U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Opiumfeiten; medeplegen; bewijs- en strafmaatoverweging

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD

Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer

Parketnummer: 07.663437-10(P)

Uitspraak: 24 mei 2011

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie

tegen

(verdachte)

(geboortedatum)

(adres),

thans verblijvende in (verblijfplaats)

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2011.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.

Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 10 januari 2011 in de gemeente Deventer, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 6,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 9 januari 2011 in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en/of verstrekt gebruikershoeveelheden, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende, heroïne (diacetylmorfine) en/of gebruikershoeveelheden, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende, cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne middelen als bedoeld in de bij de

Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij in of omstreeks de periode van 23 september 2010 tot en met 10 januari 2011 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, een telefoon (Nokia, type 5800) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 23 september 2010 tot en met 10 januari 2011 in de gemeente Deventer, een telefoon (Nokia, type 5800) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSMOTIVERING

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat, indien bewezen wordt verklaard dat tussen verdachte en (medeverdachte 1) sprake is van medeplegen, de bewezenverklaarde periode dient te worden beperkt tot veertien maanden.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 1 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering . De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:

- het proces-verbaal van verhoor van (verdachte) ;

- het proces-verbaal van aanhouding van verdachte (verdachte) ;

- de bekennende verklaring van (verdachte) ter terechtzitting van 10 mei 2011.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 2 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering . De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:

- het proces-verbaal van verhoor van (verdachte) ;

- het proces-verbaal van verhoor van (verdachte) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 2) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 3) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 4) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 5) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 6) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 7) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 8) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 9) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 10) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte (medeverdachte 11) ;

- de bekennende verklaring van (verdachte) ter terechtzitting van 10 mei 2011.

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 3 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering . De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:

- het proces-verbaal van aangifte van (naam) ;

- het proces-verbaal van verhoor van verdachte ;

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2011.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:

1.

hij op 10 januari 2011 in de gemeente Deventer, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,8 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 6,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 9 januari 2011 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en/of verstrekt gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende, cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de

Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij in de periode van 23 september 2010 tot en met 10 januari 2011 in de gemeente Deventer een telefoon (Nokia, type 5800) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Van het onder 1, 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:

1.

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,

strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet

2.

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,

strafbaar gesteld bij artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 10 van de Opiumwet

3.

opzetheling,

strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht

DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.

Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de drie in beslag genomen mobiele telefoons en het geldbedrag van € 150,- verbeurd te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis te zwaar is, gelet op de relatief beperkte omvang van de handel gedurende de tenlastegelegde periode. Verdachte heeft slechts gedurende een periode van zes tot acht maanden actief gehandeld. De verdediging acht de eis ook te zwaar in vergelijking met hetgeen de LOVS-richtlijnen bepalen voor de zogenaamde pakezels.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden

waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,

zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de

na te noemen beslissing passend.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:

- reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 12 januari 2011, opgemaakt door

A. Vos, reclasseringswerker;

- reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 23 maart 2011, opgemaakt door A. de Haan, reclasseringwerker;

- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 maart 2011.

Verdachte heeft zich gedurende twee jaar op grote schaal bezig gehouden met het dealen van cocaïne en heroïne. Daartoe heeft hij met zijn (medeverdachte 1) een belsysteem opgezet, zodat de vele afnemers de hele dag en meerdere dagen per week bediend konden worden. Verdachte is met het plegen van deze feiten voorbijgegaan aan de gevaren die dergelijke verdovende middelen, naar algemene bekendheid, met zich meebrengen voor de volksgezondheid. Cocaïne en heroïne zijn niet alleen voor de gezondheid schadelijke stoffen, het gebruik ervan, alsmede de handel er in, leidt ook tot velerlei vormen van overlast en (verwervings)criminaliteit De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich aan dat alles niets gelegen liet liggen en heeft gehandeld uit winstbejag.

De rechtbank laat in het voordeel van verdachte meewegen dat verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode niet dagelijks heeft gehandeld, maar dat er ook perioden waren waarin niet of nauwelijks handel in de verdovende middelen plaatsvond.

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 55, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslag

De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, twee mobiele telefoons merk Samsung, verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan.

Voorts zal het inbeslaggenomen bedrag ter hoogte van € 150,00 verbeurd worden verklaard.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, een mobiele telefoon Nokia, aan de rechtmatige eigenaar, te weten (slachtoffer).

BESLISSING

Het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.

Het onder 1, 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

18 maanden.

De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot vier maanden, niet worden ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beslag

De rechtbank verklaart verbeurd de beide mobiele telefoons van het merk Samsung en het geldbedrag van € 150,00.

De rechtbank gelast de teruggave van de mobiele telefoon merk Nokia aan rechtmatige eigenaar (slachtoffer).

Aldus gewezen door mr. J.N. Bartels, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature