Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

“Ongeval met zwaar lichamelijk letsel. Alternatief scenario is hoogst onwaarschijnlijk. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden door te appen tijdens het besturen van een personenauto en het niet verlenen van voorrang aan de wielrenner. Veroordeling tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.”

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/118631-19

vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]

wonende te [adres]

raadsvrouw mr. S. van Minderhout, advocaat te Breda

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:

hij op of omstreeks 12 juni 2018 te te Terheijden en/of te Wagenberg, gemeente Drimmelen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Moerdijkseweg, naderende de T- kruising met de Withuisstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend, met dat motorrijtuig rijdende en/of op dat moment doende met het appen op zijn telefoon, zijn aandacht onvoldoende gericht heeft gehouden op het voor van rechts - vanaf de Withuisstraat komende verkeer - en/of geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser/wielrenner, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met die fietser/wielrenner , waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer een klaplong en/of een bekkenfractuur en/of een breuk aan een elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Terheijden en/of te Wagenberg gemeente Drimmelen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Moerdijkseweg, naderende de T-kruising met de Withuisstraat, zijn aandacht onvoldoende gericht heeft gehouden op het voor hem, verdachte, van rechts - vanaf de Withuisstraat - komende verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser/wielrenner, (mede) waardoor het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in aanrijding/botsing is gekomen met die fietser/wielrenner, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 12 juni 2018 te Terheijden en/of te Wagenberg, gemeente Drimmelen als bestuurder van een personenauto rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Moerdijkseweg, op de kruising of splitsing van die weg met de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Withuisstraat, een voor hem van rechts komende bestuurder van een fiets geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;

( art 15 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 )

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 12 juni 2018 zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Verdachte heeft zich in aanmerkelijke mate onvoorzichtig en onoplettend gedragen door tijdens het besturen van zijn auto WhatsAppberichten te sturen. Hierdoor is hij onvoldoende oplettend geweest terwijl hij een onoverzichtelijke kruising naderde met een snelheid van 47 kilometer per uur. Op de kruising heeft verdachte geen voorrang verleend aan een voor hem van rechts komende wielrenner, waardoor hij midden op de kruising in aanrijding is gekomen met voornoemde wielrenner. De wielrenner heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen en kon maanden na het ongeval nog niet volledig werken. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW).

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.

Verdachte heeft verklaard dat hij op ruime afstand van de kruising het laatste WhatsAppbericht heeft verstuurd en dat hij dus niet aan het appen was op het moment dat hij de kruising naderde. Hij heeft de auto van getuige [Naam 1] gezien, zijn snelheid gematigd voor de kruising en in de straat van rechts gekeken of er verkeer aankwam.

Hieruit volgt volgens de verdediging dat verdachte zijn aandacht had gericht op het verkeer en niet op zijn telefoon. Het feit dat zowel het laatste WhatsAppbericht als de 112-oproep om 20.28 uur hebben plaatsgevonden kan niet tot de conclusie leiden dat verdachte ten tijde van het naderen van de kruising aan het appen was. Immers, biedt de tijdspanne van één minuut, gelet op de door verdachte gereden snelheid, de mogelijkheid om ruim voor de kruising het laatste bericht te sturen, daarna op de kruising betrokken te raken bij het ongeval, uit de auto te stappen om bij het slachtoffer te kijken en vervolgens terug te gaan naar de auto om 112 te bellen. Hierdoor resteert uitsluitend bewijs voor het niet verlenen van voorrang aan de van rechts komende fietser.

Verdachte heeft de fietser niet gezien, vermoedelijk omdat de fietser de bocht afsneed, en heeft daardoor geen voorrang aan de fietser verleend. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is de verdediging van mening dat het enkele niet verlenen van voorrang onvoldoende is voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW .

Ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken. Het is immers ook voor de bewezenverklaring van artikel 5 WVW onvoldoende dat verdachte uitsluitend geen voorrang heeft verleend. Er was geen sprake van ongeoorloofd rijgedrag door verdachte en er was ook geen reële kans dat er een ongeval zou ontstaan.

De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde feit.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Op 12 juni 2018 vond er op de T-kruising van de Moerdijkseweg en de Withuisstraat te Terheijden en/of Wagenberg, gemeente Drimmelen, een ongeval plaats tussen een personenauto en een fietser. Verdachte was de bestuurder van de personenauto.

Getuige [Naam 1] heeft de aanrijding vanuit haar auto in haar achteruitkijkspiegel gezien en zag hoe de fietser, een wielrenner, door de auto van verdachte werd geraakt en ‘een grote vlucht door de lucht maakte en op de grond terecht kwam’. De wielrenner, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), heeft door het ongeval onder meer een klaplong, een bekkenfractuur en een breuk aan zijn elleboog opgelopen.

Verdachte heeft over het ongeval verklaard dat hij die avond op de Moerdijkseweg in de richting van de Zevenbergschen Hoek reed. Bij de T-splitsing met de Withuisstraat voelde en hoorde hij plotseling een klap. Nadat hij uit de auto was gesprongen, zag hij dat er sprake was van een aanrijding met een fietser en zag hij het slachtoffer. Hierop is hij terug naar zijn auto gerend, heeft hij zijn mobiele telefoon uit de standaard gepakt en heeft hij 112 gebeld.

Naar aanleiding van het ongeval is forensisch onderzoek verricht. Daarbij werd het volgende vastgesteld. De Moerdijkseweg en de Withuisstraat zijn beide gelegen in een 60-kilometerzone die was aangeduid met bord A1 van de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Op dit kruispunt moeten bestuurders voorrang verlenen aan voor hen van rechts komend verkeer.

De fiets en de personenauto waren beschadigd. Aan de hand van deze beschadigingen is de fiets ingepast op de schade aan het voertuig. De deuk aan de linkerzijde van de motorkap van de personenauto komt overeen met de remhendel aan het stuur van de fiets. De deuk in de kentekenplaat past bij de trapper van de fiets. Hieruit blijkt dat de fietser voor de bestuurder van de personenauto van rechts kwam en dat de fietser zich ten tijde van de aanrijding midden voor de personenauto bevond.

Er zijn ook remsporen van de auto op de ongevalslocatie aangetroffen. Op basis van die sporen zijn er remproeven uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de personenauto heeft gereden met een minimale snelheid van 47 kilometer per uur en een maximale snelheid van 48 kilometer per uur.

Ook de telefoon van verdachte is onderzocht. Hieruit bleek dat op 12 juni 2018 om 20.19, 20.23, 20.27 en 20.28 uur met de telefoon van verdachte WhatsAppberichten zijn verzonden. Met diezelfde telefoon is om 20.28 uur 112 gebeld. Van de WhatsAppberichten zijn foto’s gemaakt. In zijn verhoor heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval heeft geappt, terwijl de telefoon in de standaard stond.

Op 15 augustus 2018 is contact opgenomen met [slachtoffer] . Hij deelde mee dat hij drie-en-een-halve week na de aanrijding wakker werd op het IC in het ziekenhuis. Op 6 januari 2019 is nogmaals contact opgenomen met [slachtoffer] . Op dat moment had hij nog steeds last van zijn onderbeen, elleboog en schouder. Hierbij waren vooral de littekens pijnlijk. [slachtoffer] kon zijn elleboog niet buigen en strekken en was nog niet aan het werk in verband met zijn opgelopen letsel.

De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft, en zo ja in welke mate, aan het verkeersongeval. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende.

Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW , maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).

Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.

De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat vast staat dat verdachte op 12 juni 2018 op de T-kruising Withuisstraat-Moerdijkseweg als bestuurder van een personenauto voorrang diende te verlenen aan [slachtoffer] die met zijn fiets van rechts kwam. Uit het feit dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden volgt dat verdachte geen voorrang heeft verleend. Door geen voorrang te verlenen heeft verdachte een verkeersovertreding begaan.

Voorts is uit de genoemde bewijsmiddelen gebleken dat verdachte op 12 juni 2018 om 20.28 uur een WhatsAppbericht heeft verzonden. Vervolgens heeft binnen diezelfde minuut het ongeval plaatsgevonden en heeft verdachte 112 gebeld.

Ter zitting is door de verdediging een alternatief scenario geschetst. Binnen dit scenario is het volgens de verdediging mogelijk dat verdachte het laatste WhatsAppbericht ruim voor de kruising heeft gestuurd en dat hij bij het naderen van de kruising zijn aandacht op de weg gericht had. Binnen het alternatieve scenario zou verdachte binnen 60 seconden een ruime afstand tot de kruising hebben afgelegd, het ongeval hebben veroorzaakt, de auto in zijn vrij hebben gezet, direct uit het voertuig zijn gestapt, naar het slachtoffer zijn gerend dat - zo blijkt uit de foto op pagina 21 van het procesdossier - op een behoorlijke afstand van de auto lag, terug naar de auto zijn gerend, de telefoon uit de houder hebben gehaald en 112 hebben gebeld.

De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte al deze handelingen heeft kunnen verrichten binnen 60 seconden na het laatste WhatsAppbericht. De theoretische berekening van de verdediging laat onvoldoende ruimte voor de praktische uitvoering van alle handelingen binnen een chaotische toestand die na een ongeval ontstaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit alternatieve scenario ongeloofwaardig is.

Uit de tijdstippen bij de WhatsAppberichten en de inhoud van de berichten is gebleken dat verdachte in de minuten voorafgaand aan het ongeval verwikkeld was in een discussie met zijn ex. Het is aannemelijk dat deze discussie de gemoedstoestand van verdachte heeft beïnvloed. Verdachte heeft meerdere keren inhoudelijk gereageerd op inhoudelijke en soms uitvoerige ingekomen berichten, terwijl hij zijn auto bestuurde.

De rechtbank stelt vast dat hij hierbij om 20.27 uur en 20.28 uur 72 keer het telefoontoestel heeft moeten aanraken om de berichten te kunnen vormen en te kunnen verzenden. Hierbij valt het op dat de berichten in foutloos Nederlands zijn geschreven. Daaruit volgt dat verdachte de berichten met aandacht heeft opgesteld. De rechtbank stelt vast dat verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval al rijdende bezig was met het lezen en het versturen van WhatsAppberichten op zijn telefoon. Ieder weldenkend mens moet begrijpen dat appen tijdens het rijden de aandacht van het verkeer afleidt. Iedere seconde die men als bestuurder van een auto aan het verkeer naar een telefoon kijkt, is er geen zicht op de weg en wat er rondom de auto gebeurt.

Verdachte heeft bovendien ter zitting verklaard dat hij van mening is dat de T-kruising waar het ongeval heeft plaatsgevonden hem bekend is en dat er sprake is van een onoverzichtelijke kruising. Desondanks is hij met minimaal 47 kilometer per uur per uur op de kruising afgereden. Deze snelheid is lager dan de toegestane maximumsnelheid, maar heeft wel invloed op de lengte van de remweg en de impact bij een aanrijding. Onder deze omstandigheden kan één moment van afleiding al ernstige gevolgen hebben. Verdachte moet hier als bestuurder van een personenauto van op de hoogte zijn geweest.

Het verweer van verdachte dat [slachtoffer] de bocht heeft afgesneden wordt niet ondersteund door de bevindingen als genoemd in het Forensisch Onderzoek Verkeersdelict. Het ongeval is dan ook aan de schuld van verdachte zelf te wijten.

[slachtoffer] heeft bij dit ongeval onder meer een klaplong, een bekkenfractuur en een breuk in zijn elleboog opgelopen. Gebleken is dat [slachtoffer] maanden na het ongeval nog altijd last heeft van het letsel en de littekens. Hij was in januari 2019 nog niet aan het werk. De rechtbank kwalificeert het letsel van [slachtoffer] dan ook als zwaar lichamelijk letsel.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel, dat gelet op het geheel van de opeenvolgende gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW . Verdachte is ernstig tekort geschoten in de voorzichtigheid die van hem als bestuurder van een personenauto mocht worden verwacht. De rechtbank is om bovengenoemde redenen van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 12 juni 2018 te Terheijden en/of te Wagenberg, gemeente Drimmelen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Moerdijkseweg, naderende de T-kruising met de Withuisstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, met dat motorrijtuig rijdende en op dat moment doende met het appen op zijn telefoon, zijn aandacht onvoldoende gericht heeft gehouden op het voor van rechts - vanaf de Withuisstraat komende verkeer - en geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser/wielrenner, waardoor het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding is gekomen met die fietser/wielrenner, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer een klaplong en een bekkenfractuur en een breuk aan een elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht in verband met de financiële situatie van verdachte geen geldboete, maar een taakstraf op te leggen. Daarnaast is benadrukt dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn kinderen op te halen op het NS-station in Breda en hen in voorkomende gevallen naar Groningen te brengen.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zich op 12 juni 2018 als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Door tijdens het rijden te appen, heeft verdachte niet zijn volledige aandacht bij het besturen van zijn personenauto, de weg en de verkeerssituatie gehouden. Hierdoor heeft hij [slachtoffer] - aan wie hij voorrang had moeten verlenen - in het geheel niet opgemerkt voordat hij met [slachtoffer] in aanrijding kwam. Een aanrijding waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waar hij maanden na het ongeval nog last van ondervindt.

Door te handelen zoals hij heeft gehandeld, heeft verdachte geen enkele rekening gehouden met de risico’s die hij veroorzaakte voor andere verkeersdeelnemers. Zonder iets af te doen aan de gevolgen die het ongeval voor [slachtoffer] heeft gehad en heeft, stelt de rechtbank ook vast dat verkeersongevallen als het onderhavige soms ook dodelijke gevolgen hebben. Dat dit gevolg zich in dit geval niet heeft voorgedaan, is niet te danken aan het verkeersgedrag van verdachte.

De oriëntatiepunten van de rechtbank gaan in soortgelijke gevallen uit van een taakstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.

De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met het tijdsverloop sinds 12 juni 2018. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat het tijdsverloop tot aan de zitting ook niet langer is dan in andere zaken die door de meervoudige kamer worden behandeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om in het voordeel van verdachte rekening te houden met het tijdsverloop.

De rechtbank kan de stelling van verdachte dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor het vervoer van zijn kinderen niet volgen. Op hun leeftijd (12 en 14 jaar) kunnen de kinderen van verdachte gebruik maken van het openbaar vervoer hetgeen ze ook doen, aldus de verklaring van verdachte ter zitting. Verdachte kan de kinderen dan vervolgens zelf met de bus van het NS-station te Breda ophalen. Daarnaast is niet gebleken dat er een andere reden is die in de weg staat aan het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.

De rechtbank ziet dan ook geen redenen om in het voordeel van verdachte af te wijken van de bovengenoemde oriëntatiepunten en de sanctie te matigen. Uit de houding van verdachte ter zitting is de rechtbank echter wel gebleken dat hij nog altijd niet volledig beseft hoe gevaarlijk het is om te appen tijdens het rijden. Gelet op deze houding acht de rechtbank een waarschuwing gepast. Met een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wil de rechtbank verdachte er dan ook van weerhouden nogmaals een dergelijk strafbaar feit te plegen. Om die reden legt zij aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 ;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 160 uren;

- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen;

- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. Veldhuizen, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Bogaert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2019.

Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, met nummer PL2000-2018135547, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, genummerd van pagina 1 tot en met 79.

Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina’s 4 en 5.

Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 47.

De geneeskundige verklaring met bijlage, pagina’s 67 en 68.

Het proces-verbaal verhoor van verdachte, pagina’s 71 en 72.

Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict inclusief bijlagen, pagina 9 tot en met 46.

Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeersdelict inclusief bijlagen, pagina 43.

Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 53

De stukken inhoudende foto’s, pagina 55 tot en met 59

Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 72

Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pagina 64

Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 68 A


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature