Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: 21/2662 AKW VV
uitspraak van 16 juli 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,
gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer,
en
de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (SVB), verweerder.
Procesverloop
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 juni 2021 van de SVB inzake haar aanspraken op kinderbijslag. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.
Overwegingen
1. In de Awb is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Dit vloeit voort uit artikel 8:82 van de Awb , in samenhang met artikel 8:41 van de Awb .
2. Verzoekster is bij aangetekende brief van 27 juni 2020 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht. Aan verzoekster is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moet worden betaald. Verzoekster is er in deze brief tevens op gewezen dat bij niet tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 16 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.