U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:
Vindplaats:

Uitspraak



ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN

Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

Reg.nr.: 97/426 BELEI

UITSPRAAK

in het geding tussen:

B.V. Krachtvoederfabriek De Hoop, gevestigd te Zelhem, eiseres,

en

het Dagelijks bestuur van het Waterschap Rijn en IJssel, gevestigd te Doetinchem, verweerder,

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 24 januari 1997.

2. Feiten

Eiseres exploiteert een mengvoederfabriek onder meer te Doesburg.

Bij besluit van 24 augustus 1987 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland (GS) ingevolge artikel 33 van de Waterstaatswet 1900 goedkeuring verleend aan de door verweerders rechtsvoorganger, het Dagelijks bestuur van het Waterschap IJsselland-Baakse beek te Ruurlo, bij hen ingediende ontwerp voor de aanleg van een hoogwaterkering in Doesburg, trac‚ A2 en B1.

Vervolgens hebben GS bij besluit van 15 juni 1994 aan een aangepast ontwerp van vorengenoemde hoogwaterkering goedkeuring verleend. Tegen voornoemde besluiten heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.

Eiseres heeft met verweerders rechtsvoorganger overleg gevoerd over schadevergoeding in verband met het aangepaste ontwerp voor een hoogwaterkering. Laatstgenoemde heeft bij brief van 2 augustus 1996 na advies te hebben ingewonnen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) met betrekking tot schade naar aanleiding van de voorgenomen aanleg van voornoemde hoogwaterkering een vergoeding aangeboden van f 128.000,-, plus een bijdrage van deskundigenkosten, overeenkomstig de nadeelcompensatieregeling van Rijkswaterstaat.

Tegen voornoemde brief is namens eiseres op 12 september 1996 een bezwaarschrift ingediend, omtrent welk bezwaarschrift SAOZ op 18 november 1996 aan verweerders rechtsvoorganger advies heeft uitgebracht.

Bij het thans bestreden besluit is het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.

3. Procesverloop

Namens eiseres is beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.

Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 20 januari 1999, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. van Noordt Wieringa, bedrijfsjurist te Lochem.

Verweerder, opgeroepen ter zitting te verschijnen, heeft zich doen vertegenwoordigen door ir. B.J. Veurman, mr. J. Meesters en mr. B.S. ten Kate, advocaat te Arnhem.

4. Gronden

4.1 In geding is de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de beslissing van verweerder (onder wie in het navolgende wordt begrepen diens rechtsvoorganger) van 2 augustus 1996, waarbij vergoeding van schade is aangeboden in verband met een dijkverbeteringsplan.

Deze niet-ontvankelijkverklaring berust op de grond dat, bij ontbreken van een nadeelcompensatieregeling die kan dienen als publiekrechtelijke basis terzake, de beslissing tot toekenning van bestuurscompensatie inzake de gevolgen van een dijkverbeteringsplan niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft zijn beslissing aangemerkt als een "privaatrechtelijke handeling" waartegen geen bezwaar en beroep ingevolge de Awb openstaat. Met betrekking tot zodanige handeling kan slechts de burgerlijke rechter worden geadiëerd met een actie uit onrechtmatige daad, aldus verweerder.

4.2 De rechtbank merkt allereerst op dat verweerders beslissing van 2 augustus 1996 niet is gebaseerd op een wettelijk voorschrift inzake nadeelcompensatie, noch op terzake tevoren bekend gemaakte beleidsregels op grond waarvan, ten tijde van de beweerdelijk schadeveroorzakende handeling, voor de benadeelde duidelijk kon zijn welke procedure voor vergoeding gevolgd kon worden en welke rechtsmiddelen terzake openstonden. De enkele omstandigheid dat verweerder in zijn voornoemde beslissing voor de beoordeling van deskundigenkosten heeft verwezen naar de nadeelcompensatieregeling van Rijkswaterstaat, wat daar verder ook van zij, heeft niet tot gevolg dat gezegd moet worden dat verweerder zodanige beleidsregels terzake heeft bekend gemaakt.

4.3 De rechtbank merkt vervolgens, met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (afgekort: ABRS) van 6 mei 1997 (JB 1997/118; AB 1997/229), het volgende op.

In die uitspraak heeft de ABRS de criteria voor een zelfstandig schadebesluit gepreciseerd en tevens de bevoegdheid van de bestuursrechter en de burgerlijke rechter verdeeld. De schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan op een verzoek om vergoeding van schade, die veroorzaakt zou zijn binnen het kader van de uitoefening door dat orgaan van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, is ook indien dat verzoek niet op een specifieke wettelijke grondslag is gebaseerd een publiekrechtelijke rechtshandeling en dus een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb .

Het past in het stelsel van afdeling 8.1.1 van de Awb de (algemene dan wel bijzondere) bestuursrechter slechts bevoegd te achten tot kennisneming van beroepen tegen een zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over beroepen tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. Indien derhalve tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld, dan is er ook geen beroep mogelijk tegen een besluit naar aanleiding van een verzoek om vergoeding van schade die daardoor is veroorzaakt. In de literatuur staat het hier aan de orde zijnde vereiste bekend als het vereiste van processuele connexiteit.

De ABRS heeft in de bovengenoemde uitspraak voorts overwogen dat het vorenstaande onverlet laat dat een beslissing op een buitenwettelijk verzoek om schadevergoeding naar aanleiding van een niet voor beroep bij de bestuursrechter vatbare wijze van uitoefening van een schadeveroorzakende publiekrechtelijke bevoegdheid, een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb .

4.4 Eiseres heeft gesteld dat zij schade heeft geleden door het (ontwerp-) dijkverbeteringsplan dat verweerder in 1985 heeft vastgesteld.

Artikel 33 van de Waterstaatswet 1900 luidde toentertijd en voor zover in casu van belang:

"Nieuwe werken tot kering van zeewater (...) of opperwater van de grote rivieren, daaronder begrepen stranden oeververdediging, benevens veranderingen aan zodanige bestaande werken (...), worden niet uitgevoerd, dan nadat het ontwerp met toelichting is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het werk is gelegen, dan wel in geval van provinciale werken door Ons.".

De door eiseres beweerdelijk geleden schade is naar het oordeel van de rechtbank veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening van de bevoegdheid die verweerder ontleent aan de betreffende waterstaatsrechtelijke derhalve publiekrechtelijke regelingen met betrekking tot de zorg voor de waterkering.

Anders dan eiseres heeft betoogd, vormt de vaststelling door verweerder van het (ontwerp-) dijkverbeteringsplan, of het kenbaar maken door verweerder van zijn voornemen zodanig plan uit te voeren, geen rechtshandeling.

Verweerders beslissing van 2 augustus 1996, waarbij hij aan eiseres vergoeding heeft aangeboden van schade die door het (ontwerp-) dijkverbeteringsplan beweerdelijk is veroorzaakt, vormt, onder verwijzing naar de bovengenoemde uitspraak van de ABRS, wel een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb .

4.5 De rechtbank constateert op grond van het vorenstaande dat tegen het (ontwerp-) dijkverbeteringsplan geen beroep op de bestuursrechter openstond.

Weliswaar hebben GS op grond van artikel 33 van de Waterstaatswet 1900 bij besluit van 24 augustus 1987 aan het ontwerp dijkverbeteringsplan/hoogwaterkering Doesburg goedkeuring verleend, tegen welk besluit ingevolge artikel 35 van die wet toentertijd voor bepaalde betrokkenen beroep op de Kroon open stond, maar eiseres heeft niet gesteld dat de beweerdelijk schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid is gelegen in het goedkeuringsbesluit van GS.

Het vereiste van processuele connexiteit brengt vervolgens met zich mee dat de bestuursrechter niet bevoegd is te oordelen over een beroep tegen het besluit van 2 augustus 1996. Ingevolge artikel 8:1, jo. artikel 7:1 van de Awb stond derhalve tegen dit besluit geen bezwaar open.

4.6 Namens eiseres is aangevoerd dat processuele connexiteit in dit geval niet is vereist, aangezien verweerder zich blijkens zijn besluit van 2 augustus 1996 reeds tot het vergoeden van schade gehouden achtte en derhalve niet in geschil is dat er sprake is van een rechtmatige overheidsdaad die tot schadevergoeding c.q. nadeelcompensatie verplicht en ten aanzien waarvan de bestuursrechter in het algemeen bevoegdheid toekomt.

De rechtbank verwerpt deze grief.

De bovengenoemde uitspraak van de ABRS biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunt om het vereiste van processuele connexiteit anders op te vatten dan overeenkomstig die uitspraak, indien slechts de hoogte van de bij een zuiver schadebesluit aangeboden vergoeding in geschil is. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding in dit geval af te wijken van het vereiste van processuele connexiteit.

4.7 Gelet op het vorenstaande stond tegen verweerders besluit van 2 augustus 1996 geen bezwaar open. Verweerder heeft derhalve bij het bestreden besluit het bezwaarschrift, zij het op onjuiste gronden, terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Het beroep is derhalve ongegrond.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb .

5. Beslissing

De rechtbank,

recht doende:

verklaart het beroep ongegrond.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, voorzitter, en mr. K. van Duyvendijk en mr. J.A. Lok, rechters,

en door eerstgenoemde in het openbaar uitgesproken op 24 februari 1999,

in tegenwoordigheid van de griffier.

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature