U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Poging doodslag. Suïcidepoging. Opzet. Waarschijnlijkheidsbewustzijn. Opzettelijk veroorzaken van een ongeluk door op de andere weghelft te gaan rijden. Toepassing ASR . Verminderd toerekeningsvatbaar. Rekening gehouden met het tijdsverloop.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/800861-17

vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2020

in de strafzaak tegen

[Verdachte]

geboren op [Geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]

wonende te [Adres]

raadsman mr. B.J. de Jong, advocaat te Eindhoven.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet opzettelijk en met voorbedachte raad geprobeerd heeft [Naam 1] te doden door (plotseling) op de andere weghelft te gaan rijden en daarmee een frontale botsing te veroorzaken, dan wel dat door haar schuld een auto-ongeluk heeft plaatsgevonden, althans dat zij met haar verkeersgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Van de poging tot moord dient verdachte te worden vrijgesproken nu niet is gebleken dat er sprake is geweest van voorbedachte raad.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank verdachte moet vrijspreken van een poging tot moord dan wel een poging tot doodslag. Tevens kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat haar kan worden verweten dat door haar schuld een ongeval heeft plaatsgevonden en het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het tweede subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg waardoor een botsing is ontstaan, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op 16 oktober 2017 op de Vijf Eikenweg in Dorst de auto waarin zij reed plotseling naar links heeft gestuurd, waardoor zij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen. Verdachte heeft gedurende 1,75 seconden op deze verkeerde rijbaan gereden, terwijl op dat moment op diezelfde rijbaan in de goede rijrichting [Naam 1] reed. Verdachte is 80 kilometer per uur blijven rijden, heeft geen vaart geminderd, en heeft de auto gedurende die 1,75 seconden niet gecorrigeerd.

[Naam 1] reed 70 kilometer per uur op het moment dat verdachte op zijn weghelft terechtkwam en heeft geprobeerd uit te wijken en te remmen. Op het moment van botsing tussen de auto van [Naam 1] en die van verdachte reed verdachte 80 kilometer per uur en [Naam 1] 39 kilometer per uur. [Naam 1] heeft als gevolg van deze nagenoeg frontale botsing het volgende letsel overgehouden: een forse kneuzing van het borstbeen en sleutelbeen, een whiplashtrauma aan de nek, oorsuizen, hoofdpijn en psychische klachten.

Opzet

Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van opzet overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte was op 16 oktober 2017 voorafgaand aan het feit in Den Bosch bij [Naam 2] voor therapie. Zij hoorde daar dat haar moeder had gebeld omdat haar moeder thuis een afscheidsbrief van verdachte had gevonden. Verdachte had bij [Naam 2] ook een afscheidsbrief bij zich die zij met haar psycholoog wilde bespreken. Uit deze twee brieven die diezelfde ochtend zijn gevonden blijkt dat verdachte het voornemen had om haar leven te beëindigen. Daarnaast staat vast dat verdachte met een plotselinge beweging met haar auto op de andere weghelft terecht is gekomen. De rechtbank vindt dit niet passen bij de verklaring van verdachte dat zij op de andere weghelft terecht is gekomen omdat zij haar telefoon uit haar tas probeerde te pakken, en leidt hieruit juist af dat zij bewust naar links heeft gestuurd. Uit het gegeven dat zij vervolgens niet heeft geremd nadat zij op de andere rijbaan terecht was gekomen, én gedurende minimaal 1,75 seconden op de verkeerde weghelft heeft gereden zonder de auto in die tijdspanne te corrigeren, leidt de rechtbank af dat verdachte haar auto willens en wetens naar de verkeerde weghelft heeft gestuurd en daarmee een frontale botsing heeft willen veroorzaken. De rechtbank betrekt hierbij dat die 1,75 seconden minimaal drie keer zoveel tijd betreft als de gemiddelde reactietijd van mensen, te weten sneller dan 0,55 seconden. Dit staat overigens in schril contrast met de verkeersgedraging van [Naam 1] die wel heeft geprobeerd uit te wijken en af te remmen, hetgeen deels ook gelukt is nu hij 30 kilometer per uur aan vaart geminderd had op het moment van botsing. Ook betrekt de rechtbank bij haar oordeel de verklaring van getuige [Naam 3] , aan wie verdachte direct na de botsing heeft bevestigd dat het een bewuste actie was.

De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij haar intentie gericht was op een dodelijke afloop voor haarzelf. Wanneer een bestuurder echter op een provinciale weg waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur geldt, met die maximum toegestane snelheid nagenoeg frontaal botst op een haar met een te verwachten gelijke snelheid tegemoet rijdende auto, dan is de dood van de inzittenden van de tegemoetkomende auto het welhaast onvermijdelijke gevolg. Verdachte moet worden geacht dat te hebben geweten (in de zin van waarschijnlijkheidsbewustzijn). Zij heeft zich daardoor echter niet laten weerhouden en de gevolgen voor [Naam 1] aanvaard als consequentie van haar handelen. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat zij niet alleen opzet had op haar eigen dood, maar dat zij eveneens opzet had op de dood van [Naam 1] .

De rechtbank verwerpt daarmee het verweer dat verdachte geen opzet zou hebben gehad op het veroorzaken van het ongeluk. Het dossier geeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor het door de verdediging geschetste alternatieve scenario. Bovendien was de verkeerssituatie rustig, was het overdag, was het weer goed en zijn er geen technische gebreken aan het voertuig van verdachte geconstateerd.

Voorbedachte raad

Ten aanzien van de vraag of er sprake is geweest van voorbedachte raad overweegt de rechtbank het volgende. Het moment waarop bij verdachte de intentie is ontstaan om suïcide te plegen kan op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende worden vastgesteld. Om die reden kan evenmin worden vastgesteld of er voor verdachte tijd en gelegenheid heeft bestaan om zich te beraden over het genomen of het te nemen besluit en na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar handelen. Dit betekent dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De ten laste gelegde poging tot moord kan dan ook niet bewezen worden verklaard. Zij zal hier dan ook van worden vrijgesproken.

Nu verdachte, zoals hierboven reeds overwogen, naar het oordeel van de rechtbank opzet op de dood van [Naam 1] heeft gehad, acht de rechtbank een poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 16 oktober 2017 te Dorst, gemeente Oosterhout, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Naam 1] opzettelijk van het leven te beroven,als bestuurder van een personenauto, rijdende op de Vijf Eikenweg, zijnde een 80 kilometer weg, plotseling op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en vervolgens frontaal op de haar tegemoetkomende personenauto, die door [Naam 1] werd bestuurd, is gereden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd (schuingedrukt). Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De officier van justitie stelt voor om het minderjarigenstrafrecht toe te passen gelet op de persoon van verdachte en de adviezen op dit punt van de psycholoog en de psychiater.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat in de strafmaat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke problematiek van verdachte, de lange tijd dat zij zich aan de voorwaarden van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft moeten houden, alle therapieën die zij heeft doorlopen tijdens deze schorsing alsmede het tijdsverloop. De verdediging is van mening dat het passend is om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [Naam 1] . Zij wilde suïcide plegen en zij heeft opzettelijk een ongeval veroorzaakt. Verdachte is gaan spookrijden en heeft daarbij de auto waarin [Naam 1] zat nagenoeg frontaal aangereden. Verdachte heeft door haar handelen het leven en de gezondheid van [Naam 1] ernstig in gevaar gebracht en er mag van geluk gesproken worden dat [Naam 1] het heeft overleefd. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat zij met volstrekte willekeur heeft gehandeld: dit had iedere willekeurige weggebruiker kunnen overkomen. Voor [Naam 1] is het leed onbeschrijflijk groot. Hij was op weg naar zijn werk en hij kon op geen enkele manier vermoeden dat een medeweggebruiker op deze wijze opzettelijk een ongeluk zou veroorzaken waarbij hij bij toeval is betrokken. Zoals ook blijkt uit zijn slachtofferverklaring is zijn leven voorgoed veranderd en ondervindt hij nog dagelijks de grote lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval. Dat de aanleiding voor het ongeluk gelegen is geweest in de wens van de verdachte om zelfmoord te plegen is zeer triest, maar maakt de gevolgen en het leed voor [Naam 1] niet minder.

De rechtbank realiseert zich dat het in deze zaak onmogelijk is om een straf op te leggen die volledig tegemoetkomt aan de belangen van het slachtoffer. Voor [Naam 1] zal geen enkele straf het leed weg kunnen nemen waarmee hij dagelijks wordt geconfronteerd. De rechtbank dient echter een straf op te leggen die past bij het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt en daarbij dient ook rekening gehouden te worden met de persoon van verdachte.

Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Volgens de psychiater is er onvoldoende ontwikkeling in de identiteitsvorming, het nemen van verantwoordelijkheid en het inschatten van de risico’s van handelen. Verdachte is gebaat bij een orthopedagogische aanpak in een groepsgericht leefklimaat met leeftijdsgenoten om haar gevoel van leeftijdsconforme competentie te vergroten. De rechtbank neemt de adviezen over om, gelet op de persoon van verdachte en haar persoonlijke problematiek, het minderjarigenstrafrecht toe te passen.

Psychiater drs. M.J. van Weers concludeert in het psychiatrisch rapport van 31 januari 2018 dat verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een ongespecificeerde eetstoornis. Daarnaast is sprake van een ouder-kind relatieprobleem. Verdachte verkeerde ten tijde van het feit in een zeer grote emotionele verwarring. De psychiater concludeert dat het zeer aannemelijk is dat de doorwerking van de borderline persoonlijkheidsstoornis en de ouder-kind relatieproblemen in het ten laste gelegde aanzienlijk moet zijn geweest. Over de mate van toerekeningsvatbaarheid kan de psychiater geen eenduidige uitspraak doen.

Psycholoog drs. B.Y. van Toorn concludeert in het psychologisch rapport van 4 februari 2018 eveneens dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een eetstoornis en daarnaast van ouder-kind relatieproblemen. Het is Van Toorn ook zeer aannemelijk dat de stoornissen hebben doorgewerkt in het gedrag van verdachte tijdens het ten laste gelegde. Vanwege de ontkennende houding van verdachte kan de psycholoog echter geen uitspraak doen over de mate van toerekening. Het is wel de inschatting dat, indien en voor zover bewezen, de doorwerking van de stoornissen in het delict aanzienlijk moet zijn geweest.

De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over en is van oordeel dat hieruit voldoende blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten tijde van het plegen van het feit.

Verder houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het gegeven dat zij geen strafblad heeft alsmede dat sprake is van een flinke overschrijding van de redelijke termijn. Het ongeval heeft in oktober 2017 plaatsgevonden en sindsdien is er bijna drie jaar verstreken. Verdachte heeft tijdens de langdurige schorsing van de voorlopige hechtenis goed meegewerkt aan verschillende behandelingen. Zij heeft deze positief afgerond en zij volgt op dit moment een opleiding. Ook heeft verdachte aangegeven nog steeds open te staan voor gesprekken met een psycholoog.

De eis van de officier van justitie is alleszins te begrijpen. Het zijn slechts de bijzondere, in de persoon van verdachte gelegen omstandigheden, die de rechtbank hebben doen besluiten om een andere straf dan door de officier van justitie geëist aan verdachte op te leggen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook thans de gevolgen van haar daad dient te ondervinden en niet enkel een voorwaardelijke straf moet krijgen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het inmiddels beter met haar gaat dan ten tijde van het ongeluk. Om die reden acht de rechtbank haar nu in staat om een taakstraf te verrichten. Wel zal zij die taakstraf matigen gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het feit en de overige feiten en omstandigheden zoals hierboven genoemd.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 60 uur met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van 2 jaar hier passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar aangewezen, met name gelet op de aard en ernst van het feit, ook al is het verdachte de afgelopen jaren al verboden geweest om auto te rijden.

7 Het beslag

7.1

De verbeurdverklaring

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33 a, 45, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, 77z en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot moord;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot doodslag;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;

- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;

- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar;

- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;

Beslag

- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten

1. G1791158: boordcomputer

2 G1791151: boordcomputer.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van Gessel, voorzitter, mr. Speekenbrink en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2020.

Mr. Speekenbrink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10 Bijlage I

De tenlastelegging

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

zij op of omstreeks 16 oktober 2017 te Dorst, gemeente Oosterhout,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[Naam 1]

opzettelijk en al dan niet

met voorbedachten rade

van het leven te beroven,

immers is zij, verdachte, als bestuurder van een personenauto, rijdende

op/over de Vijf Eikenweg, zijnde een 80 kilometer weg, (plotseling) naar/op

de weghelft voor tegenmoetkomend verkeer gaan rijden en/of vervolgens frontaal

op de haar tegenmoetkomende personenauto, die door [Naam 1] werd bestuurd,

gereden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 16 oktober 2017 te Dorst, gemeente Oosterhout, als

verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede

rijdende over de weg, de vijf Eikenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan

haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in

elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en

of onnadenkend en/of ondeskundig aldaar op de (in twee rijstroken verdeelde)

rijbaan van die weg niet zoveel mogelijk rechts te houden maar (grotendeels)

te gaan rijden op het weggedeelte dat bestemd is voor het tegemoetkomende

verkeer, ten gevolge waarvan zij, met dat door haar bestuurde motorrijtuig, in

botsing of aanrijding is gekomen met een haar op dat deel van de weg

tegemoetrijdende personenauto (merk Renault , type Megane, kenteken [Kenteken 1] ),

waardoor een ander (genaamd [Naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een

gekneusde borstkas, een gekneusd sleutelbeen, nek-, oor- en hoofdpijnklachten

en vocht bij het hart, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat

daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale

bezigheden is ontstaan;

tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een

veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 16 oktober 2017 te Dorst, gemeente Oosterhout, als

bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Peugeot , type 107), daarmee

rijdende op de weg, de Vijf Eikenweg,op de (in twee rijstroken verdeelde)

rijbaan van die weg niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, maar

(grotendeels) is gaan rijden op het weggedeelte dat bestemd is voor het

tegemoetkomende verkeer, waarna zij in botsing of aanrijding is gekomen met

een haar tegemoet rijdende personenauto (merk Renault, type Megane, kenteken

[Kenteken 1] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd

veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd

gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in de

betekenis te zijn gebezigd.

11 Bijlage II

De bewijsmiddelen

Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017249786 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 178.

Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict, pagina 29 tot en met 56 van voornoemd eind-proces-verbaal, ambtsedig opgemaakt in de wettelijke vorm door [Naam 4] en inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat:

• de Vijf Eikenweg op de plaats van het ongeval een recht wegverloop had;

• de Vijf Eikenweg bestond uit een rijbaan, die door middel van een dubbele onderbroken as-markering was verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in beide richtingen.

Ik stelde vast dat:

• de maximum snelheid voor bestuurders van motorvoertuigen 80 km/h bedroeg.

Ik zag ten tijde van mijn onderzoek ter plaatse van het ongeval, dat het wegdek van de Vijf Eikenweg verhard was en bestond uit een dichte asfalt structuur, schoon en droog was.

Gedurende het onderzoek stelde ik vast dat het op het moment van de aanrijding dag was. Het tijdstip van de melding van het ongeval bij de politiemeldkamer was: 16 oktober 2017 te 11:51 uur.

Ik zag dat het tijdens mijn onderzoek ter plaatse helder en droog weer was. Ik had geen redenen om aan te nemen dat de omstandigheden met betrekking tot het weer tijdens het ongeval anders zouden zijn geweest. Ik zag dat de stand van de zon, niet van invloed was op de toedracht, of de oorzaak van dit verkeersongeval.

Gelet op de positie en het verloop van het band/krasspoor die door mij gemarkeerd werden met nummerschild 2 en 3 was dit spoor passend bij het scenario, dat de botsing had plaats gevonden op de rijstrook bestemd voor het verkeer gaande in de richting van Oosterhout en dat de Peugeot met de linker wielen had gereden op de rijstrook bestemd voor het verkeer in tegen gestelde rijrichting.

Met gebruikmaking van de positie van de schades aan de betreffende voertuigen, stelde ik vast dat de Peugeot met de voorzijde in botsing was geweest met de voorzijde van de Renault.

Uit de analyse van de EDR data uit de Airbag Controle Module van de Renault blijkt dat:

- De Airbag Controle Module 1 de frontale (voorzijde) botsing heeft geregistreerd;

- 1.2 seconden voor de botsing de personenauto reed met een snelheid van 67,8 km/u en dat het rempedaal werd bediend;

- 0,8 seconden voor de botsing de personenauto reed met een snelheid van 60.2 km/u en dat het rempedaal werd bediend;

- 0,4 seconden voor de botsing de personenauto reed met een snelheid van 52,5 km/u en dat het rempedaal werd bediend;

- Ten tijde van het in werking stellen van de veiligheidssystemen (de botsregistratie) de personenauto reed met een snelheid van 39 km/u en dat het rempedaal werd bediend.

Door mij werd op vrijdag 12 januari 2018 een consultaanvraag gedaan bij het Nederlands Forensisch Instituut bij het deskundigheidsgebied verkeersongevallen analyse, aangaande een indicatieve botssnelheid van de Peugeot te herleiden aan de hand van de aangetroffen sporen van het Forensisch Onderzoek op de plaats van het ongeval, schades en datarapportages van de beide Event Date Recorders.

Op vrijdag 2 februari 2018 werd, per e-mail de onderzoeksvraag over de botssnelheid beantwoord. Hieruit werd vastgesteld dat de Peugeot met een indicatieve snelheid van 80 km/u op de Renault was gebotst.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de gemiddelde reactietijd bij 98% van de mensen sneller dan 0,55 seconde bedraagt en dat 98% sneller reageert dan 1,62 seconden.

Met de reactietijd wordt de tijd bedoeld die verloopt tussen het zien van een gevaar en het ogenblik dat het rempedaal wordt ingedrukt.

De bestuurder van de Peugeot heeft gereden over de Vijf Eikenweg komende uit de richting vanaf Oosterhout en gaande in de richting van Rijen.

De bestuurder van de Renault heeft gereden over de Vijf Eikenweg komende uit de richting vanaf Rijen en gaande in de richting van Oosterhout.

De bestuurder van de Peugeot is door een forensisch technisch niet vast te stellen oorzaak, minimaal 1,2 meter en in ieder geval reeds gedurende 1,75 seconden, met de linkerwielen op de linkerrijstrook terecht gekomen waar op dat moment de Renault in tegen gestelde richting reed. De Peugeot botste vervolgens met de voorzijde tegen de voorzijde van de Renault. De bestuurder van de Renault remde 1,2 seconden voor de botsing met een snelheid van 67,8 km/u, af naar een snelheid van 39 km/u ten tijde van de botsing.

Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [Naam 1] , pagina 132 tot en met 134 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 16 oktober 2017 omstreeks 11.50 uur was ik, [Naam 1] , bestuurder van een personenauto, een Renault Megane en ik reed over de Vijfeikenweg te Dorst.

Ik kwam vanaf Rijen en ging in de richting van Oosterhout. Ik reed over de Vijfeikenweg richting Oosterhout ter hoogte van [Naam 5] toen zag ik een personenauto op het laatste moment van rijbaan verwisselen en op mij afrijden. Ik zag de auto frontaal op mij afkomen. Ik probeerde naar rechts uit te wijken en te remmen, alleen ik zag bomen staan. Ik was gewoon kansloos. Het was een keuze of eigen weg helft blijven of tegen een boom aanrijden. Ik heb wel iets naar rechts gestuurd maar kon de aanrijding niet voorkomen.

De andere personenauto verwisselde ineens van rijstrook en ging op mijn rijstrook rijden en kwam recht op me af. Een aanrijding was het gevolg.

1.3

Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 3] , pagina 135 en 136 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 'n bepaald moment zei ze: "Ik hou van mijn moeder". Ik hoorde ook dat ze zei: "Het spijt me zo". Ik vond dat vreemd en bedacht dat er iets geks aan de hand was. Ik kreeg het vermoeden dat de vrouw bewust de aanrijding had veroorzaakt. Ik vroeg haar of ze bewust op de andere auto was ingereden. Ze antwoordde daar 'ja' op.

1.4

Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 6] , pagina 138 en 139 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik ben getuige geweest van een verkeersongeval. Vandaag, 16 oktober 2017, omstreeks 11.55 uur reed ik over de Vijf Eikenweg te Rijen. Ik zag ter hoogte van [Naam 5] een verkeersongeval gebeuren. Ik zag dat voor mij een blauwe Renault Megane reed met het kenteken [Kenteken 1] . Ik zag uit tegenovergestelde rijrichting, dus vanuit Oosterhout, een paarse Peugeot aan komen rijden. Ik zag dat de paarse Peugeot plotseling naar links een wending nam en daarbij op de andere weghelft terecht kwam. Eigenlijk vrijwel direct zag ik het remlicht van de auto voor mij, de blauwe Renault Megane, die voor mij reed.

Gelijktijdig zag ik de aanrijding tussen beide auto's. Ik zag dat de paarse Peugeot met de voorzijde de blauwe Renault frontaal raakte.

Ik kan u vertellen dat ik de paarse auto plotseling van rijbaan zag wisselen naar links. Ik zag dat direct de aanrijding plaats vond.

1.5

Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 170 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 16 oktober 2017, omstreeks 11.45 uur werd ons door Operationeel Centrum te

's-Hertogenbosch, verzocht om te gaan naar de Kooikersweg 203c te 's-Hertogenbosch.

Aldaar is gevestigd " [Naam 2] " een instelling van GGZ. De begeleider genaamd

[Naam 7] , had een brief ontvangen van een cliënt genaamd [Verdachte] ,

in deze brief gaf [Verdachte] aan een einde te willen maken aan haar leven.

Omstreeks 12.01 uur, waren wij ter plaatse. Hier spraken wij met de begeleidster van [Verdachte] [Naam 7] . [Naam 7] vertelde ons dat zij eerder op de morgen, omstreeks 11.00 uur, via een andere cliënt de brief van [Verdachte] had gekregen. Nadat [Naam 7] de brief had gelezen, heeft zij eerst contact gezocht met de moeder van [Verdachte] en vervolgens de politie gebeld.

De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 7 juli 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik was die ochtend bij [Naam 2] . Ik had daar een gesprek met mijn psycholoog en groepstherapie. Ik had een afscheidsbrief bij me die ik wilde bespreken met mijn psycholoog. Op een gegeven moment heeft mijn moeder naar [Naam 2] gebeld omdat zij een afscheidsbrief onder mijn kussen had gevonden. Dat is de brief waarvan een foto in het dossier zit. Dat is de brief van thuis. Het is een andere brief die op dezelfde dag op [Naam 2] is gevonden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature