Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vraag of persoonlijk onderzoek door verzekeraar ongerechtvaardigde inbreuk is op recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht

Locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: 175493 / HA ZA 10-1226

Vonnis van 4 mei 2011

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat dr. mr. A.J. Van te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage,

gedaagde,

advocaat mr. D.J. van der Kolk te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en Aegon genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 4 mei 2011

- de brief van [eiser] met producties van 27 januari 2011

- het proces-verbaal van comparitie van 10 februari 2011.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [eiser] is op 23 oktober 1999 tijdens zijn werk als taxichauffeur betrokken geweest bij een aanrijding. De auto waarin [eiser] zich bevond werd van achteren aangereden door een andere auto.

2.2. Aegon was destijds de WAM verzekeraar van de achteropkomende auto en is door [eiser] aangesproken voor de door hem geleden schade. Aegon heeft aansprakelijkheid erkend en heeft vervolgens bureau Cunningham ingeschakeld voor de schadebehandeling.

2.3. Partijen hebben geen buitengerechtelijke regeling getroffen ten aanzien van de schade. [eiser] heeft Aegon hierop in rechte betrokken. Op 15 november 2006 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan. Tegen deze uitspraak heeft [eiser] hoger beroep ingesteld, waarna het gerechtshof Den Haag op 14 juli 2009 arrest heeft gewezen. Hierop heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Voorts is [eiser] een procedure gestart tot herroeping van het arrest van het Gerechtshof Den Haag.

2.4. Aegon was destijds gebonden aan de "Gedragscode Persoonlijk Onderzoek" (versie 1 september 1997), waarvan de volgende passages relevant zijn:

"1. Wanneer kan er sprake zijn van het instellen van een persoonlijk onderzoek?

Dat doet zich voor indien de verzekeraar van mening is dat het feitenonderzoek geen -althans onvoldoende- uitsluitsel geeft omtrent de feiten en omstandigheden die nodig zijn om een verantwoorde beslissing te nemen over de aanspraak tot uitkering of de hoogte van de schadevergoeding.

Eveneens kan de verzekeraar besluiten tot het instellen van een persoonlijk onderzoek wanneer er een gerede twijfel is ontstaan omtrent de juistheid of volledigheid van de feiten en omstandigheden die uit dat feitenonderzoek naar voren zijn gekomen.

De verzekeraar zal hierbij steeds beoordelen of persoonlijk onderzoek het enige haar ten dienste staande middel is dan wel of er andere mogelijkheden van onderzoek zijn die tot hetzelfde resultaat kunnen leiden zonder dat daarbij de persoonlijke levenssfeer van betrokkene wordt geraakt. Is dat laatste het geval dan zal de verzekeraar afzien van het doen van persoonlijk onderzoek. (...)

3.4 Bij het persoonlijk onderzoek wordt doorgaans gebruik gemaakt van de navolgende twee onderzoeksmethoden:

a. het observeren van betrokkene;

b. het inwinnen van informatie bij derden

3.5 Alvorens een verzekeraar een persoonlijk onderzoek als bedoeld in artikel 3.4 sub b instelt zal betrokkene worden ge ïnformeerd over dit voornemen, alsmede wat het doel van de (globale) aard van het onderzoek zijn. Betrokkene dient schriftelijk toestemming te geven tot het instellen van een dergelijk persoonlijk onderzoek. Indien zwaarwichtige belangen, zoals strafrechtelijke opsporingsbelangen, in het bijzondere geval zulks vereisen, zal de toestemming van betrokkenen niet noodzakelijk zijn en zal de informatie over het persoonlijk onderzoek bestaan uit een in algemene termen vervatte mededeling. Betrokkene zal omtrent de uitkomsten van het hier bedoelde persoonlijk onderzoek worden geïnformeerd."

2.5. Op 20 november 2001 is telefonisch contact geweest tussen de toenmalige belangenbehartiger van [eiser] en de contactpersoon van de door Aegon ingeschakelde schaderegelaar Cunningham. De belangenbehartiger van [eiser] heeft naar aanleiding van dit gesprek op 11 december 2001 een brief aan Cunningham gestuurd. Relevante passages luidden aldus:

"Mijn cliënt de heer [eiser] deed bij mij zijn beklag over zijn vermoeden, dat hij was gebeld en gevolgd door een (in zijn ogen) privé detective, die volgens hem in opdracht van Aegon vragen aan hem stelde. Ik heb mijn cliënt aangegeven dat ik hieromtrent contact met u zou opnemen. U deelde mij mede op geen enkele wijze bekend te zijn met het inschakelen van een privé detective in verband met een personenonderzoek. Ik ga ervan uit dat u per omgaande op de hoogte brengt indien Aegon zulks zonder u in te lichten heeft laten geschieden"

2.6. Op enig moment heeft [eiser] kennis genomen van een door Aegon opgesteld overzicht van betalingen. Op dit overzicht stonden betalingen vermeld aan Smit& Honig en Interseco B.V. Dit zijn particuliere recherchebureaus. Naar aanleiding hiervan heeft (de advocaat van) [eiser] bij brief van 15 december 2008 contact opgenomen met (de advocaat van) Aegon en om opheldering verzocht.

2.7. Bij brief van 27 januari 2009 heeft Aegon laten weten dat eind 2001/ begin 2002 een persoonlijk onderzoek naar [eiser] is uitgevoerd.

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad,

* een verklaring voor recht:

- dat Aegon een ongerechtvaardigde inbreuk heeft gemaakt op het recht van [eiser] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer;

- dat Aegon heeft gehandeld in strijd met de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek (hierna "de gedragscode") en artikel 34 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna "Wbp") en daarmee onrechtmatig jegens [eiser];

- dat Aegon heeft gehandeld in strijd met artikel 35 lid 1 van de Wbp en de maatschappelijke zorgvuldigheid die een aansprakelijkheidsverzekeraar betaamt in zijn verhouding tot degene door wie hij tot schadevergoeding is aangesproken;

- dat Aegon heeft gehandeld in strijd met de op haar als procespartij rustende waarheidsplicht van artikel 21 Rv en daarmee onrechtmatig jegens [eiser];

* veroordeling van Aegon tot:

- betaling van EUR 4.500,- dan wel een naar billijkheid vast te stellen vergoeding wegens schending van zijn persoonlijke levenssfeer, te vermeerderen met wettelijke rente;

- betaling van EUR 5.000,- dan wel een naar billijkheid vast te stellen vergoeding wegens het feit dat Aegon zich gedurende de schadeafwikkeling onzorgvuldig jegens hem heeft gedragen, te vermeerderen met wettelijke rente;

- het verstrekken van inzage aan [eiser] in alle bescheiden die Aegon onder zich heeft voorzover die betrekking hebben op het persoonlijk onderzoek naar [eiser], daaronder begrepen de opdrachten aan de door Aegon ingeschakelde onderzoeksbureaus;

- het verstrekken van inzage aan [eiser] in alle bescheiden die informatie bevatten over de gronden die voor Aegon aanleiding waren om naar hem een persoonlijk onderzoek in te stellen;

- betaling van de kosten van deze procedure.

3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Door in 2001 zonder toestemming en medeweten van [eiser] een onderzoek naar hem in te stellen heeft Aegon een ongerechtvaardigde inbreuk gemaakt op het recht van [eiser] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Daarmee heeft Aegon onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.

Voorts heeft Aegon na de beëindiging van het onderzoek verzuimd [eiser] te informeren over het feit dat dit had plaatsgevonden en over de resultaten ervan. Daarmee heeft Aegon gehandeld in strijd met de gedragscode, evenals artikel 34 van de Wbp . Aegon heeft voorts in strijd met de waarheid tegenover [eiser] verklaard dat geen onderzoek naar zijn persoon was ingesteld. Daardoor heeft Aegon gehandeld in strijd met hetgeen een aansprakelijkheidsverzekeraar betaamt in zijn verhouding tot degene door wie hij is aangesproken. Bovendien levert dit een schending op van artikel 35 lid 1 Wbp . Zelfs nadat [eiser] daar uitdrukkelijk om verzocht had, heeft Aegon verzuimd de resultaten van het naar de persoon van [eiser] uitgevoerde onderzoek in de procedure tot schadevergoeding kenbaar te maken aan de rechter. Daarmee heeft Aegon gehandeld in strijd met de op haar als procespartij rustende waarheidsplicht van artikel 21 Rv .

3.3. Aegon voert verweer.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Ongerechtvaardigde inbreuk op recht eerbiediging persoonlijke levenssfeer

4.1. Aegon heeft bij conclusie van antwoord uiteen gezet dat de aanleiding om destijds een persoonlijk onderzoek naar [eiser] in te stellen was gelegen in een melding van de schaderegelaar dat hij door [eiser] bedreigd was. Bovendien werd er een hoge claim ingediend, terwijl het een aanrijding met een zeer geringe impact betrof. Verder had [eiser] aangegeven dat hij er financieel zeer slecht voorstond. Dat alles bij elkaar heeft ertoe geleid dat de schaderegelaar de kwestie aan de afdeling Speciale Zaken heeft voorgelegd. Het was vervolgens de afdeling Speciale zaken die tot het onderzoek heeft besloten.

4.2. In reactie op de stellingen van Aegon heeft [eiser] ter comparitie betoogd dat Aegon onvoldoende aanleiding had om een persoonlijk onderzoek jegens hem te starten. Volgens [eiser] had Aegon op basis van de destijds toepasselijke gedragscode pas kunnen besluiten tot het instellen van een onderzoek nadat een vermoeden van fraude was ontstaan.

Een vermoeden tot fraude kan volgens [eiser] niet zijn gebaseerd op de door Aegon aangevoerde omstandigheden. [eiser] heeft voorts betwist dat hij een schaderegelaar van Aegon heeft bedreigd. Hierbij heeft [eiser] toegelicht dat hij destijds bij wijze van hobby politiehonden trainde, dat deze aansloegen ten tijde van het bezoek van de schaderegelaar en dat hij de schaderegelaar juist had gewaarschuwd teneinde te voorkomen dat deze zou worden aangevallen.

4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Aegon was bij haar beslissing tot het instellen van een persoonlijk onderzoek gebonden aan de hiervoor in rechtsoverweging 2.4 aangehaalde gedragscode. Onder de door Aegon geschetste omstandigheden acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat Aegon destijds van mening was dat zij (nog) niet over voldoende informatie beschikte om een verantwoorde beslissing te nemen dan wel dat bij haar twijfel was ontstaan over de juistheid van de reeds naar voren gekomen feiten. De opvatting van [eiser] dat alleen een onderzoek kon worden ingesteld bij een vermoeden van fraude wordt niet door de tekst van de code ondersteund en is dan ook onjuist.

De vraag of [eiser] de schaderegelaar daadwerkelijk heeft bedreigd kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven, aangezien de rechtbank het voorstelbaar acht dat het door [eiser] geschetste scenario met de politiehonden op zijn minst bedreigend is overgekomen bij de schaderegelaar.

4.4. De rechtbank is op grond van bovenstaande overwegingen van oordeel dat voldoende gerechtvaardigde gronden aanwezig waren waarop Aegon, met inachtneming van de toepasselijke gedragscode, kon besluiten tot het instellen van een persoonlijk onderzoek jegens [eiser]. Hiermee staat dan vast dat geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.

Strijd Gedragscode en artikel 34 Wbp

4.5. Volgens Aegon blijkt uit artikel 3.7 van de gedragscode dat verzekeraars indertijd niet gehouden waren de resultaten van het onderzoek aan de betrokkene mede te delen tenzij de verzekeraar in zijn uiteindelijke standpunt negatieve consequenties wenste te verbinden aan de resultaten van een dergelijk onderzoek. Nu Aegon het onderzoek niet bij de schaderegeling heeft gebruikt en er (dus) geen negatieve consequenties aan zijn verbonden bestond destijds geen aanleiding om [eiser] te informeren.

4.6. Dit betoog van Aegon kan echter geen stand houden. [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht gewezen op het bepaalde in artikel 3.5 van de gedragscode. Voordat informatie bij derden ingewonnen zou worden diende Aegon [eiser] daaromtrent te informeren en Aegon behoefde schriftelijke toestemming van [eiser] tot het instellen van een dergelijk persoonlijk onderzoek.

Tijdens de comparitie van partijen heeft Aegon (bij monde van de heer Schönherr, destijds Fraudecoördinator bij Aegon) verklaard dat bij het persoonlijk onderzoek naar de heer [eiser] gebruik is gemaakt van de bureaus Smit& Honig en Interseco. Volgens Schönherr hadden dergelijke bureaus toegang tot diverse financiële databanken. Smit & Honig had inzicht in bankgegevens en hypotheekgegevens en Interseco heeft een observatieonderzoek gedaan.

Op basis van deze verklaring van Schönherr neemt de rechtbank als vaststaand aan dat bij het persoonlijk onderzoek naar [eiser] informatie van derden (te weten financiële databanken, banken en/of hypotheekverstrekkers) is verkregen. Aegon heeft verzuimd [eiser] daarover te informeren en heeft niet om schriftelijke toestemming gevraagd alvorens de betreffende informatie in te winnen. Hiermee heeft Aegon in strijd met de gedragscode gehandeld.

4.7. Voorts heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat Aegon op grond van artikel 34 Wbp [eiser] had dienen te informeren. Artikel 34 Wbp bepaalt immers dat wanneer persoonsgegevens zijn verkregen op een andere wijze dan van de betrokkene zelf, de verantwoordelijke in de zin van de Wbp de betrokkene daarvan op de hoogte dient te stellen en de doeleinden van de verwerking dient mede te delen. Nu Aegon dit heeft nagelaten heeft zij in strijd met artikel 34 Wbp gehandeld.

4.8. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.

Strijd met zorgvuldigheidsnorm verzekeraar en artikel 35 Wbp

4.9. Aegon stelt dat zij gehandeld heeft conform de toepasselijke gedragscode en dat derhalve geen sprake kan zijn van schending van een zorgvuldigheidsnorm. Bovendien kan een verzoek aan een schaderegelaar niet worden aangemerkt als een verzoek zoals beschreven in artikel 35 lid 1 Wbp , zodat dit artikel toepassing mist. Volgens Aegon had [eiser] zijn verzoek aan de verantwoordelijke persoon -in de zin van de Wbp- binnen Aegon moeten richten.

4.10. Vooropgesteld dient te worden dat uit bovenstaande overwegingen volgt dat de rechtbank van oordeel is dat Aegon in strijd met de toepasselijke gedragscode heeft gehandeld, zodat het verweer van Aegon op dit punt zal worden gepasseerd. Voor wat betreft de overige stellingen van Aegon overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] heeft de schaderegelaar expliciet gevraagd of er een persoonlijk onderzoek tegen hem was ingesteld en daarop een ontkennend antwoord gekregen, welk antwoord, naar later bleek, in strijd met de waarheid was. Aegon heeft ter comparitie nader toegelicht dat de schaderegelaar niet op de hoogte was van een dergelijk onderzoek aangezien dit door de afdeling Speciale Zaken was geïnitieerd en de resultaten na afloop niet zijn teruggekoppeld. Dit verweer kan Aegon echter niet baten. [eiser] mocht erop vertrouwen dat de schaderegelaar zich bij Aegon zou vergewissen of sprake was een onderzoek. Een expliciete ontkenning die in strijd met de waarheid wordt gedaan is naar het oordeel van de rechtbank als onzorgvuldig aan te merken, waarbij geldt dat de onzorgvuldigheid van een door haar ingeschakelde derde voor rekening en risico van Aegon dient te komen.

4.11. Van een schending van artikel 35 Wbp is naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen sprake. Aegon heeft in dit kader terecht aangevoerd dat de schaderegelaar niet is aan te merken als de verantwoordelijke in de zin van de Wbp.

4.12. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht betrekking heeft op schending van een zorgvuldigheidsnorm zal deze worden toegewezen. Voor zover deze betrekking heeft op schending van artikel 35 Wbp zal zij worden afgewezen.

Schending 21 Rv

4.13. Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Aegon heeft in dit kader, voor zover relevant, betoogd dat het oordeel van het Gerechtshof te Den Haag niet zou zijn beïnvloed door de wetenschap van een persoonlijk onderzoek; de resultaten van dit onderzoek zijn door Aegon immers niet gebruikt bij de schade afwikkeling. Het is volgens Aegon duidelijk dat het al dan niet geloofwaardig zijn van [eiser] op zichzelf geen rol heeft gespeeld bij de beoordeling door het Gerechtshof van de schadevergoedingsvordering van [eiser]. [eiser] heeft op zijn beurt vervolgens niet meer gereageerd op dit standpunt van Aegon zodat de rechtbank zal uitgaan van de juistheid van de stellingen van Aegon terzake. Naar het oordeel van de rechtbank is het derhalve niet aannemelijk geworden dat Aegon het Gerechtshof te Den Haag een feit heeft onthouden dat voor de beslissing van belang was. Als gevolg hiervan zal niet worden toegekomen aan de vraag of Aegon zich onrechtmatig jegens [eiser] heeft gedragen door geen medewerking te verlenen aan het alsnog verschaffen van de betreffende informatie aan de rechters die de zaak onderhanden hadden. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.

Schade(vergoeding)

4.14. [eiser] baseert zijn vordering tot schadevergoeding op twee verschillende gronden. Enerzijds maakt hij aanspraak op een vergoeding van EUR 4.500,- ex artikel 49 lid 2 Wbp wegens schending van zijn persoonlijke levenssfeer, evenals schending van de gedragscode en schending van artikel 34 Wbp . Anderzijds claimt [eiser] een schadevergoeding van EUR 5.000,- wegens het feit dat Aegon zich onzorgvuldig jegens hem heeft gedragen.

4.15. Zoals uit eerdere overwegingen blijkt is de rechtbank van oordeel dat Aegon in strijd met artikel 34 Wbp heeft gehandeld zodat Aegon schadeplichtig is op grond van artikel 49 lid 2 Wbp . Bovendien is de rechtbank van oordeel dat Aegon de gedragscode heeft overtreden en dat Aegon een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Aegon heeft derhalve onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en is op die grond eveneens aansprakelijk voor de door [eiser] als gevolg hiervan geleden schade.

4.16. [eiser] onderbouwt het op grond van artikel 49 lid 2 gevorderde bedrag van EUR 4.500,- met een verwijzing naar artikel 66 Wbp . Aangezien artikel 66 Wbp betrekking heeft op de mogelijkheid van een bestuurlijke boete bij overtreding van de artikelen 27, 28 of 79 lid 1 Wbp mist deze verwijzing naar het oordeel van de rechtbank juridische grondslag.

Artikel 49 lid 2 Wbp bepaalt dat voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank zal bij de beoordeling van dit punt aansluiten bij hetgeen is bepaald in artikel 6:106 BW en de daarop betrekking hebbende jurisprudentie. In dat artikel is -voor zover relevan t in het licht van de stellingen van [eiser]- bepaald dat de benadeelde, voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde in zijn persoon is aangetast. Verwezen zij naar de onderstaande overwegingen 4.18 en 4.19 voor de beoordeling van de door [eiser] gestelde immateriële schade.

4.17. [eiser] vordert voorts een bedrag van EUR 5.000,- wegens het feit dat Aegon zich jegens hem onzorgvuldig heeft gedragen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. [eiser] heeft in dit kader gesteld dat het zeer wel denkbaar is dat de schaderegelaar destijds een lager voorschot heeft uitbetaald omdat men op de hoogte was van een persoonlijke onderzoek naar hem. Voor zover [eiser] hiermee bedoeld heeft te stellen dat hij vermogensschade heeft geleden zal de betreffende schadepost als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Voor zover [eiser] aanspraak wenst te maken op vergoeding van immateriële schade ex artikel 6:106 BW overweegt de rechtbank als volgt.

4.18. Ter comparitie heeft [eiser] toegelicht dat hij en zijn gezin veel stress hebben ondervonden van de wijze waarop Aegon de schade heeft afgewikkeld. De stress en boosheid van [eiser] hebben zijn herstel in negatieve zin beïnvloed. Hierbij verwijst [eiser] naar een medisch onderzoeksverslag van 5 september 2003 (nagekomen productie, aangeduid als bijlage 1) waarin staat beschreven dat [eiser] gepreoccupeerd raakte met zijn letselschadevordering, hetgeen een normaal functioneren in de persoonlijke en sociale levenssferen in de weg stond. Op grond van deze (onbetwiste) stellingen van [eiser] is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat hij zodanig onder de handelwijze van Aegon heeft geleden dat hij als gevolg daarvan in zijn persoon is aangetast.

4.19. De rechtbank acht een bedrag van EUR 5.000,- billijk en zal dit derhalve toewijzen.

Exhibitie ex 843a Rv

4.20. Aegon heeft onweersproken gesteld over geen andere informatie of stukken te beschikken dan het door haar overgelegde gebeurtenissenrapport. De vordering ex artikel 843a mist derhalve grondslag en zal worden afgewezen.

Proceskosten

4.21. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. veroordeelt Aegon om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 5.000,00 (vijf duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 24 augustus 2010 tot de dag van volledige betaling,

5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.3. verklaart voor recht dat Aegon in strijd heeft gehandeld met de gedragscode, evenals artikel 34 Wbp en daarmee onrechtmatig jegens [eiser],

5.4. verklaart voor recht dat Aegon in strijd heeft gehandeld met de maatschappelijke zorgvuldigheid die een aansprakelijkheidsverzekeraar betaamt in zijn verhouding tot degene door wie hij tot schadevergoeding is aangesproken,

5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature