U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

WMO15

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/613 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 17 december 2019 (primaire besluit) heeft het college aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 28 november 2016 geen recht meer heeft op een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).

In het besluit van 23 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 5 april 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en zijn partner en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Feiten en omstandigheden

Eiser heeft sinds 25 april 2016 van het college de maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging op grond van de Wmo in de vorm van zorg in natura.

Op 22 juli 2019 heeft arts [naam arts] van de MO-Zaak aan het college advies uitgebracht met betrekking tot het wonen en het huishouden van eiser en zijn partner. De arts heeft bij hen een huisbezoek afgelegd en hen gezien. Hij concludeert dat voor eiser de lichte en zware huishoudelijke taken op hoogtes en laagtes dienen te worden overgenomen. Ook is eiser niet in staat om staand of lopend te stofzuigen of te dweilen. Met betrekking tot eisers partner rapporteert de arts dat zij klachten heeft van vermoeidheid voortkomend uit slecht slapen, de gehele taakbelasting met een dochter van 10 jaar met psychiatrische problematiek, die veel begeleiding en bijsturing nodig heeft, een partner waarvan zij ook taken moet overnemen en haar eigen gezondheidsklachten. Dit heeft allemaal effect op de tijd en energie die de partner nog over heeft voor het verrichten van huishoudelijke taken. De arts concludeert dat eisers partner een groot deel van de huishoudelijke taken kan verrichten. Zij is in staat om de lichte huishoudelijke taken te verrichten; de zware taken kan zij beperkt verrichten als zij aanhoudend kracht moet zetten. Stofzuigen en het schrobben van sanitair en keuken zijn te belastend. Het opmaken van de bedden lukt alleen met hulp.

In een besluit van 22 augustus 2019 heeft het college eisers hulp bij het huishouden verlengd tot en met 30 september 2024. Het college stelt dat uit het advies van [naam arts] is gebleken dat eiser en zijn partner niet het gehele huishouden kunnen verrichten. Eiser is onvoldoende in staat om lichte en zware huishoudelijke taken uit te voeren. Zijn partner kan de zware taken niet uitvoeren. Deze worden overgenomen door de Wmo.

Met het primaire besluit heeft het college aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 28 november 2016 geen recht meer heeft op een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging op grond van de Wmo. Eisers partner is gaan werken als huishoudelijke hulp bij anderen. Uit onderzoek is gebleken dat zij deze werkzaamheden, tegen betaling, in ieder geval vanaf 28 november 2016 tot en met 6 december 2019 heeft verricht. Hieruit concludeert het college dat eisers partner in staat is om ten aanzien van de huishoudelijke taken gebruikelijke hulp te verlenen. Eiser heeft niet bij het college gemeld dat zijn partner buitenshuis werkzaam is als huishoudelijke hulp. Daardoor heeft hij de inlichtingenplicht geschonden.

Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.

Met het bestreden besluit heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard. Het college stelt dat uit onderzoek is gebleken dat eisers partner in verschillende jaren en periodes buitenshuis werkzaamheden heeft verricht als huishoudelijke hulp. Eiser heeft deze werkzaamheden niet bij het college gemeld en daardoor de inlichtingenplicht geschonden. Verondersteld mag volgens het college worden dat degene die de partner van eiser inschakelde als huishoudelijke hulp dit deed om de zware huishoudelijke taken uit te voeren. Het college gaat er daarom van uit dat dat zij zware huishoudelijke taken (eventueel gefaseerd) kan verrichten en gebruikelijke hulp kan leveren.

2. Beroepsgronden

Eiser stelt dat uit de medische rapportage van arts [naam arts] die ten grondslag ligt aan het meest recente besluit tot toekenning van hulp bij het huishouden blijkt dat eiser onvoldoende in staat is om lichte en zware huishoudelijke taken uit te voeren en dat zijn partner niet in staat is zware taken uit te voeren. De zware taken dienen daarom door de Wmo te worden overgenomen. Op basis van de onderzoeksbevindingen heeft het college niet kunnen vaststellen dat eisers partner met ingang van 28 november 2016 gebruikelijke hulp thuis kan verlenen. Niet is gebleken en onvoldoende is onderzocht dat zijn partner daadwerkelijk de (zware) huishoudelijke taken thuis op zich kan nemen en gebruikelijke hulp kan verlenen.

3. Wettelijk kader

Het toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

4. Oordeel van de rechtbank

Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het college op goede gronden de aan eiser toegekende maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging met ingang van 28 november 2016 heeft ingetrokken.

Het college heeft eisers maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging ingetrokken omdat eisers partner met ingang van die datum elders huishoudelijke hulp heeft verleend. Het college gaat er van uit dat deze werkzaamheden zware huishoudelijke taken betroffen. Eisers partner zou deze taken ook thuis hebben kunnen verrichten waardoor er sprake is van gebruikelijke hulp en er geen recht bestaat op de maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging.

Eiser betwist dat zijn partner elders zware huishoudelijke taken verrichtte. Dat kon zij ook niet. Dat is door arts [naam arts] bevestigd. [naam arts] heeft namelijk geconcludeerd dat eisers partner niet in staat is de zware huishoudelijke taken te verrichten. Ter zitting heeft eisers partner verklaard dat zij elders bijvoorbeeld de was deed, iets afnam met een doekje en het toilet schoonmaakte. Maar zij deed geen zware huishoudelijke taken, zoals de badkamer schoonmaken.

De rechtbank stelt voorop dat het in het algemeen gebruikelijk is dat een huishoudelijke hulp wordt ingehuurd voor juist de zwaardere huishoudelijke taken, zoals stofzuigen en het schoonmaken van toilet en badkamer. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt, middels stukken of verklaringen, dat dat voor wat betreft de huishoudelijke werkzaamheden van zijn partner elders anders was. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook mogen veronderstellen dat eisers partner elders zware huishoudelijke taken deed.

Bovendien valt de verklaring van eisers partner ter zitting niet te rijmen met haar eerdere verklaring dat zij op verschillende adressen per keer 3 à 4 uur werkzaam was. Gelet op de duur van deze werkzaamheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat die alleen bestonden uit wasverzorging, wat afnemen met een doekje en het schoonmaken van het toilet.

Met betrekking tot de conclusies van [naam arts] overweegt de rechtbank als volgt. [naam arts] heeft geconcludeerd dat eisers partner zware taken beperkt kan verrichten en dus niet dat zij in het geheel geen zware taken kan verrichten, zoals eiser stelt. Daarnaast betreffen de conclusies van [naam arts] een inschatting van de beperkingen en mogelijkheden op basis van de aandoeningen en problematiek, van het eigen verhaal van eisers partner en van hetgeen hij op dat moment heeft waargenomen. Dat laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat de praktijk en de feitelijke mogelijkheden, zoals in dit geval, anders kunnen zijn.

Omdat eiser geen melding heeft gemaakt van de huishoudelijke werkzaamheden van zijn partner elders heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. Gelet op het bepaalde in artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo is vervolgens de vraag of verstrekking van de juiste gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid. De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen stellen dat als hij had geweten dat eisers partner elders huishoudelijke werkzaamheden verrichtte, hij een ander besluit zou hebben genomen; dat hij dan de maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging zou hebben ingetrokken. Het college was bevoegd tot intrekking van die maatwerkvoorziening over te gaan en hij heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken.

5. Conclusie

De intrekking van eisers maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging met ingang van

28 november 2016 houdt stand. Het beroep is ongegrond.

Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 26 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: Wettelijk kader

WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 1.1. 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

Artikel 1.2. 1

Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:

a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie,

Artikel 2.3. 5

3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3. 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Artikel 2.3. 8

1. De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3. 5 of 2.3.6.

Artikel 2.3. 10

1. Het college kan een beslissing als bedoeld in artikel 2.3. 5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid,

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen,

c. de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten,

d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden,

e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING BREDA 2018

Artikel 2. 9

1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet is de cli ënt verplicht het college te informeren over alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot het heroverwegen van een besluit.

2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is;

d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of;

e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

Artikel 4. 3

1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de:

a. beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke of voorliggende voorzieningen dan wel algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen;


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature