Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verkrachting binnen het huwelijk. Gereformeerde geloofsgemeenschap. Proceshouding. Strafmaat.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02-219201-20

vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2021

in de strafzaak tegen

[Verdachte]

geboren op [Geboortedag] 1990 te [Geboorteplaats] ,

wonende te [Adres]

raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 april 2021 en 13 augustus 2021 waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn ex-vrouw gedurende hun huwelijk meerdere malen heeft verkracht.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde in de vorm van dwang via andere feitelijkheden. Verdachte heeft een dwangmatige seksuele behoefte en nam gedurende het huwelijk geen genoegen met het antwoord “nee” van zijn toenmalige echtgenote. Door uitoefening van druk, controle en macht heeft hij haar gedwongen tot seks.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte middels

een ‘andere feitelijkheid’, bestaande uit het uitoefenen van psychisch/geestelijk overwicht, aangeefster heeft gedwongen tot seks.

Verdachte heeft aangeefster ook tegen haar wil vastgehouden. Er kan niet worden bewezen dat verdachte fysiek geweld zoals slaan en schoppen heeft gebruikt. De verdediging voert verder aan dat de ten laste gelegde periode moet worden ingekort omdat verdachte pas vanaf het moment van de zwangerschap van [Naam dochter] , te weten 1 december 2012, de grenzen meer heeft opzocht. Het seksueel contact tijdens de huwelijksnacht was dan wel niet liefdevol maar wel met toestemming van aangeefster.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Aangezien verdachte het feit heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:

- De aangifte van [Slachtoffer];

- de ter terechtzitting van 8 april en 13 augustus 2021 afgelegde verklaring van verdachte.

Periode

Ten aanzien van het verweer van de verdediging over de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat bewezen kan worden dat de door verdachte gepleegde gedragingen op meerdere tijdstippen in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden en deze daarom niet hoeft te worden ingekort.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op tijdstippen in de periode van 15 juni 2012 tot en met 30 april 2015 te Baarland, gemeente Borsele, door een andere feitelijkheid, [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , hebbende verdachte telkens zijn penis in de vagina van die [Slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande die andere feitelijkheid uit het psychisch/geestelijk overwicht van verdachte op die [Slachtoffer] door:

- die [Slachtoffer] gedurende periodes te negeren en

- die [Slachtoffer] uit te schelden, en

- die [Slachtoffer] bij haar dochter [Naam dochter] weg te houden, terwijl deze verzorging nodig had, en

- die [Slachtoffer] te kleineren en vernederen, en

- het negeren van de woorden van die [Slachtoffer] dat ze geen seksueel contact wilde, en

aldus voor die [Slachtoffer] een ongelijkwaardige situatie heeft doen ontstaan waaraan of waardoor die [Slachtoffer] zich niet durfde te verzetten tegen en onttrekken aan eerder genoemde seksuele handelingen en het (vervolgens) onverhoeds duwen/brengen van zijn penis in de vagina van die [Slachtoffer] .

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie houdt bij zijn eis rekening met de bijzondere omstandigheden van deze zaak en ziet daarin aanleiding af te wijken van wat doorgaans door het openbaar ministerie wordt geëist voor dergelijke feiten. Verdachte is open geweest over wat er is gebeurd en heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij is opgegroeid en verkeerde in een geloofsgemeenschap waar zodanige normen en waarden gelden waardoor hij vanuit die gemeenschap en door de echtscheiding uiterst negatieve gevolgen heeft ervaren van zijn gedragingen. Dat geldt ook voor het slachtoffer. Verdachte moet behandeld worden en bij een langere gevangenisstraf dan het voorarrest zal hij weer terug bij af zijn. Verder houdt de officier van justitie rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Hij vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 367 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met aftrek van voorarrest. Hij vordert daarbij als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een klinische opname van maximaal twee jaar. Daarnaast vordert hij een maximale taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

6.2

Het standpunt van de verdediging

Hoewel er doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een feit als dit wordt opgelegd, bepleit de verdediging daarvan af te wijken. Verdachte erkent zijn problematiek en wil daar aan werken. Hij aanvaardt daarvoor hulpverlening en gebleken is dat de hulp van Forensische Zorg Zeeland (hierna: FZZ) goed aansluit bij de problematiek van verdachte. Verdachte kan zich dan ook vinden in het reclasseringsadvies. Gelet op het belang van voortzetting van de behandeling en het feit dat hij alimentatie betaalt voor aangeefster en kinderen, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

6.3.1

De aard en ernst van het feit

Verdachte heeft zich gedurende zijn huwelijk schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn toenmalige echtgenote. Hij heeft een dwangmatig seksuele behoefte waardoor hij gedurende het huwelijk geen genoegen nam met het antwoord “nee” van aangeefster als hij seks met haar wilde. Verdachte heeft aangeefster dusdanig psychisch gemanipuleerd door haar te negeren, uit te schelden en te kleineren en haar zo gedwongen om toch toe te geven aan zijn seksuele lusten, die bovendien voorrang moesten hebben op de verzorging van hun pasgeboren dochter. Hij heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van wat hen is aangedaan. Uit de slachtofferverklaring van aangeefster blijkt ook wat voor enorme impact dit alles op haar heeft gehad. Zij ervaart nog steeds angst, flashbacks en paniekaanvallen. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk in het geheel niet stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.

6.3.2

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte

Strafblad

Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, waardoor de rechtbank verdachte bij de strafoplegging beschouwt als een first offender.

Psychologisch onderzoek

Verder houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgestelde psychologisch rapport van 28 juni 2021. Hieruit blijkt onder meer dat er bij hem sprake is van een psychische stoornis in de vorm van onder andere hyperseksualiteit en een anderszins gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, ontwijkende, narcistische kenmerken. Deze problematiek was ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig en is door het dwangmatige karakter van de seksuele stoornis en de interactie met persoonlijkheidskenmerken in aanzienlijke mate van invloed geweest op het vermogen van verdachte om zijn handelen te sturen. Geadviseerd wordt om het bewezenverklaarde verminderd aan hem toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over.

Volgens de psycholoog zal de kans op recidive toenemen wanneer een gespecialiseerde behandeling uitblijft. Om het recidiverisico laag te houden is verdachte daarom gebaat bij de voortzetting van de vrijwillige ambulante behandeling bij FZZ. Gelet op het lage recidiverisico, het passende behandeltraject en de mogelijkheid van intensivering binnen het vrijwillige kader, heeft een strafrechtelijk kader volgens de psycholoog geen meerwaarde.

Reclasseringsadvies

In het over verdachte opgestelde reclasseringsadvies komt onder meer naar voren dat de reclassering het eens is met de door de psycholoog geconstateerde problematiek. In tegenstelling tot de psycholoog acht de reclassering een kans op nieuwe zedendelicten, al dan niet in een andere context, wel degelijk aanwezig. De reclassering komt tot deze conclusie vanwege de geconstateerde problematiek, het beperkte sociale netwerk van verdachte de werkzaamheden van verdachte in het buitenland en het prille stadium van de forensische behandeling. Ook de huidige behandelaar gaat uit van een hoger risico. Om de risico’s zoveel mogelijk te beperken adviseert de reclassering oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en het open en controleerbaar opstellen door verdachte.

6.3.3

De straf

De rechtbank heeft gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Die hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor verkrachting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Dit beschouwt de rechtbank als vertrekpunt van denken. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden van deze zaak, onder meer gelegen in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maken dat er geen aansluiting kan worden gevonden bij de oriëntatiepunten. De rechtbank zal hiervan om de volgende redenen in zijn voordeel afwijken.

Verdachte is opgegroeid in een gereformeerde geloofsgemeenschap. Binnen die gemeenschap gelden specifieke normen en waarden, waarvan openheid en een kwetsbare opstelling door een mannelijk lid van de gemeenschap doorgaans geen deel uitmaken. In de verhouding tussen man en vrouw bepaalt de man en de vrouw volgt. Seksueel contact voor het huwelijk is niet toegestaan en verdachte zag het huwelijk als een toegestaan instrument om zijn lusten te bevredigen. Verdachte erkent zijn problematiek en is recent tot het inzicht gekomen dat enkel en alleen hijzelf hierin voor verandering en verbetering kan zorgen. Verdachte komt hierin oprecht over. Hij staat daarbij open voor hulpverlening en is daar zelf ook naar op zoek gegaan. Inmiddels loopt er in een vrijwillig kader adequate hulpverlening via FZZ. Verdachte heeft daarnaast stabiliteit en regelmaat vanuit zijn werk en verblijfplaats binnen een beschermde woonomgeving. De kans op herhaling acht de rechtbank door het voorgaande niet heel hoog, maar gelet op de aard van het gepleegde feit en de problematiek bij verdachte wel degelijk aanwezig.

Een straf heeft meerdere doelen. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat een straf mede ten doel heeft een ‘vergelding’ te zijn en dat er een signaal moet uitgaan naar de maatschappij dat dergelijke strafbare feiten ernstig zijn en niet onbestraft worden gelaten. Daarin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte zelf is getroffen door de gevolgen van het door hem gepleegde strafbare feit, in die zin dat het huwelijk is geëindigd en dat het contact met de geloofsgemeenschap grotendeels is verbroken. Daarbij heeft hij gezien en ervaren hoe de geloofsgemeenschap, nadat aangeefster naar buiten bracht dat binnen het huwelijk sprake was van verkrachting, zich scherp tegen haar keerde en afstand van haar nam omdat zij daarmee deed wat binnen de geloofsgemeenschap als ongepast wordt beschouwd en ook niet wordt geaccepteerd. Het is tegen die achtergrond veelzeggend dat verdachte toch heeft besloten verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. Dat weegt de rechtbank in positieve zin mee bij de bepaling van de op te leggen straf. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat er sinds het plegen van het feit geruime tijd is verstreken en nadien niet is gebleken van soortgelijk of ander strafrechtelijk handelen van verdachte.

De maatschappij is er daarnaast bij gebaat dat verdachte ook in de toekomst niet opnieuw de fout in gaat. Aangeefster heeft in haar slachtofferverklaring gevraagd om een passende straf, waarbij verdachte geholpen wordt en de kans krijgt een nieuwe start te maken. Zij heeft ter zitting desgevraagd kenbaar gemaakt dat zij de door de officier van justitie voorgestelde strafoplegging passend vindt. Verdachte heeft door het volgen van behandeling en zijn open opstelling het nodige gedaan om herhaling van dergelijke feiten te voorkomen, maar voortzetting van de behandeling blijft hiervoor noodzakelijk. Terugkeer naar de gevangenis acht de rechtbank op dit moment dan ook onwenselijk omdat daarmee aan dit alles afbreuk zou worden gedaan en hierdoor de kans op herhaling naar verwachting juist zal worden verhoogd. Bovendien zou dit gevolgen hebben voor het behoud van zijn werk en voor de alimentatie voor aangeefster en de kinderen.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de aard en ernst van het feit en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte. Op deze wijze worden de strafdoelen als vergelding en normbevestiging enerzijds en het strafdoel van speciale preventie anderzijds op verantwoorde wijze in evenwicht gebracht. Zij zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 367 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van voorarrest. Met deze forse voorwaardelijke gevangenisstraf en langere proeftijd beoogt de rechtbank verdachte te motiveren om zijn behandeling te vervolgen en hem ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen. Over die behandeling is de rechtbank van oordeel dat deze verder in een verplicht juridisch kader moet plaatsvinden zodat bij eventuele ontregeling kan worden ingegrepen. De rechtbank acht een ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, zoals geadviseerd door de reclassering, voldoende. Ook de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden neemt de rechtbank bij de strafoplegging over.

Om de ernst van het feit te benadrukken, zal de rechtbank aan verdachte daarnaast een maximale taakstraf opleggen van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis.

Dit betekent dat – als verdachte zich houdt aan de algemene en bijzondere voorwaarden – hij niet terug naar de gevangenis hoeft. Verdachte kan op deze manier de kans die hem geboden wordt en die hij al met beide handen aangegrepen lijkt te hebben, verder benutten.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 242 van het Wetboek van Strafrecht .

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Verkrachting, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- stelt als bijzondere voorwaarden:

* dat verdachte zich zal melden op afspraken met de reclassering gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zo lang en zo vaak als de reclassering noodzakelijk acht. De reclassering zal contact opnemen met verdachte voor de eerste afspraak;

* dat verdachte zich onder behandeling zal stellen van Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal

zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

Indien intensivering van de behandeling in de vorm van bijvoorbeeld dagbehandeling of

consultatie bij het Nederlands Centrum voor Seksverslaving (zie PJ rapportage) gedurende het toezicht noodzakelijk blijkt, dient betrokkene hier aan mee te werken.;

* dat verdachte zich open en controleerbaar op zal stellen gedurende het toezicht;

* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;

* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;

- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en

mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 augustus 2021.

De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature