Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak mishandeling, veroordeling stalking en bedreiging. TBS niet proportioneel.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02/201454-20

vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2021

in de strafzaak tegen

[Verdachte]

geboren op [Geboortedag] 1989 te [Geboorteplaats] ,

wonende te [Adres]thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,

bijgestaan door raadsvrouw mr. E.A.G. van Acker, advocaat te Sint Jansteen.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte

feit 1: zijn moeder en zijn oma heeft gestalkt;

feit 2: zijn huisarts heeft bedreigd;

feit 3: een medewerker van de gemeente Terneuzen heeft bedreigd;

feit 4: zijn zus heeft bedreigd;

feit 5: zijn moeder heeft mishandeld.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich hiervoor op de bewijsmiddelen uit het dossier.

Ten aanzien van feit 5 stelt zij dat het vastgrijpen van de keel bij de moeder van verdachte een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft teweeggebracht, zodat sprake is van mishandeling.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit primair vrijspraak van feit 1. Met betrekking tot [Slachtoffer 1] (de oma van verdachte) voert de verdediging aan dat geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, omdat de berichten elkaar veelal opvolgen en als één bericht kunnen worden gelezen. Voor het veelvuldig aanbellen en het ophouden bij de woning dient verdachte partieel te worden vrijgesproken, omdat dit niet uit het dossier blijkt. Met betrekking tot [Slachtoffer 2] (de moeder van verdachte) voert de verdediging aan dat geen sprake is van een wederrechtelijk stelselmatige inbreuk op de persoonlijk levenssfeer. Het dossier bevat immers slechts enkele berichten. [Slachtoffer 2] is bovendien de moeder en de huurbaas van verdachte, waardoor contact onvermijdelijk is.

Met betrekking tot [Slachtoffer 1] voert de verdediging subsidiair aan dat alleen de periode van 23 mei 2020 tot en met 2 juni 2020 kan worden bewezen en dat verdachte alleen het oogmerk had [Slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, namelijk hem hulp te verschaffen.

De verdediging bepleit vrijspraak van feiten 2, 3 en 4. De bewoordingen kunnen worden opgevat als een emotionele ontlading en kunnen gezien de context niet leiden tot de redelijke vrees dat [Slachtoffer 3] (de huisarts), [Slachtoffer 4] (de medewerker van de gemeente Terneuzen) en [Slachtoffer 5] (de zus van verdachte) door toedoen van verdachte het leven zouden verliezen. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging dat de woorden ‘als ik niet de steun krijg die ik vraag dan loopt het uit op zelfmoord of bloedvergieten en niets anders’ gericht waren tegen de moeder van verdachte en dus niet tegen zijn huisarts.

De verdediging bepleit vrijspraak van feit 5, omdat geen sprake is van lichamelijk letsel, pijn of een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording van het lichaam.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Feit 1

Van belaging (stalking) als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is sprake wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.

Verdachte heeft in de periode van 1 maart tot en met 30 juli 2020 veelvuldig (al dan niet bedreigende) e-mails en spraakberichten naar zijn moeder, [Slachtoffer 2] , gestuurd. Tevens heeft verdachte in dezelfde periode ’s nachts bij zijn oma, [Slachtoffer 1] , aan de deur gestaan, aangebeld en zich bij haar woning opgehouden. Ook heeft hij naar haar (al dan niet dreigende) sms-berichten gestuurd. Verdachte heeft dit ook bekend.

De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van zijn moeder en zijn oma – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de inhoud van de e-mail -, de spraak- en sms-berichten. Uit deze berichten komt naar voren dat verdachte herhaaldelijk en op dreigende, indringende en obsessieve wijze heeft geprobeerd zijn moeder en zijn oma te dwingen hem (financiële) hulp te verschaffen. Hiermee staat ook de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte vast. Voorts is gebleken dat de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van zijn moeder en zijn oma hebben beïnvloed en dat zij hiervan (psychisch) last hebben ondervonden.

De rechtbank verwerpt ook het verweer dat de stelselmatigheid ontbreekt. Gebleken is dat verdachte op meerdere dagen naar zijn oma sms-berichten heeft gestuurd, waardoor deze niet als één bericht kunnen worden gelezen. Voorts is gebleken dat verdachte veelvuldig e-mail- en spraakberichten naar zijn moeder heeft gestuurd. Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van de vereiste stelselmatigheid. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende de periode van 1 maart tot en met 30 juli 2020 schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn moeder en zijn oma.

Feit 2

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 21 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 in de richting van zijn huisarts, [Slachtoffer 3] de volgende dreigende woorden heeft geuit: ‘Maar als dat niet doorgaat, is mijn enige droom dokter [Slachtoffer 3] zijn kop eraf knallen, liefste met een zaag zijn hoofd van zijn romp afzagen. Dat verdient hij.’ en ‘Als ik niet de steun krijg die ik vraag dan loopt het uit op zelfmoord of bloedvergieten en niets anders.’. Verdachte heeft dit ook bekend.

Van bedreiging is sprake wanneer de uitlatingen van verdachte van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij degene tot wie het is gericht, de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook zou worden gepleegd. Voor een veroordeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.

Gelet op de inhoud van de teksten, is de rechtbank van oordeel dat deze in het algemeen wel een redelijke vrees konden opwekken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Feit 3

Voor het juridisch kader van bedreiging verwijst de rechtbank naar wat zij hierboven onder feit 2 heeft opgemerkt.

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 2 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 in de richting van [Slachtoffer 4] de volgende dreigende woorden heeft geuit: ‘Ik vermoord [Slachtoffer 4] ’ en ‘Niet omdat ik dat wil, maar omdat mijn woede zo groot is, omdat het onrecht zo groot is, dat ik jullie het liefst allemaal een voor een afmaak. Maar dat nemen jullie niet serieus, echt ik zweer het je [Slachtoffer 4] . Als jij nu voor mijn ogen stond, dan stook ik je harstikke kanker dood.’. Verdachte heeft dit ook bekend.

Gelet op de inhoud van de teksten, is de rechtbank van oordeel dat deze in het algemeen een redelijke vrees konden opwekken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Feit 4

Voor het juridisch kader van bedreiging verwijst de rechtbank naar wat zij hierboven onder feit 2 heeft opgemerkt.

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 17 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 in de richting van zijn zus, [Slachtoffer 5] , de volgende dreigende woorden heeft geuit: ‘Euh, morgen overmorgen of die dag erna ik ga door. Ik ga door. Ik ga door. Totdat ik jullie allemaal afslacht’ en ‘en als ik geen euthanasie mag plegen dan vermoord ik jullie allemaal’ en ‘en als jullie mij nog 1x negeren vermoord ik heel mijn familie, zo duidelijk?’. Verdachte heeft dit ook bekend.

Gelet op de inhoud van de teksten, is de rechtbank van oordeel dat deze in het algemeen een redelijke vrees konden opwekken. Bovendien heeft [Slachtoffer 5] verklaard dat zij bang is voor verdachte. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Feit 5

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.

Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte zijn moeder, [Slachtoffer 2] , bij de armen heeft vastgepakt en haar mogelijk ook bij de keel heeft vastgegrepen. Verdachte ontkent het vastgrijpen bij de keel maar de aangifte van [Slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van haar partner vormen daarvoor voldoende wettig bewijs. Nog daargelaten dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat het zo is gegaan als aangeefster heeft verklaard, kan niet worden vastgesteld dat [Slachtoffer 2] daardoor pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft opgelopen, wat voor een bewezenverklaring van mishandeling in de zin van artikel 300 Sr is vereist. Evenmin blijkt uit het dossier dat dit bij [Slachtoffer 2] een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft teweeggebracht. [Slachtoffer 2] verklaart hier zelf niets over en het gaat de rechtbank te ver om dit in te vullen als een feit van algemene bekendheid. De rechtbank acht aldus niet bewezen dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld en spreekt verdachte daarom van dit feit vrij.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

te Terneuzen op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juli 2020 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [Slachtoffer 2] , door veelvuldig (al dan niet bedreigende) mails en spraakberichten te sturen

en die van [Slachtoffer 1] , door veelvuldig

- ' s nachts aan de deur te staan en aan te bellen en zich aldaar op te houden en

- ( al dan niet dreigende) sms-berichten te sturen met het oogmerk die [Slachtoffer 2] en/of Gazan, te dwingen iets te doen;

2.

op een tijdstip in de periode van 21 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te Terneuzen [Slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk de voicemail van verdachtes, moeder, ingesproken inhoudende: "Maar als dat niet doorgaat, is mijn enige droom dokter [Slachtoffer 3] zijn kop eraf knallen, liefste met een zaag zijn hoofd van zijn romp afzagen. Dat verdient hij." en "Als ik niet de steun krijg die ik vraag dan loopt het uit op zelfmoord of bloedvergieten en niets anders.", welke dreigende woorden gericht waren aan en bestemd voor voornoemde [Slachtoffer 3] ;

3.

op meerdere tijdstippen in de periode van 2 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Terneuzen [Slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [Slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord [Slachtoffer 4] " en "Niet omdat ik dat wil, maar omdat mijn woede zo groot is, omdat het onrecht zo groot is, dat ik jullie het liefst allemaal een voor een afmaak. Maar dat nemen jullie niet serieus, echt ik zweer het je [Slachtoffer 4] . Als jij nu voor mijn ogen stond, dan stook ik je hartstikke kanker dood";

4.

op meerdere tijdstippen in de periode van 17 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te Terneuzen [Slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [Slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Euh, morgen overmorgen of die dag erna ik ga door. Ik ga door. Ik ga door. Totdat ik jullie allemaal afslacht" en "en als ik geen euthanasie mag plegen dan vermoord ik jullie allemaal en "en als jullie mij nog 1x negeren vermoord ik heel mijn familie, zo duidelijk?";

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert op grond van wat zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging. Zij houdt daarbij rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging af te zien van het opleggen van TBS met dwangverpleging omdat niet aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan. De verdediging kan zich voor het overige vinden in de eis van de officier van justitie.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan belaging van [Slachtoffer 1] (zijn oma) en [Slachtoffer 2] (zijn moeder). Dit deed hij door ’s nachts aan de deur te staan, aan te bellen, zich bij de woning op te houden en e-mails, spraakberichten en sms-berichten te sturen, waarin hij onder meer dreigde zelfmoord te plegen en zijn familie te vermoorden. Verdachte deed dit omdat hij zich onbegrepen en niet gehoord voelde en niet de (financiële) hulp kreeg waar hij om vroeg.

Dit gedrag van verdachte was voor [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] bijzonder onaangenaam en hinderlijk. Zij werden voortdurend ongewild met verdachte geconfronteerd, waardoor hun persoonlijke levenssfeer ernstig werd aangetast. Door de handelingen van verdachte hebben [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] angst, stress en andere vervelende gevoelens ervaren. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor de impact die zijn gedragingen hadden op het leven van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] .

Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn zus, zijn huisarts en een medewerker van de gemeente Terneuzen door spraakberichten te sturen, waarin hij dreigde hen te vermoorden. Verdachte heeft hierdoor veel angst gecreëerd bij de slachtoffers.

Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor bedreiging is veroordeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van relevante recidive en weegt dit in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de op te leggen straf.

De rechtbank slaat voorts acht op het rapport van het PBC van 14 april 2021 dat over verdachte is opgesteld. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en borderline trekken, waarbij met name antisociale gedragingen en narcistische coping de aandacht trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik (ernstig, in remissie in een gereguleerde omgeving).

Als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek kan verdachte niet goed in staat worden geacht zijn gedrag geheel in vrijheid te bepalen, waardoor het feit in verminderde mate aan hem moet worden toegerekend. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog. De kans op escalatie is moeilijk in te schatten, maar niet geheel uit te sluiten. Om recidive te voorkomen moet onder meer worden ingezet op het motiveren van verdachte, het versterken van zijn ego en structuur. Ook moet verdachte leren niet verstrikt te raken in zijn eigen opvattingen en oor te hebben voor de opvattingen van anderen. Een verplicht reclasseringscontact met bijzondere voorwaarden wordt niet toereikend geacht, omdat verdachte mede vanwege zijn persoonlijkheidsproblematiek niet tot nauwelijks gemotiveerd is voor behandeling en ook eerder heeft laten zien daar niet voor open te staan. Ook een TBS met voorwaarden lijkt om die reden niet haalbaar. Een zorgmachtiging wordt niet toereikend geacht, omdat deze slechts voor een half jaar kan worden afgegeven terwijl voor de behandeling meer tijd nodig is. Gelet op het ontbrekende ziektebesef en -inzicht van verdachte, zijn ontbrekende behandelmotivatie, de verhoogde kans op recidive en het eerder niet slagen van ambulante behandeling en begeleiding, zal alleen een voldoende gestructureerd en beveiligd kader voldoende toereikend zijn om de behandeling te kunnen vormgeven. Daarom wordt geadviseerd TBS met dwangverpleging op te leggen.

Gelet op de inhoud van de rapportage is de rechtbank van oordeel dat de feiten verdachte verminderd toegerekend kunnen worden. De rechtbank zal daar in strafmatigende zin rekening mee houden.

De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van TBS met dwangverpleging niet proportioneel is. Verdachte is vrijgesproken van de mishandeling van zijn moeder. De bewezenverklaarde belaging en bedreigingen waren weliswaar heftig van aard en kunnen zeker beangstigend voor de slachtoffers zijn geweest, maar het is altijd bij mondelinge of schriftelijke bedreigingen gebleven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld niet van dien aard zijn dat zij de oplegging van de ingrijpende maatregel van TBS met dwangverpleging rechtvaardigen. Er is weliswaar sprake van een verhoogde kans op recidive maar de kans op escalatie is niet vast te stellen. Bovendien is niet gebleken dat het daadwerkelijk geëscaleerd is. Dat verdachte hulp nodig heeft, staat vast. Verdachte schreeuwt overduidelijk om hulp en is niet in staat om de hulp die hem wordt geboden als zodanig te herkennen en te accepteren. Omdat niet is voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel, kan die hulp echter niet via TBS met dwangverpleging aan verdachte worden geboden. De deskundigen vinden TBS met voorwaarden of een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht niet zinvol omdat verdachte aan voorwaarden niet zal meewerken. Daarom rest de rechtbank niet anders dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het opleggen van een voorwaardelijke deel gevangenisstraf ziet de rechtbank geen mogelijkheid omdat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht al veel langer is dan een passende gevangenisstraf voor deze feiten rechtvaardigt.

Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is.

De rechtbank realiseert zich dat het recidiverisico met het opleggen van een kale gevangenisstraf niet vermindert en verdachte mogelijk zal doorgaan met het plegen van dit soort feiten. Maar het strafrecht biedt in dit geval op dit moment geen mogelijkheid waarbinnen verdachte en zijn omgeving geholpen kunnen worden.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

8 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het onder 5 tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: belaging, meermalen gepleegd;

feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. J.C. Gillesse en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juni 2021.

Mr. Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature