U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Is een verzoek om een foto van een verkeersovertreding een WOB-verzoek of een verzoek om toezending van een processtuk in een Wahv-procedure?

Wetsartikelen: 3 WOB ; 11 Wahv

Samenvatting:

Eiser heeft bij brief van 8 januari 2011 in het kader van een bezwaarprocedure na een verkeersovertreding de foto van de vermeende overtreding opgevraagd. Naar dit verzoek heeft eiser bij brief van 11 april 2011 verwezen en gesteld dat het moet worden opgevat als een WOB-verzoek. Hierdoor is verweerder een dwangsom verschuldigd wegens het te laat beslissen op het verzoek, aldus eiser.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder bij het bestreden besluit de brief van 8 januari 2011 ten onrechte niet heeft aangemerkt als een WOB-verzoek, omdat een dergelijk verzoek niet aan bepaalde vormvereisten hoeft te voldoen.

De rechtbank overweegt dat eiser in deze brief van 8 januari 2011 kennelijk heeft beoogd te reageren op een passage in de beschikking waarin hem een administratieve sanctie is opgelegd. In de brief van 8 januari 2011, met als onderwerp ‘beroepschrift’, heeft eiser uiteengezet waarom hij het niet eens is met deze beschikking en heeft, onder verwijzing naar de toelichting op de achterzijde van deze beschikking, gebruik willen maken van de mogelijkheid om een foto op te vragen.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder de brief van eiser van 8 januari 2011, voor zover hij daarbij heeft verzocht om informatie door toezending van een foto van een door hem vermeend gepleegde verkeersovertreding, in dit geval terecht niet heeft opgevat als een verzoek om informatie als bedoeld in de WOB. Weliswaar is een beroep op de WOB vormvrij en hoeft geen bijzondere bewoordingen te bevatten, maar indien een verzoek om toezending van een foto in voormelde bewoordingen wordt gedaan in een beroepschrift in het kader van een procedure inzake de Wahv, heeft verweerder er van mogen uitgaan dat geen beroep is gedaan op de WOB. Verweerder heeft zich ter zitting dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij brief van 8 januari 2011 een verzoek om informatie heeft gedaan dat strekt tot toezending van een specifiek document voor persoonlijke doeleinden, te weten de kennisneming van een gedingstuk ter onderbouwing van een beroep tegen een beschikking in het kader van de Wahv. Het was aan eiser om verweerder duidelijk te maken dat het verzoek om toezending van een foto niet (slechts) werd gedaan in het kader van dit Wahv-beroep, maar (mede) een verzoek omvatte tot openbaarmaking van dat document in het kader van de WOB. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser pas bij brief van 11 april 2011 verweerder voldoende duidelijk gemaakt dat hij een verzoek in het kader van de WOB wenste te doen. Beroep ongegrond.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummer: SBR 11/3550

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

mr. [eiser], te [woonplaats], eiser

en

de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

gemachtigden: mr. H.P. van der Woerd-Schenkels en mr. M. van der Vegt.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2011 (het primaire besluit 1) heeft verweerder beslist op een verzoek van 11 april 2011 van eiser om openbaarmaking van een document op grond van de Wet openbaarheid van Bestuur (WOB).

Bij besluit van eveneens 28 juni 2011 (het primaire besluit 2) heeft verweerder een verzoek van eiser om betaling van een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op een verzoek in het kader van de WOB afgewezen.

Bij besluit van 19 september 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Hiertegen heeft eiser beroep bij deze rechtbank ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Voor zover eiser in het beroepschrift er op heeft gewezen dat de primaire besluiten en het bestreden besluit zijn genomen door twee verschillende bestuursorganen en daarmee heeft willen betogen dat sprake is van een bevoegdheidsgebrek, overweegt de rechtbank allereerst als volgt. De Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie (Stcrt. 18 november 2009, nr. 17519; de regeling) voorziet erin dat namens verweerder in mandaat WOB-besluiten worden genomen. Omdat op grond van artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt krachtens mandaat heeft genomen, is het bestreden besluit niet zoals de primaire besluiten genomen door het Afdelingshoofd [A]. Het bestreden besluit is in ondermandaat genomen op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, gelezen in samenhang met artikel 7, onder a, van de regeling door het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal. Voor het oordeel dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, ziet de rechtbank geen grond. In zoverre slaagt het beroep niet.

2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft bij brief van 8 januari 2011 onder meer verzocht om toezending van een foto van een door hem vermeend gepleegde verkeersovertreding. Naar dit verzoek heeft eiser bij brief van 11 april 2011 verwezen en gesteld dat het moet worden opgevat als een WOB-verzoek. In deze brief heeft eiser verder gesteld dat geen foto is verstrekt en dat het WOB-verzoek niet is afgewezen, en heeft hij verweerder om die reden in gebreke gesteld. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder beslist dat aan eiser geen dwangsom verschuldigd is omdat de ingebrekestelling van dezelfde datum is als het WOB-verzoek en de beslistermijn dus nog niet was verstreken. Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder het WOB-verzoek van eiser afgewezen omdat de verzochte foto niet in het bezit van verweerder is.

3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder bij het bestreden besluit de brief van 8 januari 2011 ten onrechte niet heeft aangemerkt als een WOB-verzoek, omdat een dergelijk verzoek niet aan bepaalde vormvereisten hoeft te voldoen.

4. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond aldus dat eiser zich hiermee richt tegen het bestreden besluit, voor zover daarbij is beslist dat geen dwangsom is verschuldigd, en dat met het aangevoerde is betoogd dat verweerder heeft miskend dat de ingebrekestelling, gedaan bij brief van 11 april 2011, niet prematuur is omdat ten onrechte er aan voorbij is gegaan dat de brief van 8 januari 2011 een WOB-verzoek was.

5. De rechtbank overweegt dat eiser in deze brief van 8 januari 2011 kennelijk heeft beoogd te reageren op een passage in de beschikking van 20 december 2010 waarin hem een administratieve sanctie van € 60 (met € 6 administratiekosten) is opgelegd. In de toelichting op de achterzijde van deze beschikking is de zinsnede opgenomen: “Wilt u meer informatie over de overtreding of hoe u een eventuele foto op kunt vragen? Neem dan contact op met (…)”. In de brief van 8 januari 2011, met als onderwerp ‘beroepschrift’, heeft eiser uiteengezet waarom hij het niet eens is met deze beschikking en heeft, onder verwijzing naar die toelichting, gebruik willen maken van de mogelijkheid om een foto op te vragen.

6. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de WOB kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan.

7. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), dat is opgenomen in hoofdstuk V “Beroep bij de kanton-rechter van de rechtbank”, worden alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

8. Onder de omstandigheden die zijn vermeld in rechtsoverweging 5, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de brief van eiser van 8 januari 2011, voor zover hij daarbij heeft verzocht om informatie door toezending van een foto van een door hem vermeend gepleegde verkeersovertreding, in dit geval terecht niet heeft opgevat als een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 3 van de WOB . Weliswaar volgt de rechtbank eiser in zijn stelling dat een beroep op de WOB vormvrij is en geen bijzondere bewoordingen behoeft te bevatten, maar indien een verzoek om toezending van een foto in voormelde bewoordingen wordt gedaan in een beroepschrift in het kader van een procedure inzake de Wahv, heeft verweerder er van mogen uitgaan dat geen beroep is gedaan op de WOB. Verweerder heeft zich ter zitting dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij brief van 8 januari 2011 een verzoek om informatie heeft gedaan dat strekt tot toezending van een specifiek document voor persoonlijke doeleinden, te weten de kennisneming van een gedingstuk ter onderbouwing van een beroep tegen een beschikking in het kader van de Wahv. Het was aan eiser om verweerder duidelijk te maken dat het verzoek om toezending van een foto niet (slechts) werd gedaan in het kader van dit Wahv-beroep, maar (mede) een verzoek omvatte tot openbaarmaking van dat document in het kader van de WOB. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser pas bij brief van 11 april 2011 verweerder voldoende duidelijk gemaakt dat hij een verzoek in het kader van de WOB wenste te doen. In zoverre slaagt het beroep evenmin.

9. Ook in wat eiser overigens nog heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.

10. Het beroep is ongegrond.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van

mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

14 juni 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature