Uitspraak
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-198887-20
vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2021
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,wonende te [adres] ,
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 14 april 2021, waarbij de officier van justitie mr. Van den Oever en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 16 mei 2016 tot en met 31 december 2018:1. (primair) seks heeft gehad met zijn nicht [aangeefster] (verder: [aangeefster] ), waarbij hij misbruik heeft gemaakt van haar verstandelijke beperking dan wel (subsidiair) dat hij seks met haar heeft gehad terwijl zij de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar had bereikt; 2. met zijn nicht [aangeefster] , terwijl zij nog geen zestien jaar was, gemeenschap heeft gehad en haar heeft betast aan haar borsten, kont en vagina en zijn penis door haar heeft laten betasten, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van [aangeefster] .
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en stelt zich op het standpunt dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken. Zij vindt dat vastgesteld kan worden dat verdachte en [aangeefster] in de tenlastegelegde periode verschillende keren seks met elkaar hebben gehad en dat er ook ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Uit het dossier volgt dat [aangeefster] een verstandelijke beperking heeft en dat zij moeilijk ‘nee’ kan zeggen tegen jongens. Verdachte wist dat [aangeefster] speciaal onderwijs volgde, maar stelt niet te hebben geweten dat haar beperking zo extreem was. Hij schatte haar in als gelijkwaardig. [aangeefster] heeft volgens verdachte ook nooit gezegd dat zij het niet wilde. De officier van justitie is van mening dat niet kan worden gesteld dat hij misbruik heeft gemaakt van haar beperking. Voorts waren zowel verdachte als [aangeefster] nog jong en schelen zij maar een jaar in leeftijd.
4.2Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten kan komen en dat verdachte om die reden voor alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Verdachte erkent met de kennis van nu dat hij destijds geen seksuele handelingen met zijn nicht [aangeefster] had moeten verrichten. Deze seksuele handelingen hebben volgens verdachte met wederzijdse instemming plaatsgevonden. Zij waren beiden jong. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat bij [aangeefster] sprake was van een zodanige verstandelijke beperking dat zij als gevolg daarvan niet in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken ten aanzien van de seksuele handelingen met verdachte. Ook is het maar de vraag of verdachte wist dat [aangeefster] verstandelijk beperkt was. Ten aanzien van de ontuchtige handelingen tussen verdachte en [aangeefster] is de verdediging van mening dat dit kan worden gevat onder experimenteergedrag.
4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde moet de rechtbank beoordelen of [aangeefster] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed, dat zij daardoor niet in staat was om haar wil te bepalen én dat verdachte dit toentertijd wist.
Op grond van de verklaringen van verdachte en zijn nicht [aangeefster] staat vast dat er in de tenlastegelegde periode seksuele handelingen, bestaande uit gemeenschap en het betasten van de borsten en de billen van [aangeefster] , hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [aangeefster] . Uit de verklaring van de moeder van [aangeefster] en het verslag van een gedragsdeskundige (beeldvorming ten behoeve van politieverhoor) komt naar voren dat [aangeefster] een licht verstandelijke beperking heeft met een TIQ van 56. Zij is een sociaal, maar naïef meisje dat graag aardig gevonden wil worden. [aangeefster] heeft zelf verklaard dat zij het moeilijk vindt om ‘nee’ te zeggen tegen jongens. Hoewel er voldoende aanwijzingen zijn dat [aangeefster] , gelet op haar beperkingen, beïnvloedbaar is, rechtvaardigt dit nog niet de conclusie dat zij daardoor niet in staat was om haar wil te bepalen omtrent de seksuele handelingen. Het dossier biedt voor die conclusie onvoldoende objectieve aanknopingspunten. De rechtbank kan daarom ook niet vaststellen in hoeverre [aangeefster] in staat moet zijn geweest haar wil omtrent het hebben van seks met verdachte te bepalen of kenbaar te maken. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat niet kan worden vastgesteld in hoeverre verdachte op de hoogte was van eventuele beperkingen in de wilsvorming bij [aangeefster] . Daarbij speelt een rol dat verdachte zelf pas 12 jaar oud was bij aanvang van de seksuele handelingen. De vraag is of hij gezien de leeftijdsfase waarin hij zich op dat moment bevond in staat was om eventuele signalen van [aangeefster] op te pikken, te duiden en vervolgens het moreel juiste te doen.
Gelet op het vorenstaande vindt de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hebben van seks met een persoon terwijl hij wist dat die persoon vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet in staat was de eigen wil te bepalen of kenbaar te maken of in dit kader weerstand te bieden. Zij zal verdachte daarom ook vrijspreken van het aan hem onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Feit 1 subsidiair
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de vraag die de rechtbank moet beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van handelingen met [aangeefster] , terwijl ze daar gezien haar leeftijd niet aan toe was en daardoor ontuchtig zijn. De wetgever heeft met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld de seksuele integriteit van personen beneden de leeftijd van zestien jaar te beschermen, omdat zij zelf de draagwijdte van hun handelen nog niet kunnen overzien. Het ontuchtig karakter kan volgens de Hoge Raad ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. Het gaat bij ontuchtige handelingen om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank stelt vast dat geen sprake was van een affectieve relatie tussen verdachte en [aangeefster] . Zij waren neef en nicht van elkaar en zagen elkaar in de tenlastegelegde periode regelmatig. Tussen verdachte en [aangeefster] was daarbij geen sprake van een dusdanig leeftijdsverschil dat deze handelingen zonder meer moeten worden aangemerkt als ontuchtig. Zij waren beiden net tieners en verdachte was bovendien een jaar jonger dan [aangeefster] . Verdachte heeft verklaard dat hij [aangeefster] als gelijkwaardig inschatte. Uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van een ongelijkwaardige verhouding tussen hen. Verdachte heeft verder verklaard dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden en dat [aangeefster] daarbij ook initiatief heeft getoond. Behalve de verklaring van [aangeefster] zijn er in het dossier geen aanwijzingen te vinden waaruit blijkt dat het voor verdachte duidelijk had moeten zijn dat [aangeefster] seksuele handelingen verrichtte of onderging die zij zelf niet wilde. De rechtbank wijst daarbij ook op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [aangeefster] niet als ontuchtig in de zin van de wet kunnen worden aangemerkt. Zij acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit en zal hem hiervan vrijspreken.
Feit 2
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat ook het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij zal verdachte eveneens van dit feit vrijspreken.
5 De beslissing
De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Triest, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Duinhof, kinderrechter en mr. Van der Pols, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 april 2021.
Mrs. Van Triest en Van der Pols zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
6 Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2016 tot en met
31 december 2018 te Goes, althans in Nederland,
met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] ,
hebbende verdachte zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster]
geduwd/gebracht;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2016 tot en met
31 december 2018 te Goes, althans in Nederland,
met [aangeefster] , geboren op [geboortedag aangeefster] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster] , hebbende verdachte zijn penis en/of vingers in de vagina van die [aangeefster]
geduwd/gebracht;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2016 tot en met
31 december 2018 te Goes, althans in Nederland,
met [aangeefster] , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en/of van wie hij, verdachte, wist dat
deze aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar
geestvermogens leed dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten
van de borsten en/of de kont en/of de vagina, althans de schaamstreek, van die [aangeefster]
en/of het door die [aangeefster] zijn, verdachtes, penis laten betasten;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )