Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Uitspraak m.b.t. ontucht met minderjarige leerling.

Meervoudige kamer voor strafzaken

Parketnummer: 06/060437-01

Uitspraak d.d.: 8 april 2003

tegenspraak / dip en oip

VERKORT VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [plaats] op [datum] 1971,

wonende te [plaats] aan de [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 februari 2003 en 27 maart 2003.

De tenlastelegging

Aan verdachte is het volgende tenlastegelegd:

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van

1 januari 2001 tot en met 1 september 2001

in de gemeente Apeldoorn en/of Baarn en/of Almere en/of elders in Nederland,

in ieder geval in Nederland,

met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van

zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige

handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het

seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte

(meermalen) zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht en/of (meermalen)

zijn tong in de mond van [slachtoffer] gebracht;

art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van

1 januari 2001 tot en met 1 september 2001

in de gemeente Apeldoorn en/of Baarn en/of Almere en/of elders in Nederland,

in ieder geval in Nederland,

ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid

toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [datum] 1986,

immers heeft hij opzettelijk ontuchtig die [slachtoffer] uitgekleed en/of betast

en/of gestreeld en/of gezoend;

art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze hieronder verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 24 april 2001

in de gemeente Apeldoorn met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht en meermalen zijn tong in de mond van [slachtoffer] gebracht;

2.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 september 2001

in de gemeente Apeldoorn ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en opleiding

toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [datum] 1986,

immers heeft hij opzettelijk ontuchtig die [slachtoffer] uitgekleed en/of betast

en/of gestreeld en gezoend;

Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank acht het, op grond van de bewijsmiddelen die aan het dossier ontleend kunnen worden en het verhandelde ter terechtzitting, hoogst waarschijnlijk dat zowel aangeefster als verdachte om hen moverende redenen in verklaringen over bepaalde feiten en omstandigheden overdreven hebben - bijvoorbeeld over de aard en omvang van de seksuele handelingen - of feiten en omstandigheden verzwegen hebben, dan wel anderszins de waarheid geweld hebben aangedaan. Dit laat zich verklaren door een mogelijk verschil in perceptie voor wat betreft de aard en de omvang van de toenmalige relatie tussen beiden, de onmiskenbare rancune van aangeefster jegens verdachte, als ook door de positie waarin respectievelijk aangeefster en verdachte zich ten opzichte van hun eigen omgeving bevinden. Het staat het tot bewijs bezigen van bepaalde onderdelen van de door hen afgelegde verklaringen echter niet in de weg.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er meer dan één maal contacten van seksuele aard tussen aangeefster en verdachte hebben plaatsgevonden. De rechtbank grondt dit oordeel met name op de verklaringen van aangeefster in samenhang met de verklaringen v[ge[getuige]]

Aangeefster heeft vanaf haar eerste aangifte diverse malen verklaringen afgelegd - ook onder ede - over wat er tussen haar en verdachte zou zijn voorgevallen, niet alleen bij de politie, maar ook bij de rechter-commissaris belast met strafzaken in deze rechtbank en ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat aangeefster op belangrijke punten steeds consistent heeft verklaard, ook al blijken bepaalde details door het tijdsverloop soms moeilijker terug te halen. De verklaringen van aangeefster vinden op deze punten voldoende steun in de verklaringen van de [getuige], die destijds door aangeefster niet alleen op de hoogte werd gebracht en gehouden van een relatie met verdachte, maar ook meermalen telefonisch contact had met verdachte wanneer [getuige] via hem aangeefster wilde bereiken. Opvallend is dat de getuige na meer dan anderhalf jaar op de zitting van 25 februari 2003 desgevraagd het toenmalige mobiele telefoonnummer van verdachte nog uit het hoofd kent. De getuige weet in haar ter zitting afgelegde verklaring een consistent en helder beeld te geven van hetgeen zij in 2001 direct en indirect heeft meegekregen van een relatie tussen haar vriendin en verdachte. Die verklaring en de persoon van de getuige zijn bij de rechtbank zonder meer als betrouwbaar overgekomen.

De rechtbank heeft bij haar bewezenverklaring mede in aanmerking genomen dat verdachte op meerdere punten kennelijk leugenachtige verklaringen heeft afgelegd, naar de rechtbank aanneemt ter bemanteling van de waarheid, te weten dat in de periode van januari tot september 2001 tussen aangeefster en verdachte een relatie is gegroeid, die gaandeweg een intiem karakter heeft gekregen en uitmondde in een aantal seksuele contacten.

Verdachte heeft gesteld dat aangeefster nooit met verdachte naar het (niet in het telefoonboek opgenomen) adres van diens broer is geweest, terwijl de door aangeefster aangegeven route en de situatie op de plaats van bestemming blijken te kloppen.

Voorts heeft verdachte bij herhaling verklaard dat aangeefster nooit in zijn flat is geweest. Aangeefster kan echter, zij het niet tot in alle details, een dusdanig nauwkeurige beschrijving van de flat en de inrichting daarvan geven, met inbegrip van de kapstok aan de binnenkant van de meterkast en de precieze plek waar de condooms liggen, dat het voor de rechtbank vaststaat dat zij meer dan eens in de flat van verdachte is geweest.

Verdachte heeft geen concrete aanknopingspunten kunnen bieden, op grond waarvan de door hem gesuggereerde alternatieve wegen waarlangs aangeefster de vorenbedoelde wetenschap heeft bekomen voor waarschijnlijk gehouden kunnen worden.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op de misdrijven:

onder 1:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

onder 2:

met iemand die aan zijn zorg en opleiding is toevertrouwd ontucht plegen;

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in de positie van leraar een relatie is begonnen met een leerlinge, ondanks te zijn gewaarschuwd door collega's. Hierdoor heeft verdachte een van de meest fundamentele regels die zijn gesteld met betrekking tot de omgang van leraren met leerlingen geschonden. Voorts heeft verdachte, terwijl het, gelet op het grote leeftijdsverschil en op de relatief jeugdige leeftijd van aangeefster, van hem verwacht mocht worden dat juist hij de grenzen in acht zou nemen en in het belang van de jeugdige zou handelen, misbruik gemaakt van de verliefdheid van een vijftienjarige in die zin dat zij door die verliefdheid geen weerstand zou kunnen bieden aan de seksuele verlangens van verdachte.

Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de bewezen verklaarde gedragingen voor verdachte zowel in zijn werk als in zijn privé-leven verstrekkende gevolgen hebben gehad.

Vordering tot schadevergoeding

De benadeelde partij [naam], wonende te [plaats] aan de [adres] (girorekeningnummer [nr.] ten name van [..] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van € 5.062,28 EURO gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.

De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vorderin-g, nu zij van oordeel is dat het overige deel van de vordering niet van zo eenvoudi-ge aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafge-ding. De benadeelde partij kan derhalve het overige deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22 d, 24c, 27, 36f, 57, 245, en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank beslist als volgt.

Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

onder 1:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

onder 2:

met iemand die aan zijn zorg en opleiding is toevertrouwd ontucht plegen;

Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.

Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:

- een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 maanden.

Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor elke dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.

Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam], wonende te [plaats] aan de [adres] (girorekeningnummer [nr.] ten name van [naam] ), van een bedrag van € 1.027,-- EURO(€ 1000,-- immateriële schadevergoeding en € 27,-- EURO voor de ritten naar Apeldoorn voor het doen van aangifte), met veroordeling van ver-dachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Verklaart de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij het overige deel van de vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam], een bedrag te betalen van € 1.027,-- EURO, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover ver-dachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.027,-- EURO ten behoeve van het slachtoffer [naam], daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan deze benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien de verdachte aan de betreffende benadeel-de partij het bedrag van € 1.027,-- EURO heeft betaald, daarmee de ver-plichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.

Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Van Beuge en Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Zwartjes, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2003.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature