Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding tot ontruiming van de huurwoning. Huurder verhuurt de woning onder zonder toestemming van de verhuurder en verblijft zelf in de bijbehorende berging.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/387935 / KG ZA 21-344

Vonnis in kort geding van 28 september 2021

in de zaak van

de stichting

STICHTING WONENBREBURG,

gevestigd te Breda,

eiseres,

advocaat mr. C.P. van den Berg te Leiden,

tegen

1 [ gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

niet verschenen,

en

2 [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

verschenen in persoon.

Partijen zullen hierna Stichting Wonenbreburg, [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 23 juli 2021 met producties;

de brief van 7 september 2021 zijdens Stichting Wonenbreburg met producties;

de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 14 september 2021;

het tijdens de behandeling tegen [ gedaagde 1] verleende verstek

de pleitnota van Stichting Wonenbreburg met producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil

2.1.

Stichting Wonenbreburg vordert:

[ gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen de woning inclusief de berging, staande en gelegen te ( [adres] (verder te noemen: het gehuurde), te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;

[ gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van de huurachterstand tot en met juli 2021, alsmede tot betaling van kosten in verband met illegale stort, te vermeerderen met de wettelijke rente;

[ gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van contractuele boetes;

[ gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van de gebruiksvergoeding, de proceskosten en de nakosten.

2.2.

[ gedaagde 1] is niet verschenen.

2.3.

[gedaagde 2] voert verweer.

3 De beoordeling

3.1.

Tussen partijen staat het volgende vast:

op 17 januari 2021 is er tussen Stichting Wonenbreburg en [ gedaagde 1] een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het gehuurde. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Stichting Wonenbreburg van toepassing (versie 1 februari 2015);

op 22 april 2021 bericht de gemeente Tilburg aan Stichting Wonenbreburg dat er een controle heeft plaatsgevonden op het adres van het gehuurde en dat [gedaagde 2] daar is aangetroffen. Hij verklaarde aan de medewerker van de gemeente Tilburg en de politie dat hij het gehuurde sinds twee maanden huurt van [ gedaagde 1] ;

vanaf 23 april 2021 is [ gedaagde 1] aangesproken op het feit dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde niet heeft en dat hij het gehuurde zonder toestemming van Stichting Wonenbreburg onderverhuurt;

vanaf 28 april 2021 is [gedaagde 2] aangesproken op het feit dat hij onderhuurt, terwijl daar geen toestemming voor is gegeven;

op 19 augustus 2021 is bij de politie een melding gemaakt van het feit dat [ gedaagde 1] woont in de bij het gehuurde behorende kelderbox.

3.2.

Stichting Wonenbreburg stelt dat [ gedaagde 1] tekortkomt in de nakoming van zijn huurovereenkomst, nu hij niet meer het woongedeelte van het gehuurde bewoont, maar de berging (die hij dus in strijd met de bestemming bewoont). Vervolgens heeft hij het woongedeelte van het gehuurde zonder toestemming onderverhuurd aan [gedaagde 2] . Op grond van dit laatste is [ gedaagde 1] de contractuele boete verschuldigd geworden. Ondanks sommatie daartoe heeft [ gedaagde 1] de onrechtmatige situatie niet opgeheven en thans worden diverse klachten ontvangen van stank en vervuiling in (de omgeving van) de berging. Tot slot is een aanzienlijke huurachterstand ontstaan over de periode april tot en met juli 2021. Met betrekking tot [gedaagde 2] voert Stichting Wonenbreburg aan dat hij zonder recht of titel in het gehuurde woont. Het woongedeelte van het gehuurde is immers zonder toestemming aan hem onderverhuurd. Hij is daar diverse keren op aangesproken. Niet is gebleken dat [gedaagde 2] de woning vrijwillig wil verlaten. Stichting Wonenbreburg heeft gelet op het voorgaande dan ook belang bij de door haar gevorderde ontruiming. Het spoedeisend belang is gelegen in de ernst van de situatie en dat het gehuurde op dit moment op illegale wijze wordt onttrokken aan het woningzoekendensysteem.

3.3.

[ gedaagde 1] is, hoewel behoorlijk gedagvaard met inachtneming van de voorgeschreven termijn en formaliteiten, niet ter terechtzitting verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd of om uitstel verzocht; daarop is tegen [ gedaagde 1] verstek verleend. Gelet op het bepaalde in artikel 140 lid 2 Rv geldt dit vonnis niettemin als een vonnis op tegenspraak tegen [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

3.4.

[gedaagde 2] voert aan dat [ gedaagde 1] tegen hem heeft gezegd dat sprake was van een koopwoning. Hij heeft in goed vertrouwen de woning van [ gedaagde 1] aangenomen. Hij heeft ook een waarborgsom en huur betaald. Op enig moment is hij door Stichting Wonenbreburg en de politie gewaarschuwd dat hij het gehuurde zou moeten verlaten. Stichting Wonenbreburg heeft hem gedurende dat traject niet de kans gegeven te onderzoeken welke (juridische) stappen hij wenste te nemen, maar hem onder bedreiging van diverse consequenties opgejaagd om te vertrekken. Hij heeft daarop besloten in het gehuurde te blijven en de zaak voor de rechter te laten komen. Hij wijst de voorzieningenrechter erop dat hij zich altijd als goed huurder heeft gedragen. Diverse brieven zijn door hem niet ontvangen, nu [ gedaagde 1] de post achterhield.

3.5.

Op het verweer van [gedaagde 2] voert Stichting Wonenbreburg aan dat [gedaagde 2] niet is opgejaagd, maar dat hij wel is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn gedrag. Alle stukken heeft hij ontvangen, nu deze persoonlijk aan hem zijn overhandigd of per e-mail aan hem zijn toegezonden.

3.6.

In deze procedure dient te worden beoordeeld of Stichting Wonenbreburg een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen en of aannemelijk is dat de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, alsmede tot betaling van de gevorderde bedragen, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.

3.7.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang is gelegen in de aard van de zaak. Immers, de feitelijke situatie wordt niet weersproken, zodat sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Er is dan ook voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.

3.8.

Met betrekking tot [ gedaagde 1] overweegt de voorzieningenrechter dat niet is betwist dat de gestelde tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst juist zijn. Het voorgaande betekent dat voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure de kantonrechter zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. Dientengevolge is voldoende aannemelijk dat gelijkluidende vorderingen als de onderhavige eveneens zullen worden toegewezen in een bodemprocedure. Het voorgaande geldt ook voor de betaling van de gevorderde bedragen. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorzieningen dan ook toewijzen.

3.9.

Met betrekking tot [gedaagde 2] overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde 2] niet heeft weersproken dat sprake is van onderhuur zonder toestemming van Stichting Wonenbreburg. Nu aannemelijk is geworden dat de huurovereenkomst tussen Stichting Wonenbreburg en [ gedaagde 1] in de bodemprocedure zal worden ontbonden, is aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure komt vast te staan dat [gedaagde 2] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. Dat hij is voorgelogen door [ gedaagde 1] maakt dit niet anders. Ook de vordering tot ontruiming is jegens hem toewijsbaar.

3.10.

De stelling zijdens [gedaagde 2] , dat hij in het buitengerechtelijke traject door Stichting Wonenbreburg is voorgelogen, bedreigd en opgejaagd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, voor zover dit juist is (de stelling wordt gemotiveerd betwist door Stichting Wonenbreburg) doet dit niet af aan het feit dat [gedaagde 2] het gehuurde zonder recht of titel bewoont.

3.11.

De gevorderde vergoeding van € 433,51 per maand voor het gebruik van de woning is eveneens toewijsbaar. Voor [ gedaagde 1] betreft dit bedrag huur tot het moment dat de overeenkomst tussen partijen wordt ontbonden/opgezegd en daarna als gebruiksvergoeding. Voor [gedaagde 2] heeft de vergoeding te gelden als schadevergoeding wegens het onrechtmatig handelen (zonder recht of titel in de woning verblijven).

3.12.

[ gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Wonenbreburg worden begroot op:

- betekening oproeping € 123,57

- griffierecht 2.076,00

- salaris advocaat 656,00

Totaal € 2.855,57

3.13.

De gevorderde nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

4 De beslissing

De voorzieningenrechter

4.1.

veroordeelt [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning en de bijbehorende berging, staande en gelegen te [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Stichting Wonenbreburg zijn, en de sleutels af te geven aan Stichting Wonenbreburg,

4.2.

[ gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van:

een bedrag van € 2.166,54 aan huurachterstand tot en met juli 2021 en kosten in verband met illegale stort, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de factuurdata tot de dag van de algehele voldoening,

een bedrag van € 2.500,00 aan contractuele boete, te vermeerderen met een bedrag van € 50,00 per dag voor iedere dag dat de illegale onderhuur voortduurt vanaf 1 maart 2021 met een maximum van € 15.000,00,

4.3.

[ gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van de huur/gebruiksvergoeding van € 433,51 per maand of gedeelte daarvan vanaf 1 augustus 2021 tot de dag van de feitelijke ontruiming van het gehuurde,

4.4.

veroordeelt [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Wonenbreburg tot op heden begroot op € 2.832,57,

4.5.

veroordeelt [ gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

4.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

4.7.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Koch en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.

type: BF

coll: KK


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature