Door intrekking van het beroep door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigd beleggingsfonds komt de Hoge Raad niet toe aan beantwoording van de door de rechtbank in die procedure gestelde (tweede) vraag (ECLI:NL:RBZWB:2016:4828). Omdat bij de rechtbank behoefte bestaat aan beantwoording van die vraag heeft de rechtbank in de onderhavige procedures, na akkoord van partijen, de Hoge Raad ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing de volgende aanvullende vraag voorgelegd:
Is de vergelijkingsmaatstaf anders indien ook binnenlandse particuliere aandeelhouders participeren in het in het buitenland gevestigd beleggingsfonds?