Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

pyramideconstructie; beleggingsfraude; houtbeleggingsproducten en geldleenovereenkomsten, medeplegen van feitelijk leiding geven aan oplichting, valsheid in geschrift, overtreding artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 , artikel 7, eerste lid, Wet toezicht effectenverkeer 1995 en het feitelijk leidinggeven aan overtreding van artikel 3:5, eerste lid Wet op het financieel toezicht

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD

Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer

Parketnr. : 07.996519-08

Uitspraak: 10 juli 2012

Vonnis in de zaak van:

het openbaar ministerie

tegen

(verdachte),

geboren op (geboortejaar),

wonende te (adres).

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2010, 21 en 22 mei 2012 en 26 juni 2012. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs.

De officier van justitie, mr. J.W. Bollen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 20 maanden.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

(volgt tenlastelegging zoals die ter terechtzitting is gewijzigd)

De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

BEWIJS

Feit 4

De verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 4 ten laste gelegde feit. De rechtbank acht dit niet wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank is op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich - volledig - bewust was van de werkelijke toestand van de houtbestanden en de werkelijke omvang van de problemen bij de houtbestanden, zodat het niet is uitgesloten dat hij zich ook niet bewust is geweest van de onjuistheid en/of onvolledigheid van het in de tenlastelegging bedoelde rapport “Certification of Independant Public Accountant May 2006”.

Medeplegen

Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte niet in alle gevallen aansprakelijk kan worden gesteld voor gedragingen van zijn medeverdachte/medeleidinggevende bij (naam bedrijf) (hierna: (NAAM BEDRIJF)) en dat dergelijke gedragingen van zijn medeverdachte hem niet in alle gevallen strafrechtelijk kunnen worden aangerekend/verweten, zodat er in die gevallen geen sprake is van medeplegen.

De rechtbank is hieromtrent van oordeel dat al de gedragingen die onderdeel uitmaken van de ten laste gelegde door (NAAM BEDRIJF) gepleegde strafbare feiten, verdachte als medeaandeelhouder en bestuurder van die vennootschap kunnen worden aangerekend/verweten. Er is naar het oordeel van de rechtbank tussen verdachte en zijn medeverdachte (medebestuurder en medeaandeelhouder) (naam 1) in ieder geval tot 23 juli 2006 sprake geweest van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking in het management en de leiding van (NAAM BEDRIJF), dat er sprake is van medeplegen van het leiding geven aan de door (NAAM BEDRIJF) gepleegde verboden gedragingen. Weliswaar hield (naam 1) zich in hoofdzaak bezig met de gang van zaken ter plaatse in Costa Rica en Guatemala, doch dit sloot niet uit dat (naam 1) zich ook - zij het in mindere mate - bezighield met de gang van zaken in Nederland, zoals het werven van beleggers en het ondertekenen van overeenkomsten. Andersom hield (naam verdachte) zich in hoofdzaak bezig met de gang van zaken in Nederland, doch dit sloot niet uit dat hij zich meermalen ter plaatse van de gang van zaken en de voortgang op de plantages in Costa Rica en Guatemala op de hoogte heeft gesteld en dat hij contacten heeft gehad met de ter plaatse door (NAAM BEDRIJF)/(naam 1) ingehuurde bosbouwkundig ingenieur (naam 2), met de plantage-eigenaar in Costa Rica, (naam 3), en met de vertegenwoordiger van (NAAM BEDRIJF) in Guatemala, (naam 4).

Al met al is naar het oordeel van de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat beide bestuurders (naam 1) en (naam verdachte) zich bezighielden met en op de hoogte waren van het beleid van (NAAM BEDRIJF) en de uitvoering daarvan in zowel Nederland als in Costa Rica en Guatemala.

Feit 1 primair

De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feitelijke leiding geven aan het door (NAAM BEDRIJF) plegen van oplichting wettig en overtuigend is bewezen.

De rechtbank baseert haar oordeel in het bijzonder op de navolgende - uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen af te leiden - feiten en omstandigheden.

Er is slechts een klein deel (ongeveer 40%) van de ingelegde gelden daadwerkelijk belegd/geïnvesteerd in houtplantages/bosbouw, terwijl aan beleggers onder andere in brochures uitdrukkelijk was beloofd en/of voorgespiegeld dat een groot deel van de ingelegde gelden daarin zou worden geïnvesteerd.

Omdat er slechts een klein deel van de ingelegde gelden daadwerkelijk werd geïnvesteerd in houtplantages/bosbouw konden verdachten er in redelijkheid niet op vertrouwen dat de aan beleggers/investeerders beloofde en voorgespiegelde (hoge) rendementen ook in werkelijkheid zouden (kunnen) worden gerealiseerd, dat de beleggingen/investeringen en inleg van geldleningen veilig en/of risicoloos waren en dat in ieder geval het geïnvesteerde/ingelegde geld na de aangegeven looptijd terug zou (kunnen) worden betaald.

Voorts was het geld dat in voorkomende gevallen (de geldleningen) als zijnde rendement/opbrengst van het ingelegde geld maandelijks werd uitgekeerd feitelijk afkomstig van inleggelden van andere beleggers/investeerders, zodat er als het ware een “piramideconstructie” werd gehanteerd. In de praktijk is ook gebleken dat op het moment dat de instroom van nieuwe beleggers/investeerders afnam, het maandelijks uitkeren van rendementen ook stokte, dan wel ophield.

Daar komt ten overvloede nog bij dat - nadat in 2005 was gebleken dat de toestand van de bomen op de plantage zorgwekkend was - (NAAM BEDRIJF) gewoon is doorgegaan met de verkoop van dezelfde beleggingsproducten als voorheen.

Feit 2 primair

De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde feitelijke leiding geven aan het door (NAAM BEDRIJF) plegen van valsheid in geschrift wettig en overtuigend is bewezen.

Het staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen - ook voor verdachten - vast dat de naar Costa Ricaans recht opgerichte vennootschap (naam bedrijf 2 en 3) in tegenstelling tot wat in de 49 in de tenlastelegging bedoelde overeenkomsten staat vermeld formeel juridisch geen eigenaar was van de in Guatemala gelegen plantage. Aldus kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de vermelding in die overeenkomsten dat genoemde vennootschap eigenaar was feitelijk onjuist is en dat de betreffende overeenkomsten valselijk zijn opgemaakt.

Het enkele feit dat de overeenkomsten, terwijl de verdachten zich bewust waren van de in de overeenkomsten staande formele onjuistheid, feitelijk naar beleggers/investeerders/kopers toe zijn gebruikt, betekent naar het oordeel van de rechtbank dat bij verdachten het oogmerk aanwezig was die overeenkomsten als echt en onvervalst te gebruiken.

Feit 3 primair

De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde feitelijke leiding geven aan het door (NAAM BEDRIJF) plegen van valsheid in geschrift wettig en overtuigend is bewezen.

Het staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen - ook voor verdachten - vast dat in de in de tenlastelegging bedoelde circa 50 overeenkomsten met zogenaamde escrowbepalingen en circa 26 zogenaamde escrowovereenkomsten in strijd met de waarheid staat vermeld dat (NAAM BEDRIJF) zich verplichtte een zeker geldbedrag te reserveren op een escrowrekening voor de kosten van beheer, onderhoud en monitoring en dat die escrowrekening zou worden aangehouden op de bestaande kwaliteitsrekening van (naam 5) Notarissen en dat aan die bepalingen geen uitvoering werd gegeven. Aldus kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de betreffende vermelding in die overeenkomsten feitelijk onjuist is en dat de betreffende overeenkomsten valselijk zijn opgemaakt.

Het enkele feit dat de overeenkomsten, terwijl de verdachten zich bewust waren van de in de overeenkomsten staande onjuistheid, feitelijk naar beleggers/investeerders/kopers toe zijn gebruikt, betekent naar het oordeel van de rechtbank dat bij verdachten het oogmerk aanwezig was die overeenkomsten als echt en onvervalst te gebruiken. Aan het laatste doet niet af dat escrowovereenkomsten na ondertekening door de beleggers/investeerders en ondertekening namens (NAAM BEDRIJF) niet zijn ondertekend door de notaris/escrowagent en niet zijn geretourneerd aan de klant.

Feiten 5 en 7

De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde feitelijke leidinggeven aan het door (NAAM BEDRIJF) plegen van overtreding van artikel 82, lid 1, van de Wet toezicht Kredietwezen 1992 en het onder 7 ten laste gelegde feitelijke leidinggeven aan het door (NAAM BEDRIJF) plegen van overtreding van artikel 3:5, lid 1, van de Wet op het financieel toezicht wettig en overtuigend zijn bewezen.

De tenlastelegging doelt onder de feiten 5 en 7 naar het oordeel van de rechtbank op ingelegde gelden in de vorm van een overeenkomst van geldlening enerzijds en in beleggingsproducten met een terugkoopregeling/terugkoopgarantie anderzijds. De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat die ingelegde gelden in beginsel als, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank is echter voorts van oordeel dat in diverse gevallen uit de inhoud van de beleggingsovereenkomsten blijkt dat er geen sprake was van een 100% gegarandeerde terugkoopregeling, dan wel dat de overeenkomst geen 100% terugkoopgarantie bood. In die gevallen is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en dient dus op onderdelen - partiële - vrijspraak te volgen, hetgeen tot uitdrukking komt in de wel bewezenverklaarde geldbedragen.

De rechtbank is voor wat betreft het onder feit 7 ten laste gelegde in tegenstelling tot de verdediging voorts van oordeel dat er geen sprake is van een besloten kring in de zin van de Wet op het financieel toezicht.

Er was naar het oordeel van de rechtbank geen/in onvoldoende mate sprake van een nauwkeurig omschreven kring van personen tot wie (NAAM BEDRIJF) zich richtte en/of toetredingscriteria die resulteerden in het niet op eenvoudige wijze kunnen toetreden. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van vrije toetreding, immers kon feitelijk een ieder een beleggingsovereenkomst sluiten bij (NAAM BEDRIJF). Er golden geen beperkingen ten aanzien van de persoon van de potentiële kopers van de beleggingsproducten, na het afsluiten waarvan men - vaak nog op dezelfde dag - een overeenkomst van geldlening kon afsluiten. Er was derhalve sprake van eenvoudige en vrije toetreding.

Er is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van verontschuldigbare rechtsdwaling op dit punt. De verdachte kon en mocht naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet voetstoots vertrouwen op informatie waarvan hij stelt die te hebben ingewonnen bij de door hem genoemde instanties en personen en waaruit hij zou hebben begrepen dat er in de gehanteerde constructie sprake zou zijn van aantrekken van gelden in besloten kring. Verdachte geeft overigens ook niet concreet aan waaruit die informatie heeft bestaan en op welk tijdstip die informatie is verkregen.

Feit 6 primair

De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat het onder 6 primair ten laste gelegde feitelijke leidinggeven aan het door (NAAM BEDRIJF) plegen van overtreding van artikel 7, lid 1, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 wettig en overtuigend is bewezen.

Het staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen - ook voor verdachten - vast dat (NAAM BEDRIJF) geen vergunning had als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder in de zin van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat de beleggingsovereenkomsten en overeenkomsten van geldlening van (NAAM BEDRIJF) wel degelijk kunnen worden aangemerkt als effecten (aandeelbewijzen en schuldbrieven) in de zin van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake was van individualiseerbare houtbestanden – plattegronden ontbreken en de verklaringen van de ter plaatse werkzame getuigen (naam 2) en (naam 3) wijzen ook niet in die richting - zodat de diverse beleggingsovereenkomsten en overeenkomsten van geldlening kunnen worden aangemerkt als een aandeel in een houtplantage/houtopstand en daarmee als effect (aandeelbewijs of schuldbrief) in de zin van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. De enkele omstandigheid dat in de beleggingsovereenkomsten een kadastraal nummer of perceelnummer staat vermeld, maakt het voorgaande niet anders.

Aldus is (NAAM BEDRIJF) zonder vergunning actief geweest als effectenbemiddelaar en vermogens- beheerder in de zin van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Er is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van verontschuldigbare rechtsdwaling op dit punt. De verdachte kon en mocht naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet voetstoots vertrouwen op informatie die hij zou hebben ingewonnen bij de door hem genoemde instanties en personen en waaruit hij zou hebben begrepen dat er in de gehanteerde constructie geen sprake zou zijn van effecten en daarmee ook niet van een optreden als effectenbemiddelaar/vermogensbeheerder in de zin van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Aan de brief van de Autoriteit Financiële Markten d.d. 15 augustus 2003 kunnen geen consequenties worden verbonden, aangezien de AFM uitging van foutieve informatie, namelijk dat het individualiseerbare houtbestanden betrof, hetgeen zoals hiervoor overwogen naar het oordeel van de rechtbank niet het geval was. Bovendien zag deze brief slechts op één van de diverse door (NAAM BEDRIJF) aangeboden producten.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair,

2 primair, 3 primair, 5, 6 primair en 7 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:

1 primair.

(naam bedrijf), ((NAAM BEDRIJF)) in de periode van 01 januari 2002 tot en met 11 mei 2007 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Hoogeveen en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (andere) natuurlijke en/of rechtspersonen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels -ondermeer- de hier onder genoemde personen (hier na te noemen beleggers) heeft bewogen tot de afgifte van na te melden geldbedragen,

hebbende (naam bedrijf) ((NAAM BEDRIJF)) en haar mededader(s) toen aldaar telkens met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid voorgewend en/of doen/laten voorwenden -ondermeer-:

- dat de door (naam bedrijf) ((NAAM BEDRIJF)) en één of meer aan haar gelieerde rechtspersonen ontvangen gelden grotendeels zouden worden belegd/geïnvesteerd in bosbouw, en/of

- in -persoonlijke- gesprekken/presentaties en in brochures/folders/leaflets (zie proces-verbaal Groen Garantieplan: ordner 15, bijlage O.03.1; blz. 4841; (---) Toekomstplan I en II: ordner 15, bijlage J.08.4; blz. 4831 en bijlage A.02.14-1; blz. 3642; Trees4Turtles: ordner 15,

bijlage J.08.3; blz. 4829; (---): ordner 15, bijlage J.08.2; blz. 4828) dat de belegging(en)/ investering(en)/inleg van geld/geldlening(en) veilig en/of risicoloos waren, en/of

- dat de (potentiële) belegger(s) de (100%) garantie kreeg/kregen dat zij het ingelegde geld en/of geldlening na de aangegeven looptijd (terug) zou(den) krijgen, en/of

- dat de belegging(en)/inleg van geld(en) volgens prognose zouden renderen volgens de hierna bij de inlegbedragen genoemde percentages, en/of

- aan belegger(s) dat zij/hij (maandelijks) één of meer geldbedragen uitbetaald/uitgekeerd kregen als ware het rendementen/opbrengsten van hun/zijn/haar belegging(en)/ingelegd(e) geld(en),

waardoor -ondermeer- de hieronder genoemde beleggers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte:

NAAM AANGIFTE BEDRAG INGELEGD RENDE-

P-V BLZ. in EUR PER MENT

tot ca.

(naam 6) 1979-2046 30.000 23.02.02 14%

(naam 7) 1922-1950 40.000 12.09.02 11%

(naam 8) 2066-2080 75.000 01.11.02 14%

(naam 9) 2343-2352 25.000 01.11.02 14%

(naam 10) 2053-2060 42.500 15.11.02 14%

(naam 11) 2143-2150 55.000 15.11.02 14%

(naam 12) 2081-2111 45.000 01.12.02 14%

(naam 13) 1535-1565 45.000 15.01.03 14%

(naam 14) 2186-2191 30.000 15.02.03 14%

(naam 15) 2061-2065 45.000 01.03.03 14%

(naam16) 1729-1767 25.000 01.05.03 14%

(naam 17) 1604-1619 57.500 06.05.03 14%

(naam 18) 1654-1685 60.000 08.05.03 14%

(naam 19) 1768-1843 15.000 09.05.03 14%

(naam 20) 1577-1603 15.000 01.06.03 14%

(naam 21) 1566-1576 15.000 05.09.03 14%

(naam 22) 1620-1653 25.500 28.11.03 14%

(naam 23) 2240-2297 51.000 13.04.04 14%

(naam 24) 1686-1728 26.000 12.07.04 14%

(naam 25) 2331-2342 76.500 15.08.04 14%

(naam 26) 2129-2142 39.500 22.10.04 11%

(naam 27) 2298-2330 25.500 01.02.05 11%

(naam 28) 2165-2185 28.000 01.06.05 14%

(naam 29) 2047-2052 280 15.06.05 11%

(naam 30) 2151-2157 390 22.08.05 15%

(naam 31) 1896-1921 19.500 22.09.05 14%

(naam 32) 1951-1968 25.500 21.10.05 14%

(naam 33) 2081-2111 64.500 15.11.05 11%

(naam 34) 1844-1895 253.000 24.11.05 11%

(naam 35) 2192-2239 90.000 21.02.06 11%

(naam 36) 1969-1978 4.000 15.04.06 10%

(naam 37) 2158-2164 3.500 01.05.06 15%

(naam 38) 2112-2128 15.000 19.12.06 11%

aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens tezamen en in vereniging met andere natuurlijke en/of rechtspersonen, feitelijke leiding heeft gegeven;

2 primair.

(naam bedrijf) . in de periode van 01 augustus 2005 tot en met 31 december 2006 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met andere natuurlijke en/of rechtspersonen, telkens (een) overeenkomst(en) (in totaal circa 49 stuks) tussen (naam bedrijf) . en (met name genoemde) "koper(s)", - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) telkens valselijk -ondermeer-:

a. in een overeenkomst "naam " -voorzien van het nummer 3GUATP191205-05.005.1- en/of in de bijlagen A en B, tussen (naam bedrijf) . en de heer (naam 38) en mevrouw (naam 39) (kopers) gedateerd 19 december 2006 vermeld of doen/laten vermelden dat (naam bedrijf 2 en 3), een naar Costa Ricaans recht opgerichte vennootschap eigenaar was van een in Guatemala gesitueerd onroerend goed, te noemen "de plantage" (proces-verbaal bijlage A.03.18; blz. 3716-3720), en

b. in een overeenkomst "naam" m.b.t. perceelsnummer: 05.001.2 en/of in de bijlagen A en B tussen (naam bedrijf) . en mevrouw (naam 40) wettelijk vertegenwoordigd door (naam 41) (koper) gedateerd 24 augustus 2005 vermeld of doen/laten vermelden dat (naam bedrijf 2 en 3), een naar Costa Ricaans recht opgerichte vennootschap eigenaar was van een in Guatemala gesitueerd onroerend goed, te noemen "de plantage" (proces-verbaal bijlage A.03.19; blz. 3721-3730), en

c. in een overeenkomst "naam" -voorzien van het nummer 3GUATT290606-05.022.9- en/of in de bijlagen A en B, tussen (naam bedrijf) en mevrouw (naam 42) (koper) gedateerd 29 juni 2006 vermeld of doen/laten vermelden dat (naam bedrijf 2 en 3), een naar Costa Ricaans recht opgerichte vennootschap eigenaar was van een in Guatemala gesitueerd onroerend goed, te noemen "de plantage" (proces-verbaal bijlage A.03.20; blz. 3731-3737), en

d. in een overeenkomst "(naam)" -voorzien van het nummer IGUAES081105-05.001.4- en/of in de bijlagen A en B, tussen (naam bedrijf) . en de heer (naam 12) en mevrouw (naam 12) (kopers), gedateerd 8 november 2005 vermeld of doen/laten vermelden dat (naam bedrijf 2 en 3), een naar Costa Ricaans recht opgerichte vennootschap eigenaar was van een in Guatemala gesitueerd onroerend goed, te noemen "de plantage" (proces-verbaal bijlage A.03.21; blz. 3738-3743), en

e. in een overeenkomst "(naam)" -voorzien van het nummer IGUAES060706-05.024.6- en/of in de bijlagen A en B, tussen (naam bedrijf) en de heer (naam 43) en mevrouw (naam 44) (kopers), gedateerd 06 juli 2006 vermeld of doen/laten vermelden dat (naam bedrijf 2 en 3), een naar Costa Ricaans recht opgerichte vennootschap eigenaar was van een in Guatemala gesitueerd onroerend goed, te noemen "de

plantage" (proces-verbaal bijlage A.03.22; blz. 3744-3749),

zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens tezamen en in vereniging met (andere) natuurlijke en/of rechtspersonen feitelijke leiding heeft gegeven;

3 primair.

(naam bedrijf). in de periode van 01 november 2003 tot en met 30 maart 2005 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere natuurlijke en/of rechtspersonen, telkens:

- (een) overeenkomst(en) met -zogenaamde- Escrowbepalingen (in totaal circa 50 stuks) tussen (naam bedrijf) B.V. en (met name genoemde) "koper(s)",en

- (een) -zogenaamde- Escrowovereenkomst(en) (in totaal circa 26 stuks) tussen (naam bedrijf) en (met name genoemde) "koper(s)" en/of mevr. mr. (naam 5), notaris (Escrow agent"), elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) valselijk -ondermeer-:

a. in een -zogenaamde- Escrowovereenkomst tussen Dhr. (naam 45) en Mevr. (naam 46) (koper) en (naam bedrijf. en/of Mr. (naam 5), notaris, gedateerd 03 november 2003 (proces-verbaal ordner 11, bijlage A.03.25; blz. 3764-3768) vermeld of doen/laten vermelden

- dat -zakelijk omschreven- (naam bedrijf) zich verplicht had na ontvangst van de koopsom van de koper voor het gekochte per 0,1 hectare waarop het gekochte betrekking heeft een bedrag van Euro 900 van de koopprijs te reserveren op een speciale kwaliteitsrekening bij een bank (Escrowrekening) voor de kosten van beheer, onderhoud en monitoring van het Gekochte en voor de kosten van administratieve werkzaamheden met betrekking tot één of meer percelen waarop het gekochte betrekking had, en/of

- dat de escrowrekening zou worden aangehouden op de bestaande kwaliteitsrekening "(naam 5) Notarissen Kwaliteitsrekening Cliënten" met rekeningnummer 65.11.34.641, en/of

- dat na ontvangst van de koopprijs voor het Gekochte binnen een overeengekomen termijn een bedrag van EUR 900 per 0,1 hectare waarop het Gekochte betrekking heeft, zou (doen) overboeken naar de Escrowrekening; en/of

b. in een -zogenaamde- Escrowovereenkomst tussen Dhr. (naam 47) en Mevrouw (naam 48) (koper) en (naam bedrijf). en/of Mr. (naam 5) , notaris, gedateerd 24 juni 2004 (proces-verbaal ordner 11, bijlage A.03.33; blz. 3801-3803) vermeld of doen/laten vermelden

- dat -zakelijk omschreven- (naam bedrijf) zich verplicht had na ontvangst van de koopsom van de koper voor het gekochte per 0,1 hectare waarop het gekochte betrekking heeft een bedrag van Euro 900 van de koopprijs te reserveren op een speciale kwaliteitsrekening bij een bank (Escrowrekening) voor de kosten van beheer,

onderhoud en monitoring van het Gekochte en voor de kosten van administratieve werkzaamheden met betrekking tot één of meer percelen waarop het gekochte

betrekking had, en/of

- dat de escrowrekening zou worden aangehouden op de bestaande kwaliteitsrekening "(naam 5) Notarissen Kwaliteitsrekening Cliënten" met rekeningnummer 65.11.34.641, en/of

- dat na ontvangst van de koopprijs voor het Gekochte binnen een overeengekomen termijn een bedrag van EUR 900 per 0,1 hectare waarop het Gekochte betrekking heeft, zou (doen) overboeken naar de Escrowrekening; en/of

c. in een -zogenaamde- Escrowovereenkomst tussen (naam 49) en Mevrouw (naam 50) (koper) en (naam bedrijf). en/of Mr. (naam 5), notaris, gedateerd 24 juni 2004 (proces-verbaal ordner 11, bijlage A.03.35; blz. 3811-3813) vermeld of doen/laten vermelden

- dat -zakelijk omschreven- (naam bedrijf) zich verplicht had na ontvangst van de koopsom van de koper voor het gekochte per 0,1 hectare waarop het gekochte betrekking heeft een bedrag van Euro 900 van de koopprijs te reserveren op een speciale kwaliteitsrekening bij een bank (Escrowrekening) voor de kosten van beheer, onderhoud en monitoring van het Gekochte en voor de kosten van administratieve werkzaamheden met betrekking tot één of meer percelen waarop het gekochte betrekking had, en/of

- dat de escrowrekening zou worden aangehouden op de bestaande kwaliteitsrekening "(naam 5) Notarissen Kwaliteitsrekening Cliënten" met rekeningnummer 65.11.34.641, en/of

- dat na ontvangst van de koopprijs voor het Gekochte binnen een overeengekomen termijn een bedrag van EUR 900 per 0,1 hectare waarop het Gekochte betrekking heeft, zou (doen) overboeken naar de Escrowrekening; en/of

d. in een overeenkomst -met zogenaamde Escrowbepalingen- tussen (naam bedrijf) en Dhr. (naam 51) en mevr. (naam 52) (koper) gedateerd 13 mei 2005 (proces-verbaal ordner 11, bijlage A.03.31; blz. 3791-3795) vermeld of doen/laten vermelden

- dat -zakelijk omschreven- dat (naam bedrijf) na ontvangst van de koopsom een bedrag van EUR 900 voor elke hectare waarop het Gekochte betrekking heeft werd gereserveerd voor de kosten van beheer, onderhoud en monitoring van het Gekochte en voor de administratieve werkzaamheden met betrekking tot het Gekochte (Onderhoudsbudget") en/of

- dat het genoemde Onderhoudsbudget op een derdenrekening zou worden gestort ("Escrowrekening") beheerd door een notaris ("Escrowagent"), en/of

- dat in dat kader tussen de Koper, (naam bedrijf) en de Escrowagent een overeenkomst zou worden gesloten waarin onder meer het beheer van de Escrowrekening werd geregeld en/of dat de Escrow agent in het bezit zou worden gesteld van de Overeenkomst,

zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens tezamen en in vereniging met (andere) natuurlijke en/of rechtspersonen, feitelijke leiding heeft gegeven;

5.

(naam bedrijf). in de periode van 01 april 2004 tot en met 31 december 2006 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of Hoogeveen en/of (elders) in Nederland, telkens opzettelijk bedrijfsmatig na te noemen al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het na te vermelden publiek, heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft verkregen en/of ter beschikking heeft gehad , te weten:

publiek opvorderbare gelden

(naam 23) EUR 25.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 23)-01; blz. 2240-2297) en

(naam 25) EUR 76.500 (proces-verbaal bijlagen (naam 25)-01;

blz. 2331-2342) en

(naam 28) EUR 15.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 28)-01; blz. 2165-2185) en

(naam 33) EUR 32.500 (proces-verbaal bijlagen (naam 33)-01; blz. 2081-2111) en

(naam 34) EUR 125.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 34)-01; blz. 1844-1895) en

(naam 35) EUR 30.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 35)-01; blz. 2192-2239) en

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven,

en

(naam bedrijf) B.V. in de periode van 23 juli 2006 tot en met 31 december 2006 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of Hoogeveen en/of (elders) in Nederland, opzettelijk bedrijfsmatig -ondermeer- na te noemen al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het na te vermelden publiek, heeft/aangetrokken en/of ter beschikking heeft verkregen en/of ter beschikking heeft gehad, te weten:

publiek opvorderbare gelden

(naam 38) EUR 10.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 38)-01; blz. 2112-2128),

zulks terwijl hij, verdachte, aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven;

6.

(naam bedrijf) B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2004 tot en met 31 december 2006 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of Hoogeveen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk zonder vergunning als effectenbemiddelaar en/of vermogensbeheerder als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b en /of c Wet toezicht effectenverkeer 1995 in en/of vanuit Nederland -ondermeer- aan de na te noemen personen diensten met betrekking tot aankoop van -onderstaande- (beleggings)produkten en/of

geldleningen heeft aangeboden en/of heeft doen/laten aanbieden en/of heeft verricht en/of heeft doen/laten verrichten;

Naam producten

(naam 24) Groen Garantieplan en Eco Toekomstplan

(naam 26) Participatie Plantage Gronden en Eco Toekomstplan

(naam 27) Participatie Plantage Gronden en Eco Toekomstplan

(naam 29) Eco Toekomstplan

(naam 30) Tree4Turtles

Naam 31) Groen Garantieplan

(naam 32) Groen Garantieplan en Participatie Plantage Gronden

(naam 30) Trees4Turtles

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;

art 7 lid 1 Wet toezicht effectenverkeer 1995

7.

(naam bedrijf). in de periode van 01 januari 2007 tot en met 10 mei 2007 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, telkens opzettelijk in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring na te noemen opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen te weten van na te noemen personen, ter beschikking heeft gehad;

personen opvorderbare gelden

(naam 23) EUR 25.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 23)-01; blz. 2240-2297) en

(naam 25) EUR 76.500 (proces-verbaal bijlagen (naam 25)-01;

blz. 2331-2342) en

(naam 28) EUR 15.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 28)-01; blz. 2165-2185) en

(naam 33) EUR 32.500 (proces-verbaal bijlagen (naam 33)-01; blz. 2081-2111) en

(naam 34) EUR 125.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 34)-01; blz. 1844-1895) en

(naam 35) EUR 30.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 35)-01; blz. 2192-2239) en

(naam 38) EUR 15.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 38)-01; blz. 2112-2128),

zulks terwijl hij, verdachte aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.

Van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 5, 6 primair en 7 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:

1 primair.

Medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 326 junctis de artikelen 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht .

2 primair.

Medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 225 junctis de artikelen 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht .

3 primair.

Medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 225 junctis de artikelen 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht .

5.

Medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 ,

en

Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 ,

strafbaar gesteld bij artikel 1 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (zoals voornoemde artikelen in de ten laste gelegde periode golden ), junctis de artikelen 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht.

6 primair.

Medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ,

strafbaar gesteld bij artikel 1 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (zoals voornoemde artikelen in de ten laste gelegde periode golden ), junctis de artikelen 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht.

7.

Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht ,

strafbaar gesteld bij artikel 1 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 3:5 van de Wet op het financieel toezicht , juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is vooralsnog niet aannemelijk geworden.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.

De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen –en vindt daarin de redenen die tot de keuze van ene onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte als leidinggevende heeft gefunctioneerd van een professioneel opererende rechtspersoon ((NAAM BEDRIJF)), die zich op grote schaal heeft schuldig gemaakt aan oplichting. Daarbij zijn ook de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet op het Financieel toezicht overtreden.

Verdachte heeft op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van niets vermoedende particulieren. Door (NAAM BEDRIJF) zijn miljoenen euro’s van particuliere beleggers aangetrokken zonder dat er sprake was van zekerheden en garanties zoals de Wet toezicht kredietwezen 1992 die beoogt te bewerkstellingen. Slechts een klein deel van de ingelegde gelden is overeenkomstig de bestemming daarvan daadwerkelijk in bosbouw geïnvesteerd.

Bovenstaande praktijken vormen een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich alleen maar laten leiden door hun eigen verlangen naar gewin en zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en emotionele gevolgen voor de slachtoffers, die hun beleggingen in rook hebben zien opgaan zonder dat verdachte en zijn medeverdachten –naar het zich laat aanzien- nog enige reële verhaalsmogelijkheid bieden. Voorts heeft de handelwijze van verdacht geleid tot concurrentievervalsing en is er een smet geworpen op de legale beleggingswereld. De integriteit van de financiële wereld is hierdoor aangetast.

De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de strafoplegging onderscheid te maken tussen verdachte en zijn medeverdachte (naam 1). Hun rol in het geheel is op onderdelen weliswaar enigszins verschillend geweest, doch voor wat betreft de morele verwijtbaarheid, negatieve maatschappelijke gevolgen in het algemeen en negatieve gevolgen voor de beleggers in het bijzonder, als gelijkwaardig aan te merken. Dat (naam 1) een klein jaar korter dan (naam verdachte) als leidinggevende aan (NAAM BEDRIJF) verbonden is geweest doet, gelet op de totale duur van de periode dat beiden gelijktijdig als leidinggevende aan (NAAM BEDRIJF) verbonden waren, daaraan niet af.

De beslissing berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partijen hebben zich 70 beleggers via de Stichting Gedupeerden (naam bedrijf) als benadeelde partij gesteld en hebben zich 9 beleggers rechtstreeks als benadeelde partij gesteld. Daarnaast heeft de curator in het faillissement van (naam bedrijf) In ((NAAM BEDRIJF)) zich namens de zich in het faillissement aangemelde crediteuren als benadeelde partij gesteld. Van de beleggers die zich rechtstreeks of via de Stichting Gedupeerden (naam bedrijf) als benadeelde partijen hebben gesteld heeft een deel zich ook als crediteur in het faillissement van (NAAM BEDRIJF) aangemeld en maken derhalve –hoewel niet in alle gevallen voor hetzelfde bedrag- ook deel uit van de vordering van de curator. Ten slotte zijn de diverse vorderingen weersproken en summier onderbouwd.

De rechtbank is daarom van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet zonder nader onderzoek zonder meer kunnen worden toegewezen. Zij leveren daarom naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zullen alle benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het onder 4 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.

Het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 5, 6 primair en 7 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

De tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. L.J. Bosch en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van A. Samson als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2012.

Mr. S.M. Milani voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature