Navorderingsaanslagen IB en SW; gebondenheid aan vaststellingsovereenkomst; nieuw feit; verlengde navorderingstermijn van toepassing?
Belanghebbende is één van de erven van zijn vader, moeder en broer. In die hoedanigheid zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV en SW opgelegd. Met betrekking tot een navorderingsaanslag SW overweegt de rechtbank dat belanghebbende gebonden is aan een vaststellingsovereenkomst waarin is vermeld dat belanghebbende afstand doet van het recht op bezwaar en beroep. Het beroep ter zake is daarom ongegrond. Wat de overige navorderingsaanslagen betreft is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nieuw feit. Vader en na zijn overlijden moeder waren gerechtigd tot het vermogen van een Liechtensteinse Anstalt. Het vermogen van deze Anstalt was fiscaal gezien evenwel van vader en moeder en vast staat dat dit vermogen nooit in enige aangifte is verantwoord. Voorts is de rechtbank van oordeel dat nu het vermogen is ondergebracht bij de Anstalt, dit vermogen is aan te merken als vermogen dat in het buitenland wordt aangehouden zodat de verlengde navorderingstermijn van toepassing is. Daaraan doet niet af dat de Anstalt een deel van het vermogen aanhield op Nederlandse bankrekeningen bij banken in Nederland. De overige beroepen zijn daarom eveneens ongegrond.