Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 353317 CV EXPL 07-1660
Datum : 13 november 2007
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEALTH- EN RACKETCLUB FITPLAZA B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
gemachtigde J. Bulder te Genemuiden,
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
zelf procederend.
Het verdere verloop van de procedure
Na het tussenvonnis van 24 juli 2007 hebben beide partijen gereageerd, waarna het vonnis op heden is bepaald.
De nadere beoordeling
1.
In het tussenvonnis is aan eiseres aan aantal vragen gesteld. Die vragen betroffen de volgende onderdelen van de vordering.
De post € 40,00 stornokosten
Volgens eiseres houden deze kosten verband met de administratieve verwerking van de vergeef-se ‘automatische’ incasso van de lidmaatschapsgelden van de bankrekening van gedaagde.
De kantonrechter zal deze post afwijzen omdat het best zo zal zijn dat een mislukte incasso administratief verwerkt moet worden en dat daarmee kosten zijn gemoeid, maar de (ook gevor-derde) post buitengerechtelijke incassokosten wordt geacht dergelijke kosten te dekken.
Met andere woorden: eiseres vordert dubbelop.
De post contractuele vertragingsrente van 18% per jaar
Volgens eiseres komt een vertragingsrente van 18% veelvuldig voor en overstijgt het percentage niet het maximale rentepercentage dat ingevolge de Wet op het Consumentenkrediet mag wor-den afgesproken. Volgens artikel 4 van het Besluit Kredietvergoeding is dit percentage gelijk aan de wettelijke rente vermeerderd met 12%.
De stelling van eiseres dat een vertragingrente van 18% veelvuldig voorkomt deelt de kanton-rechter in zoverre niet dat hoge rentepercentages wel voorkomen, maar dan gaat het met name om verleende geldkredieten en niet om een schadevergoeding wegens te late betaling van een geldsom zoals in het onderhavige geval. Bij geldkredieten spelen andere factoren een rol zoals het risico van insolvabiliteit van de schuldenaar, de directe en indirecte kosten verbonden aan de verstrekking van het krediet etc. Mede in verband met die factoren is de rente ho(o)g(er).
De wetgever heeft de schadevergoeding wegens vertraagde voldoening van een geldsom ook op een aanzienlijk lager percentage vastgesteld dan de maximum kredietvergoeding ingevolge de Wet op het Consumentenkrediet.
Gesteld noch gebleken is dat gedaagde het rentebeding uitdrukkelijk heeft aanvaard. Eerder is aannemelijk dat dit in de algemene voorwaarden opgenomen beding nimmer tussen partijen is besproken.
De kantonrechter acht het rentebeding in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijk-heid onaanvaardbaar en zal het beding daarom buiten toepassing laten en de vertragingsschade vaststellen op het bedrag dat in overeenstemming is met het wettelijke rentepercentage.
De eenzijdige wijziging van de lidmaatschapstarieven
Volgens eiseres heeft de prijsverhoging niet binnen drie maanden plaatsgevonden wat artikel 6: 236 aanhef en onder i BW (in beginsel) verbiedt, maar eerst na ommekomst van vijf maan-den.
Daarom gaat het echter niet. De algemene voorwaarden van eiseres zijn op dit punt in strijd met bedoeld artikel omdat ze bepalen dat de directie de lid maatschapstarieven eenzijdig mag aan-passen. Aanpassen betekent in de praktijk verhogen. De voorwaarden sluiten een verhoging gedurende de eerste drie maanden niet uit en geven de wederpartij van eiseres ook niet de be-voegdheid de overeenkomst bij een prijsverhoging binnen drie maanden te ontbinden. De voor-waarden zijn op dit onderdeel in strijd zijn met de wet en dus vernietigbaar.
Uitgaande van die vernietiging valt de bevoegdheid de tarieven eenzijdig te wijzigen (geheel) weg, wat tot consequentie heeft dat de tariefsverhoging met € 4,00 per maand ingaande februari 2007 buiten beschouwing moet worden gelaten.
In zoverre moet de vordering van eiseres worden afgewezen.
De toekomstige maandtermijnen
Eiseres heeft ter rechtvaardiging van zijn vordering ten aanzien van de toekomstige termijnen verwezen naar de algemene voorwaarden waarin is bepaald dat de resterende contractstermijnen opeisbaar zijn zodra een vordering ter incasso uit handen wordt gegeven.
Deze verwijzing slaagt. De toekomstige, nog niet vervallen termijnen zijn dus terecht gevor-derd.
2.
Toewijsbaar zijn dus:
22 termijnen van € 52,00 (de termijnen over de maanden augustus en september 2006 zijn niet gevorderd), vermeerderd met het bedrag van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 54,09.
De wettelijke rente is in overeenstemming met het gestelde in de dagvaarding toewijsbaar met ingang van 22 februari 2007 over de op dat moment vervallen termijnen en over de nadien ver-vallen en nog te vervallen termijnen telkens met ingang van de eerste dag volgend op die waar-op de termijn had behoren te zijn voldaan.
Gedaagde dient als overwegend verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen € 1.198,09 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2007 over de op dat moment reeds vervallen termijnen van € 52,00 per maand en over de na 22 februari 2007 vervallen en nog te vervallen termijnen telkens met ingang van de eerste dag volgend op die waarop de onderscheiden termijn had behoren te zijn betaald;
- veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de kant van eiseres tot op heden begroot op:
? € 250,00 voor salaris gemachtigde
? € 77,85 voor explootkosten
? € 151,00 voor vastrecht;
- verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terecht- zitting van 13 november 2007, in aanwezigheid van de griffier.