Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

HUUR

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/674 HUUR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 2 februari 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 17 september 2020 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de wijze van uitbetaling en/of verrekening van eerder toegekende voorschotten en terugvorderingen van huurtoeslag over het jaar 2019 en kindgebonden budget over het jaar 2012.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 juni 2022. Hierbij waren aanwezig eiseres, en [naam vertegenwoordiger 1] , [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] namens de Belastingdienst/ Toeslagen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij brief van 19 augustus 2020 bezwaar gemaakt tegen de wijze van uitbetaling en verrekening van eerder toegekende voorschotten en terugvorderingen van huurtoeslag over het jaar 2019 en kindgebonden budget over het jaar 2012.

2. In het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan eiseres medegedeeld dat het op grond van artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) niet mogelijk is in bezwaar te gaan tegen de uitbetaling en/of verrekening van de toeslagvoorschot(ten). Ter zitting heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegelicht dat bedoeld is het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Tegen deze niet-ontvankelijkverklaring staat beroep open bij de bestuursrechter.

3. Vervolgens is in het bestreden besluit uitleg gegeven over de wijze van uitbetaling en verrekening. Indien eiseres het niet eens is met deze uitleg, dient zij zich te wenden tot de burgerlijke rechter.

Geschil

4. In deze zaak (bij de bestuursrechter) is in geschil of eiseres ontvankelijk is in haar beroep tegen het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar.

Beoordeling rechtbank

5. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvan kelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

6. Vast staat dat de Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 17 september 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 29 oktober 2020.

7. Het beroepschrift is op 5 februari 2021 bij de rechtbank ontvangen en is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.

8. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres gesteld direct na ontvangst van de herziening medio september 2020 een bezwaarschrift te hebben ingediend.

9. Uit de bijlagen bij het aanvullend beroepschrift maakt de rechtbank op dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag huurtoeslag 2019 en tegen de vaststelling van het inkomen in de aanslag inkomstenbelasting 2019. Het eerste bekende beroepschrift tegen het bestreden besluit van 17 september 2020 is echter pas op 2 februari 2021 ingediend en op 5 februari 2021 ontvangen bij de rechtbank. Eiseres heeft geen reden gegeven waarom zij niet eerder een beroepschrift heeft ingediend. Daarmee is geen verontschuldiging gegeven voor dit verzuim.

Conclusie

10. Het beroep voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature