeving en binnen de kaders van ruimtelijke ordening, die zijn neergelegd in het gemeentelijk beleid. Verder is sprake van compensatie van het negatieve effect van geluid, zoals de IOV voorschrijft. Eiseres heeft geen concrete alternatieven genoemd waarvan op voorhand duidelijk is dat daarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.

8. Natuur

8.1

Eiseres stelt dat de ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel en dat er negatieve externe werking is op het NNB [naam natuurnetwerk] , in het bijzonder [naam natuurnetwerk] . Eiseres wijst op artikel 3.32 (Landschappelijke waarden in de groenblauwe mantel), eerste lid, aanhef en onder c, van de IOV. Daarin staat dat een bestemmingsplan van toepassing op de groenblauwe mantel borgt dat een ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken. Eiseres stelt dat deze borging ontbreekt; sterker nog, er is negatieve invloed op de ecologische waarden in het direct naastliggende NNB.

8.2

Het college wijst in dit kader op het tweede lid van artikel 3.32 van de IOV, waarin staat dat de toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een beschrijving bevat van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken. Volgens het college zijn in de ruimtelijke onderbouwing en in de natuurtoets bij de omgevingsvergunning voor windturbine [naam windturbine] de aanwezige ecologische waarden en kenmerken van het projectgebied en omgeving uitvoerig beschreven. Ook zijn de te verwachten effecten als gevolg van de realisatie van windturbine [naam windturbine] (zowel aanleg- als gebruiksfase) op de ecologische waarden en kenmerken inzichtelijk gemaakt en beoordeeld.

8.3

Eiseres vindt de locatie van de windturbine niet juist, omdat deze zich bevindt op minder dan 200 meter van de grens van het NNB, en er natuurwaarden worden aangetast. Op grond van de ‘ [gebiedsvisie] ’ uit december 2019 moet in een zone van 500 meter rondom het plangebied de interactie met het omliggende gebied in bescherming worden genomen.

Eiseres verwijst naar een brief van 25 mei 2021 van de Brabantse Milieufederatie, Brabants Landschap en Vereniging Natuurmonumenten aan provinciale staten waarin wordt gepleit een minimale afstand van 500 meter vast te stellen tussen de grens van het NNB en windturbines. Ook verwijst eiseres naar de voorschriften van de Duitse Länderarbeitsgemeinschaft der Vogelschutzwarten LAG VSW, die zijn overgenomen in het rapport van Wageningen Universiteit ‘Kwetsbare soorten voor energie-infrastructuur in Nederland’.

Verder voert eiseres aan dat een windturbine slachtoffers maakt onder vogels en vleermuizen. De realisatie van de windturbine leidt tot negatieve effecten op de vogel- en vleermuizen populatie. De windmolen is een bedreiging voor de fauna in het NNB [naam natuurnetwerk] vanwege mogelijke sterfte, beperking van het leefgebied door vermijdingsgedrag en barrièrewerking. Eiseres mist de voorwaarde dat ontheffing is verkregen op grond van de Wnb. De gemaakte natuurtoets is volgens eiseres onvolledig en de bewering dat met zekerheid geen aantasting van het NNB zal optreden is onvoldoende onderbouwd. Eiseres wijst op wetenschappelijke onderzoeken, bijvoorbeeld ‘Mortality limits used in wind energy impact assessment underestimate impacts of wind farms on bird populations’ van Wageningen Environmental Research, en naar het factsheet ‘Kruidenrijk grasland’ van Vogelbescherming Nederland.

8.4

De rechtbank overweegt als volgt. De vragen of voor de uitvoering van de omgevingsvergunning een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze toestemming kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb.

Dat doet er niet aan af dat het college de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

In het kader van de vergunningverlening is door [milieu-adviseur] onderzoek verricht naar de effecten van de bouw en het gebruik van deze windturbine op beschermde soorten (planten en dieren), beschermde natuurgebieden en Natuurnetwerk Nederland. In de natuurtoets van [milieu-adviseur] wordt, samengevat, het volgende geconcludeerd:

Natura 2000-gebieden (Wnb Hoofdstuk 2):

De realisatie van windturbine [naam windturbine] heeft geen effecten op habitattypen of soorten van bijlage II waarvoor Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn aangewezen. Ook zijn effecten op broedvogels en niet-broedvogels op voorhand uitgesloten, omdat het plangebied geen of nauwelijks functie voor ze heeft en de windturbine (of als onderdeel van het bestaande windpark) geen barrière vormt voor passerende vogels uit de beschermde gebieden. Significante verstorende effecten (inclusief sterfte) kunnen, met inbegrip van cumulatieve effecten, met zekerheid worden uitgesloten. Een negatief effect op het behalen van de instandhoudingsdoelen is met zekerheid uitgesloten.

Beschermde soorten (Wnb Hoofdstuk 3):

In de aanlegfase kunnen de werkzaamheden leiden tot overtreding van verbodsbepalingen als gevolg van vernietigen of aantasten van nesten en eieren van broedvogels. Overtreding van deze verbodsbepalingen moet voorkomen worden, bijvoorbeeld door buiten het broedseizoen te werken en andere maatregelen in een werkprotocol te specificeren.

Om verstoring van vleermuizen tot een minimum te beperken, kan gewerkt worden met vleermuisvriendelijke verlichting. Er moet een ontheffing aangevraagd te worden op grond van de Wnb. Deze ontheffing kan verleend worden, indien effecten op de gunstige staat van instandhouding zijn uitgesloten. Voor de soorten wilde eend, kokmeeuw, stormmeeuw, kievit, scholekster, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis geldt dat de verwachte sterfte ruimschoots onder de 1%-mortaliteitsnorm ligt. Effecten op de gunstige staat van instandhouding voor betrokken soorten zijn met zekerheid uitgesloten.

Natuurnetwerk Nederland:

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant. Er zal geen sprake zijn van wezenlijke verstoring en/of aantasting van het NNB in de omgeving. Negatieve effecten op het NNB zijn uitgesloten.

Overig provinciaal natuurbeleid:

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van gebieden die planologische bescherming genieten als weidevogel- of akkervogelgebied of als ganzenfoerageergebied. Effecten op dergelijke gebieden zijn uitgesloten.

De rechtbank is van oordeel dat het college zich, gelet op de bevindingen en conclusies van het door [milieu-adviseur] verrichte onderzoek, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verbodsbepalingen van de Wnb niet op voorhand in de weg staan aan de uitvoerbaarheid van het plan. Er moet een Wnb-ontheffing worden aangevraagd en dat is ook gebeurd. Het heeft geen toegevoegde waarde om het verkrijgen van die Wnb-toestemming als voorschrift aan de omgevingsvergunning te verbinden, aangezien de windturbine niet gerealiseerd kan worden zonder die toestemming.

De rechtbank begrijpt dat de bescherming van natuurgebieden en beschermde soorten van groot belang is voor eiseres, maar juridisch gezien kan de rechtbank in deze procedure niet diepgaand oordelen over de effecten op die gebieden. Die komen in de procedure op grond van de Wnb waarschijnlijk uitgebreider aan de orde. Een beschermde zone van 500 meter rondom een natuurgebied geldt in Nederland niet. Verder heeft eiseres veel rapporten ingediend, maar die zijn niet van zodanige aard dat de conclusie op voorhand moet zijn dat het plan niet uitvoerbaar is. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Nu de beroepsgronden van eiseres niet slagen, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzitter, en mr. drs. E.J. Govaers en mr. R.A. Karsten-Badal, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 17 november 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

ECLI:NL:RVS:2020:2867.

Zie bijvoorbeeld AbRS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787, en AbRS 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2748.

AbRS 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:295.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature