U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ontslag van instantie. Belanghebbende verkeert in staat van faillissement. Hij is aansprakelijk gesteld voor belastingschulden van zijn eveneens failliete BV. De ontvanger heeft aangegeven dat de aansprakelijkheidsschuld niet zal worden geïnd. Belanghebbende stelt belang te hebben bij zijn beroep omdat hij een schadevergoeding wil claimen: de vordering van de ontvanger is als steunvordering gebruikt bij de faillissementsaanvraag. De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval de meeste geëigende weg is om deze schadevergoedingsactie neer te leggen bij de burgerlijke rechter, nu de gestelde schade niet uitsluitend het gevolg is van het primaire besluit. Na afweging van alle belangen verleent de rechtbank dan ontslag van instantie aan de ontvanger.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers: AWB 08/5236 en 08/5237

uitspraak van 13 mei 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikkingen van 8 december 2006 en 16 augustus 2007 aansprakelijk gesteld voor de door [A BV] (hierna: [A BV]) onbetaald gebleven loonheffing over respectievelijk het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 en 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 (beschikkingnummers: A2006037 en A2007039 ) (bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer 08/5236).

Voorts heeft de ontvanger belanghebbende bij beschikkingen van 8 december 2006 en 16 augustus 2007 aansprakelijk gesteld voor de door [B BV] (hierna: [B BV]) onbetaald gebleven loonheffing over respectievelijk het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006 en 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 (beschikkingnummers: A2006042 en A2007044 ) (bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer 08/5237).

Belanghebbende heeft tegen deze beschikkingen bezwaar gemaakt.

1.2.

Bij uitspraken van 20 november 20007 heeft de ontvanger de bezwaren tegen de beschikkingen met datum 8 december 2006 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de beschikkingen met datum 16 augustus 2007 ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 november 2007 beroep ingesteld. Bij brief van 12 maart 2008 heeft belanghebbende zijn beroepschrift nader gemotiveerd. Ter zake van het beroep heeft de griffier van belanghebbende twee keer een bedrag aan griffierecht geheven van € 39.

1.4.

De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende is bij brief van 9 februari 2009 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het beroep op 17 maart 2009.

1.6.

Bij brief van 9 maart 2009 heeft [curator], advocaat te Middelharnis, aan de rechtbank medegedeeld dat belanghebbende op [datum] 2008 in staat van faillissement is verklaard en dat hij door de rechter-commissaris als curator is benoemd in het faillissement van belanghebbende. In deze brief heeft [curator], voornoemd, verder medegedeeld dat, naar zijn mening, de procedure tussen belanghebbende en de ontvanger hierdoor van rechtswege is geschorst.

1.7.

Bij (fax)brief van 12 maart 2009 heeft de ontvanger de rechtbank verzocht om het beroep te schorsen in verband met het faillissement van belanghebbende. De rechtbank heeft de brief van de ontvanger opgevat als een verzoek aan de rechtbank om de curator op te roepen om als partij in de plaats te treden van de gefailleerde (belanghebbende). Vervolgens heeft de rechtbank de curator bij brief van 13 maart 2009 verzocht aan te geven of hij de procedure namens belanghebbende wil voortzetten.

1.8.

Bij (fax)brief van 17 maart 2009 heeft de curator medegedeeld dat hij de beslissing van de rechtbank inzake de procedures van de mede-aansprakelijkgestelde bestuurders, [C] en [D] wil afwachten, alvorens hij een beslissing neemt over de voortzetting van de procedures van belanghebbende. Vervolgens heeft de rechtbank bij brief van 17 maart 2009 aan partijen medegedeeld dat de procedures van belanghebbende zullen worden aangehouden tot dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de procedures van de medebestuurders.

1.9.

De rechtbank heeft op 6 november 2009 uitspraak gedaan in de procedures van [C] en [D] en de beschikkingen aansprakelijkstelling ten name van [C] en [D] vernietigd.

1.10.

Na de uitspraak in de zaken van de medebestuurders is met de curator en de ontvanger afgesproken dat de onderhavige procedures zouden worden aangehouden in afwachting van afwikkeling van het faillissement van belanghebbende.

1.11.

De rechtbank heeft vervolgens diverse keren telefonisch geïnformeerd naar de stand van zaken in het dossier. Bij brief van 20 oktober 2014 heeft de rechtbank aan de curator en de ontvanger medegedeeld dat zij voornemens was de procedures (weer) inhoudelijk te gaan behandelen. In deze brief heeft de rechtbank de ontvanger verzocht aan te geven wat thans zijn standpunt is in de onderhavige procedures.

1.12.

Bij brief van 27 oktober 2014 heeft de curator aan de rechtbank medegedeeld dat er begin oktober 2014 een regeling in het faillissement van belanghebbende is getroffen met de Belastingdienst. In deze brief heeft de ontvanger medegedeeld dat, gelet op de getroffen regeling, de onderhavige procedures kunnen worden ingetrokken. Een afschrift van deze brief is verzonden naar belanghebbende, met daarbij het verzoek aan te geven of hij eveneens kan instemmen met de intrekking van de procedures.

1.13.

Bij brief van 20 januari 2015 heeft belanghebbende aan de rechtbank medegedeeld dat hij niet akkoord gaat met de intrekking van de procedures.

1.14.

Bij brief van 26 februari 2015 heeft de ontvanger nadere stukken ingediend. Vervolgens heeft belanghebbende bij brief van 10 maart 2015 nadere stukken ingediend.

1.15.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2015 te Middelburg.

Voor een overzicht van het verhandelde ter zitting en van de daar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak wordt verzonden. De door de ontvanger overgelegde pleitnota behoort tot de gedingstukken. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende was in 2005, 2006 en 2007, via de vennootschap [C BV], bestuurder van [B BV]. [B BV] was bestuurder van [A BV]. [B BV] en [A BV] zijn op respectievelijk [datum] 2007 en [datum] 2007 in staat van faillissement verklaard.

2.2

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikkingen op grond van artikel 36 Inv. aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven loonheffing van [B BV] (in totaal € 329.724) en [A BV] (in totaal € 729.716).

2.3.

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van [datum] 2008 is belanghebbende in staat van faillissement verklaard. Bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 3 februari 2009 is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de beschikkingen aansprakelijkstelling terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarnaast is in geschil of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding. Ter zitting heeft de ontvanger verzocht om aan hem ontslag van instantie te verlenen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de beschikkingen aansprakelijkstelling. Voorts heeft belanghebbende verzocht om een schadevergoeding. De ontvanger heeft de rechtbank primair verzocht om aan hem ontslag van instantie te verlenen. Subsidiair concludeert de ontvanger tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

Ontslag van instantie?

4.1.

De rechtbank zal allereerst het verzoek van de ontvanger beoordelen om aan hem ontslag van instantie te verlenen. De dienaangaande relevante bepalingen luiden als volgt:

Artikel 8:22 Awb

1. In geval van faillissement of surséance van betaling of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen zijn de artikelen 25, 27 en 31 van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing.

2. De artikelen 25, tweede lid, en 27 vinden geen toepassing, indien partijen v óór de faillietverklaring zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen. “

Artikel 25 Faillissementswet (verder: Fw)

1. Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.

2. Indien zij, door of tegen de gefailleerde ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.

Artikel 27 Fw

1. Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van gedaagde geschorst, teneinde deze de gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.

2. Zo deze aan de oproeping geen gevolg geeft, heeft de gedaagde het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de gedaagde worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.”

4.2.

De rechtbank leidt uit de brief van de curator van 27 oktober 2014 af dat hij de onderhavige procedures niet wenst over te nemen. De rechtbank neemt bij haar oordeel of aan de ontvanger ontslag van instantie dient te worden verleend verder de volgende feiten en omstandigheden mede in aanmerking. Belanghebbende is nu nog failliet. Verwacht wordt dat het faillissement over enkele maanden wordt beëindigd. Ter zitting is gebleken dat de ontvanger aan de curator en belanghebbende heeft toegezegd dat de vordering op grond van aansprakelijkstelling van belanghebbende niet zal worden geïnd. De ontvanger heeft dit standpunt ter zitting nog eens herhaald. Ter zitting is ook vast komen te staan dat de vordering tot schadevergoeding de enige reden is dat belanghebbende de procedure voortzet. Belanghebbende heeft ter zitting toegelicht dat de vordering van de ontvanger uit aansprakelijkstelling als steunvordering in het faillissement is gebruikt, dat hij door het faillissement schade heeft geleden en dat hij die schade op de ontvanger wenst te verhalen. Tevens heeft hij verwezen naar de schikkingen die de ontvanger heeft getroffen met de (ook aansprakelijk gestelde) medebestuurders [D] en [C], voornoemd. Belanghebbende claimt eenzelfde tegemoetkoming.

4.3.

Het gegeven dat de aansprakelijkheidsschuld niet meer zal worden geïnd, staat aan de ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg staat nu belanghebbende in beroep een schadevergoeding van de ontvanger heeft geclaimd (zie o.a. Hoge Raad 23 maart 2012, nr. 11/01321, ECLI:NL:HR:2012:BV0655). Bij de beoordeling van de vraag of ontslag van instantie zal worden verleend, dienen de belangen van de ontvanger afgewogen te worden tegen de belangen van belanghebbende. De ontvanger stelt dat zijn belang ligt bij het afsluiten van de al jaren lopende procedure. Hij heeft daaraan toegevoegd dat hij bij de curator de vordering uit aansprakelijkstelling heeft laten vallen om de afwikkeling van het faillissement mogelijk te maken. Belanghebbende heeft op zijn beurt gesteld dat het voor hem van belang is om een oordeel van de belastingrechter te verkrijgen over de rechtmatigheid van de aansprakelijkstelling om zo te voorkomen dat de burgerlijke rechter bij een vordering tot schadevergoeding uitgaat van de formele rechtskracht van die aansprakelijkstelling.

4.4.

Ontslag van instantie leidt er toe dat de belastingrechter geen uitspraak doet over het geschil. In het onderhavige geval wordt belanghebbende daardoor voor wat betreft de aansprakelijkstelling niet geschaad, nu het bedrag van die aansprakelijkstelling niet wordt ingevorderd. Het enige belang ligt in de mogelijkheid een schadevergoeding te claimen. Artikel 8:73 van de Awb biedt de belastingrechter de mogelijkheid om, bij gegrondverklaring van een beroep, het bestuursorgaan te veroordelen in de schade die de belanghebbende door het bestreden besluit heeft geleden. De rechtbank kan ook besluiten dat belanghebbende zich voor de schadevergoeding moet wenden tot de burgerlijke rechter.

4.5.

Verwijzing naar de burgerlijke rechter kan bijvoorbeeld in de rede liggen indien de gestelde schade niet uitsluitend het gevolg kan zijn van het primaire besluit – in dit geval de aansprakelijkstelling (verg. Centrale Raad van Beroep 9 september 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AL7047). Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke omstandigheid zich in dit geval voor. De door belanghebbende geclaimde schade heeft immers niet zozeer betrekking op de directe gevolgen van de aansprakelijkstelling als zodanig, maar vooral op de gevolgen van het gebruik van de vordering van de ontvanger als steunvordering in het faillissement van belanghebbende en de uit het faillissement voortgevloeide schade.

4.6.

Nu vaststaat dat belanghebbende op de vordering tot aansprakelijkstelling niets hoeft te betalen, hoeft de rechtbank over de rechtmatigheid van de aansprakelijkstelling geen uitspraak te doen. De civiele rechter zal dan in een eventuele schadevergoedingsactie het geschil in zijn volle omvang dienen te beoordelen. Dit afwegende is de rechtbank van oordeel dat het door belanghebbende geschetste belang bij voortzetting van de procedure minder groot is dan het belang van de ontvanger bij afsluiting daarvan. De rechtbank zal de ontvanger dan ook ontslag van instantie verlenen. Het beroep is dan niet-ontvankelijk en aan de in geschil zijnde vragen komt de rechtbank niet meer toe.

5 Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan op 13 mei 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature