U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

AW

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/5691 AW

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. W. de Klein,

en

De korpschef van politie, verweerder,

en

de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid), (Staat).

Procesverloop

In het besluit van 13 december 2017 (primair besluit) heeft de korpschef de aanvraag van eiseres om plaatsing in de functie van Senior GGP of Senior Tactische Opsporing afgewezen.

In het besluit van 2 juli 2018 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

Naar aanleiding van het verzoek van eiseres om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter heeft de rechtbank de Staat als derde-partij aangemerkt.

De geplande mondelinge behandeling op de zitting van 19 augustus 2020 heeft geen doorgang kunnen vinden.

Het beroep is, gelijktijdig met de zaak van een collega van eiseres, [naam collega eiseres] (met zaaknummer BRE 18/5692 AW), besproken op de zitting van de rechtbank op 14 april 2021. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot. Tevens is verschenen [naam getuige] als getuige. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.H.AM. Dassen en mr. L. Stové.

Overwegingen

De feiten

1. Eiseres is in dienst van de toenmalige politieregio Midden- en West Brabant werkzaam geweest in de functie van Medewerker Thematische Recherche bij de Unit Vreemdelingenpolitie.

In het kader van de personele reorganisatie van de Nationale Politie is eiseres in een besluit van 16 december 2013 per 1 januari 2012 overgegaan in de LFNP-functie Medewerker Tactische Opsporing, Vakgebied Tactische Opsporing (schaal 6).

In een besluit van 10 juni 2016 is eiseres met ingang van 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en is zij per die datum herplaatst in de functie Generalist GGP, Vreemdelingen, gewaardeerd op schaal 7, in de formatie van de eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Vreemdelingenpolitie, Handhaving en Toezicht.

Op 10 augustus 2017 heeft eiseres de korpschef gevraagd om haar definitief te plaatsen in de LFNP-functie Senior GGP dan wel Senior Tactische opsporing, beide met het Werkterrein Vreemdelingen (schaal 8). Zij heeft zich beroepen op de “Notitie tijdelijke tewerkstellingen in fase 2” van 20 september 2016 (Notitie), de “Aanvulling werkinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juli 2016” (Aanvulling) van 7 december 2016 en de “Werkinstructie Tijdelijke tewerkstelling/waarneming langer dan 3 jaar na 1 juli 2016” van 4 april 2017 (Werkinstructie). Eiseres heeft gemotiveerd uiteengezet dat zij voldoet aan alle voorwaarden die in de Notitie en in de aanvullingen worden gesteld.

In het primaire besluit heeft de korpschef dat verzoek afgewezen. Naar aanleiding van het bezwaar tegen het primaire besluit is eiseres, met haar collega [naam collega eiseres] , gehoord tijdens een hoorzitting op 11 april 2018. Tijdens een hoorzitting op 8 mei 2018 is hun leidinggevende [naam leidinggevende] gehoord.

De afwijzing van het verzoek tot plaatsing in de LFNP-functie Senior GGP dan wel Senior Tactische opsporing is gehandhaafd bij het bestreden besluit. De feitelijke werkzaamheden van eiseres komen niet in overwegende mate overeen met de niveaubepalende elementen van de door haar gewenste LFNP-functie van Senior GGP of Senior Tactische Opsporing. Het feit dat zij (een aantal van) deze feitelijke werkzaamheden eerder heeft overgenomen van een senior medewerker, maakt dit niet anders. De verrichte feitelijke werkzaamheden passen volgens de korpschef binnen de kaders van haar formele LFNP-functie van Generalist GGP.

Wettelijk kader

2. Op grond van artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, van de regels afwijken indien de toepassing van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat.

De korpschef heeft, invulling gevend aan de in artikel 55v van het Barp gegeven bevoegdheid om de hardheidsclausule toe te passen, in overleg met de politievakbonden ten aanzien van enkele groepen ambtenaren regels ontwikkeld waardoor die ambtenaren geplaatst konden worden in de functie die zij feitelijk vervulden. De regels zijn beschreven in de Notitie, aangevuld met de Aanvulling.

De Notitie en de Aanvulling vormen aldus een uitwerking van de in artikel 55v van het Barp neergelegde hardheidsclausule voor die situaties dat een medewerker gedurende fase 1 van de reorganisatie (dus tot juli 2016) gedurende een periode van drie jaar tijdelijk was tewerkgesteld in een andere functie. Om in aanmerking te komen voor plaatsing op de gewenste functie dient aan vier cumulatieve criteria te worden voldaan:

De betrokkene dient de door hem gevraagde LFNP-functie gedurende minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2016 ononderbroken uit te hebben geoefend. De vraag of de gewenste functie daadwerkelijk is uitgevoerd moet worden beantwoord aan de hand van de niveaubepalende elementen van die functie. Noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Deze zijn omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie van de betreffende LFNP-functie’;

De tewerkstelling dient schriftelijk te kunnen worden onderbouwd door de medewerker;

De gewenste functie moet zijn ingericht in de nieuwe formatie. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die vanuit het bedrijfsvoeringsbelang ook na de reorganisatie worden gecontinueerd;

Het functioneren van de medewerker dient voldoende te zijn.

In aanvulling hierop biedt de Werkinstructie de mogelijkheid tot plaatsing in de gewenste functie voor gevallen waarin de periode van drie jaar onafgebroken uitoefenen van een andere functie wordt bereikt na 1 juli 2016, maar voor 1 juli 2017.

Het geschil

3. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres een geslaagd beroep toekomt op de Notitie en Aanvulling en of er op deze grond aanleiding bestaat om haar te plaatsen op de door haar gewenste functie van Senior GGP of Senior Tactische Opsporing. Partijen worden verdeeld gehouden door de vraag of eiseres in overwegende mate heeft voldaan aan het verrichten van de niveaubepalende elementen in deze functies.

4. Eiseres voert aan dat zij wel in overwegende mate de niveaubepalende elementen van de functie Senior GGP dan wel Senior Tactische Opsporing heeft verricht. Op de afdeling AVIM zijn 8 medewerkers als Senior GGP werkzaam (aangesteld in de LFNP-functie). Vier van deze seniors hebben een getuigenverklaring afgelegd waaruit volgt dat zij slechts in beperkte mate de niveaubepalende elementen zoals genoemd in de ‘kern van de functie’ van een Senior GGP daadwerkelijk uitvoeren. Kennelijk is verweerder met eiseres van oordeel dat zij de (afwijkende) werkzaamheden, zoals door haar met diverse bewijsstukken is onderbouwd, ook daadwerkelijk heeft verricht. Dit betekent dat alleen nog in geschil is de kwalificatie van de daadwerkelijk door eiseres verrichte werkzaamheden in het licht van de kern van de functie van Senior GGP. Uit de Nota van Toelichting bij artikel 3 van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) blijkt dat afwijkende werkzaamheden zowel impliciet als expliciet door verweerder opgedragen kunnen zijn. De afwijkende werkzaamheden zijn op zijn minst gesteld impliciet opgedragen nu de verschillende leidinggevenden hiermee genoegzaam bekend waren. Eiseres heeft telkens aangegeven dat zij veel werkzaamheden heeft overgenomen van meerdere seniors nadat deze de politie hebben verlaten. De taken die zij overnam, waren onderdeel van het takenpakket van een senior.

Verder heeft eiseres aangevoerd dat zij in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de verklaring van de leidinggevende, terwijl zij eerder, in strijd met artikel 4:7 van de Awb , niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het voornemen om haar aanvraag af te wijzen. De korpschef stelt niet gehouden te zijn op alle gronden of argumenten in te gaan en zich te mogen beperken tot de kern. Dat standpunt acht eiseres in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb ; er dient een integrale heroverweging plaats te vinden. Verder heeft eiseres aangevoerd dat haar aanvraag en de bezwaarprocedure kennelijk deels zijn verward met die van haar collega [naam collega eiseres] , blijkens de door verweerder overgelegde stukken.

5. Verweerder stelt dat uit de door eiseres overgelegde documenten niet is gebleken dat zij vanaf 1 juli 2013 het samenstel van werkzaamheden overeenkomend met de functie van Senior GGP of Senior Tactische Opsporing, werkterrein Vreemdelingen, heeft verricht. Eiseres heeft niet aan de niveaubepalende elementen van de gewenste functie(s) voldaan. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres zich heeft bezig gehouden met zaakscoördinatie, het uitoefenen van de rol van mentor/coach en het opbouwen van nieuwe (werkterreingerelateerde) netwerken.

Beoordeling door de rechtbank

Procedureel

6.1

Met eiseres acht de rechtbank het onzorgvuldig dat haar leidinggevende [naam leidinggevende] is gehoord zonder dat eiseres daarbij aanwezig was en zonder dat eiseres daarna in de gelegenheid is gesteld op de verklaring van haar leidinggevende te reageren. Dat had wel moeten gebeuren. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb , aangezien eiseres in de beroepsfase de gelegenheid heeft gehad om op die verklaring te reageren en zij dit ook heeft gedaan, zodat zij niet in haar belangen is geschaad.

6.2

Anders dan eiseres, acht de rechtbank het bestreden besluit niet in strijd met artikel 7:11 van de Awb. Op grond van dat artikel dient een volledige heroverweging van het primaire besluit plaats te vinden aan de hand van het bezwaar. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder dat ook heeft gedaan. Dat verweerder in het bestreden besluit niet alle door eiseres aangevoerde feitelijke werkzaamheden in detail heeft genoemd en besproken, maakt niet dat er sprake is van een gebrek op dit punt. Uit het bestreden besluit blijkt immers dat verweerder van die werkzaamheden wel kennis heeft genomen en heeft betrokken bij het nemen van het bestreden besluit.

6.3.

Eiseres heeft verder aangevoerd dat er bij haar aanvraag en in de bezwaarprocedure stukken zijn verwisseld in haar zaak en die van haar collega [naam collega eiseres] . De rechtbank constateert dat, hoewel de onjuiste toezending van stukken slordig is te achten, dit manco is hersteld door een volledige heroverweging op basis van de juiste stukken in het bestreden besluit, zodat dit niet kan leiden tot een gegrond beroep.

Inhoudelijk

6.4

De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het beroep ook ziet op de door eiseres gewenste plaatsing in de functie van Senior Tactische Opsporing. De rechtbank constateert dat eiseres haar standpunt dat zij in aanmerking zou komen voor plaatsing in deze functie in het geheel niet heeft onderbouwd. Reeds om die reden heeft deze beroepsgrond geen kans van slagen en zal deze niet verder worden besproken.

De rechtbank zal de verdere beoordeling dan ook beperken tot de gewenste functie van Senior GGP.

6.5

In de kern dient de vraag te worden beantwoord of, door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden, in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de gewenste functie van Senior GGP. Ter zitting heeft gemachtigde van eiseres erkend dat zijn eerdere beroepsgrond, dat er sprake is van ‘in overwegende mate’ indien er wordt voldaan aan meer dan vijftig procent van de niveaubepalende elementen, inmiddels is achterhaald door de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, zodat deze grond geen bespreking meer behoeft.

6.6

De niveaubepalende elementen zijn omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie van de betreffende LFNP-functie’. De kern van de functie van door eiseres gewenste functie van Senior GGP betreft blijkens de LFNP-beschrijving het volgende:

‘De Senior GGP draagt bij aan de handhaving van de openbare orde en aan veiligheid en leefbaarheid door het – in het kader van voorbereiding, mede aan de hand van beschikbare formats – opstellen van plannen van aanpak voor de uitvoering van (werkterreingerelateerde) operationele politietaken en voor de aanpak van (werkterreingerelateerde) veiligheidsproblematiek. Hij verricht zaakscoördinatie en voert daarnaast zelfstandig (werkterreingerelateerde) operationele politietaken uit. De senior GGP bouwt en onderhoudt (nieuwe) (werkterreingerelateerde) netwerken ten behoeve van gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek en maakt uitvoeringsafspraken. De Senior GGP doet voorstellen vanuit de uitvoeringspraktijk ter verbetering van de aanpak van (werkterreingerelateerde) aanpak van veiligheidsproblematiek en in de uitvoering van operationele politietaken en implementeert vastgestelde verbeteringen. De Senior GGP bevordert als mentor de professionaliteit van collega’s.’

6.7

Partijen zijn het erover eens dat er drie niveaubepalende elementen te onderscheiden zijn, namelijk (1) zaakscoördinatie, (2) het opbouwen van nieuwe (werkterreingerelateerde) netwerken en (3) het uitoefenen van de rol van mentor/coach.

6.8

Uit de LFNP-functieomschrijving van de functie van Senior GGP blijkt dat onder ‘zaakscoördinatie’ het volgende wordt verstaan: ‘Het organiseren en aansturen van de uitvoering van vastgestelde plannen van aanpak, zodat de uitvoering van veiligheidsmaatregelen efficiënt en effectief verloopt. Dit houdt mede in:

het – in afstemming met de leidinggevende – vertalen van de in het vastgestelde plan van aanpak benoemde collectieve activiteiten en resultaten naar individuele werkafspraken (concretisering in individuele activiteiten en resultaten) en van:

het bewaken van de voortgang van de (individuele) werkafspraken, het in dat kader voeren van voorgangsgesprekken met betrekking tot de kwalitatief en kwantitatief geleverde prestaties in relatie tot de gemaakte uitvoerings-/randvoorwaardelijke afspraken met de hem toegewezen mensen, en;

het informeren van de leidinggevende ten behoeve van het maken van resultaat- en ontwikkelafspraken, functionering en beoordeling.’

Eiseres heeft aangevoerd dat het voor haar niet mogelijk is in volle omvang aan het niveaubepalende element ‘zaakscoördinatie’ te voldoen. Verweerder heeft ervoor gekozen om op de afdeling AVIM waar zij werkzaam is, niet met plannen van aanpak te werken en zaakscoördinatie vloeit daar ten dele uit voort. Dit betekent dat ‘zaakscoördinatie’ buiten haar toedoen niet in de volle omvang kan worden uitgeoefend. Uit de door haar gegeven omschrijving van werkzaamheden blijkt dat zij verder wel voldoet aan dit niveaubepalend element. Het feit dat eiseres onweersproken op de hoorzitting heeft gesteld dat zij als coördinator een hogere autorisatie heeft voor het systeem dan de louter uitvoerende collega’s is meer dan voldoende bewijs dat zij zaakscoördinatie heeft verricht.

Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond zaakscoördinatie, zoals in de functieomschrijving beschreven, te hebben verricht. Verweerder heeft onweersproken toegelicht dat er wel degelijk plannen van aanpak zijn opgesteld, namelijk door leidinggevenden en Operationeel specialisten A. Ook ten behoeve van door anderen opgestelde plannen van aanpak kan zaakscoördinatie worden verricht. De door eiseres opgesomde werkzaamheden zijn niet aan te merken als zaakscoördinatie. Weliswaar verdeelde eiseres het werk dat binnenkwam over haar collega’s, maar dat is wat anders dan het verrichten van zaakscoördinatie, waarbij, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, binnen één zaak wordt gecoördineerd wie wat doet.

6.9

Ook aan het niveaubepalende element ‘het opbouwen van nieuwe (werkterreingerelateerde) netwerken’ is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. Uit de LFNP-functieomschrijving van de functie van Senior GGP blijkt dat onder ‘netwerken’ wordt verstaan: “het opbouwen en onderhouden van (nieuwe) (werkterreingerelateerde) netwerken ten behoeve van een gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek en het maken van uitvoeringsafspraken, zodat de effectiviteit en efficiëntie van de uitvoering van de operationele politietaken en van aanpak van (werkterreingerelateerde) veiligheidsproblematiek wordt verhoogd.”

Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat zij zelf netwerken heeft opgezet met betrekking tot schijnhuwelijken. Ook heeft zij deelgenomen aan landelijke vak-/taakgroepen. Zij acht het veelzeggend dat zij de enige generalist is die aan deze taakgroepen deelneemt en dat de andere deelnemers allemaal een functie op een hoger niveau hebben (in de regel uitstijgend (ver) boven het niveau van senior).

Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de door eiseres overgelegde voorbeelden niet blijkt dat zij netwerken heeft opgezet en onderhouden zoals in de functiebeschrijving is bedoeld. Wel blijkt dat zij heeft deelgenomen aan bestaande netwerken en binnen die kaders overleg heeft gevoerd, maar dat is iets anders dan het zelfstandig opbouwen en onderhouden van een netwerk. Eiseres heeft zich onder meer beroepen op een gespreksverslag van 22 april 2016. Daaruit blijkt weliswaar dat zij een afspraak heeft gepland met een aantal deelnemers, maar daaruit blijkt niet dat er sprake is geweest van het opbouwen van een netwerk dat vervolgens is onderhouden.

6.10

Ten aanzien van het ‘vervullen van de rol van mentor/coach’ overweegt de rechtbank als volgt. Uit de LFNP-functieomschrijving van de functie van Senior GGP blijkt dat hieronder wordt verstaan: “het coachen en overdragen van kennis en vaardigheden als mentor; het vanuit de praktijk formuleren van aanbevelingen voor en over de vakvolwassenheid, zodat de professionaliteit wordt bevorderd.” De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat eiseres veel collega’s heeft opgeleid, met name in het systeem ‘PSHV’. Zij heeft hiervoor onder meer zelf een cursus geschreven aan de hand waarvan zij nieuwe medewerkers van AVIM opleidde, maar ook de kennis van zittende medewerkers bijspijkerde. Zij heeft daarnaast een syllabus ontwikkeld als naslagwerk en een controlelijst opgesteld waarmee het voor collega’s duidelijk is welke acties op welk moment moeten worden genomen. Ook instrueert zij collega’s hoe te handelen in geval van een foutmelding door het systeem.

Ter zitting is namens verweerder te kennen gegeven dat van de hier in geding zijnde niveaubepalende elementen, deze het ‘lastigst te beoordelen’ is. Verweerder heeft in de loop der tijd (en procedures) moeten constateren dat ook de generalist nieuwe collega’s bij de hand neemt en ze inwerkt, en dat de grens tussen ‘inwerken’ en ‘het mentorschap van de senior’ lastig te trekken is. Verweerder heeft de grens getrokken bij het hebben van de verantwoordelijkheid van het mentorschap. Dat eiseres collega’s heeft opgeleid op een gebied waar zij specifiek veel kennis van heeft, wil niet zeggen dat zij op dat gebied als senior, als mentor fungeerde. PSHV betreft een applicatie waarmee uitvoerend werk wordt verricht, terwijl het werkveld van een senior veel breder is. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Dat eiseres collega’s inhoudelijk inwerkte in het systeem, maakt niet dat er gesproken kan worden van ‘mentorschap’ als bedoeld in de functieomschrijving van de Senior GGP.

6.11

Het standpunt van eiseres dat geen van de seniors uit haar team voldoet aan de niveaubepalende elementen van de functie Senior GGP c.q. dat eiseres hetzelfde werk deed als de eerder aangestelde en als zodanig werkzame seniors, is voor de huidige beoordeling niet relevant. Het gaat er niet om of de feitelijke werkzaamheden van eiseres overeenkomen met die van degenen die deze functie reeds uitoefenen, maar of haar feitelijke werkzaamheden voldoen aan de niveaubepalende elementen van de gewenste functie. Dat is niet het geval. De situatie van de ‘zittende’ senioren is anders dan die van eiseres. Deze zijn horizontaal overgegaan en hoeven, hoe wrang ook voor eiseres, niet aan te tonen dat zij aan niveaubepalende elementen voldoen. Voor zover eiseres heeft bedoeld een beroep op het gelijkheidsbeginsel te doen, slaagt dat beroep niet.

Tussenconclusie

6.12

Verweerder heeft dan ook op goede gronden geconcludeerd dat eiseres niet in overwegende mate heeft voldaan aan de hiervoor genoemde niveaubepalende elementen van de functie Senior GGP en Senior Tactische Opsporing. De handhaving van de afwijzing van de aanvraag tot plaatsing in deze functies in het kader van de Notitie kan in rechte stand houden. De rechtbank is ook niet gebleken van onbillijkheden van overwegende aard, op grond waarvan de korpschef, met toepassing van artikel 55v van het Barp - buiten de Notitie en de Aanvulling om – toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Verzoek om schadevergoeding

7.1

Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens eiseres is die termijn overschreden.

7.2

De vraag of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van de betrokkene, zoals ook uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens naar voren komt. In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd. De hiervoor genoemde omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. In beginsel is een vergoeding gepast van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.

7.3

Voor deze zaak betekent dit het volgende. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift van eiseres op 23 januari 2018 tot aan deze uitspraak (26 mei 2021) is een termijn van 3 jaar en 4 maanden verstreken. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om een redelijke termijn van meer dan twee jaar gerechtvaardigd te achten. Dit betekent dat de redelijke termijn met 1 jaar en 4 maanden is overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.500,-. De overschrijding is volledig toe te rekenen aan de fase in beroep en daarmee aan de Staat der Nederlanden.

Conclusie

8 Gelet op het hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. De toekenning van immateriële schadevergoeding maakt dat niet anders. Wel bestaat om die reden recht op proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.

Proceskosten

9.1

Gelet op hetgeen is overwogen onder 6.1 zal de rechtbank bepalen dat de korpschef aan eiseres het door haar betaalde griffierecht moet vergoeden. Ook zal de rechtbank de korpschef vanwege dit gebrek veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De korpschef wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden.

Deze kosten stelt de rechtbank in totaliteit vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1).

9.2

De rechtbank ziet in de toekenning van schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn - waarvoor in het kader van de proceskostenveroordeling een wegingsfactor 0,5 wordt gehanteerd - aanleiding de Staat der Nederlanden te veroordelen in de helft van de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep ongegrond;

draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden;

veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-;

veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-;

veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade ten bedrage van € 1.500,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. A.G.J.M. de Weert en mr. C.E.M. Marsé, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 26 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature