U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Techno. Kweken/bezit hennep, criminele organisatie, witwassen. Verweer niet-ontvankelijkheid OM ivm zgn "dubbele dagvaarding" verworpen. Verweer onrechtmatige start onderzoek verworpen.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/710567-11 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1965] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Huis van Bewaring [plaats].

Raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 januari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1:

samen met anderen beroepsmatig in een pand aan de [adres] te [plaats] een hennepplantage heeft gehad en/of met anderen daar elektriciteit heeft weggenomen;

feit 2:

samen met anderen in een pand aan de [adres] te [plaats] een hennepplantage heeft gehad en/of samen met anderen daar elektriciteit heeft weggenomen;

feit 3:

samen met anderen een grote hoeveelheid hennep voorhanden heeft gehad in een pand aan het [adres] te Utrecht en/of in een pand aan de [adres] te Utrecht;

feit 4:

samen met anderen beroepsmatig in hennep heeft gehandeld, dan wel hennep voorhanden heeft gehad;

feit 5:

samen met anderen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op hennepdelicten en witwassen;

feit 6:

zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een grote hoeveelheid geld en voertuigen,- dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de schuldvariant van het witwassen van dat geld en die voertuigen.

3 De voorvragen

3.1 De geldigheid van de dagvaarding

Partiële nietigheid dagvaarding ten aanzien van feit 4.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onder feit 4 ten laste gelegde niet is geconcretiseerd naar een feitelijke handeling, specifieke plaats of datum. De dagvaarding dient derhalve ten aanzien van feit 4 nietig verklaard te worden.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en de aard van het ten laste gelegde, de verwijzing naar plaats, tijd en feitelijke handeling voldoende duidelijk is.

Voorts is tijdens de behandeling van de feiten ter terechtzitting niet gebleken dat men geen wetenschap had van het onder 4 ten laste gelegde feit.

3.2 De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd.

3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

3.4 Overige voorvragen

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank op basis van het dossier niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.

Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging dat de observaties van het betreffende pand de verklaring van verdachte, dat hij in de loods op de begane grond aan een keuken werkte, niet uitsluiten. Voorts laten deze zien dat meerdere personen toegang tot de loods hadden. Uit het tapgesprek over het vervangen van een slot, stelt de verdediging, dat uit het gesprek niet blijkt dat het om het slot van het pand aan de [adres] ging, voorts hebben de observanten verdachte [verdachte] daar op dat moment niet in de weer gezien met een slot.

Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging dat verdachte slechts enkele klussen in de betreffende loods heeft verricht en daar voor betaald is met wat resterende plantjes. De betrokkenheid van verdachte en zijn beperkte rol in het geheel, is onvoldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte was niet op de hoogte van het illegaal aftappen van de stroom ten behoeve van de kwekerijen en dient derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging dat niet bewezen kan worden dat verdachte zelfs maar enige wetenschap zou hebben gehad van de aanwezige hennep op beide adressen.

Ten aanzien van feit 4 stelt de verdediging dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte op enige wijze betrokken was bij de handel in hennep.

Ten aanzien van feit 5 stelt de verdediging dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte deel uitmaakte van een duurzaam georganiseerd samenwerkingsverband. Het enkele feit dat personen persoonlijke of telefonische contacten onderhouden is hiervoor onvoldoende. Voorts blijkt uit het dossier op geen enkele wijze wat de herkomst van de diverse aangetroffen geldbedragen is.

Ten aanzien van feit 6 stelt de verdediging dat het niet onaannemelijk is dat het aangetroffen geld afkomstig is van de handel in oud ijzer en auto’s, de erfenis van de vader van verdachte, de spaarrekening van de moeder van verdachte en het door verdachte door middel van klussen verdiende geld.

De verdediging heeft bij voornoemde standpunten gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 verweren

Start onderzoek/toepassing bob-middelen

De raadsvrouw heeft zich –in tweede termijn - aangesloten bij het verweer in de zaak [medeverdachte 1].

Daarin is – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:

De CIE kon de informatie over verdachte die aanleiding is geweest voor het inzetten van de opsporingsmiddelenmiddelen niet op betrouwbaarheid beoordelen. Derhalve lag het op de weg van de politie om een nadere toetsing uit te voeren. Een enkele GBA check is onvoldoende, zie ook de uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch (LJN BC5433). Een nadere check zou uitwijzen dat de CIE informatie inderdaad onjuiste informatie bevatte. Derhalve is, aldus de raadsvrouw de CIE info niet of onvoldoende getoetst en is de grondslag voor de inzet van ingrijpende opsporingsmiddelen onvoldoende geweest.

De raadsvrouw heeft gesteld dat de toegepaste bob-middelen daarom niet ingezet hadden mogen worden. Met het ten onrechte tappen en oberveren is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot algehele bewijsuitsluiting, wat een integrale vrijspraak tot gevolg dient te hebben.

De rechtbank overweegt dat in de door de raadsvrouw aangehaalde zaak van het Hof

’s Hertogenbosch sprake was van slechts één enkele CIE melding, waarvan geen oordeel over de betrouwbaarheid kon worden gegeven. In de onderhavige zaak is sprake van een geheel andere situatie. In het onderhavige onderzoek zijn er een drietal CIE meldingen, waarvan één als betrouwbaar is aangemerkt. Voorts is naar aanleiding van deze CIE meldingen een GBA check gedaan en zijn de antecedenten van de betrokken personen nagetrokken, waaruit bleek dat twee van hen antecedenten hadden met betrekking tot overtreding van de Opiumwet.

De rechtbank is derhalve, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er in de onderhavige onderzoek wel voldoende grondslag was voor een verdenking ex artikel 27 Wetboek van Strafvordering en de inzet van de toegepaste bob-middelen.

De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.

4.3.2 De vrijspraak

Ten aanzien van feit 3

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van 20,36 kg hennep in het pand aan het [adres] te Utrecht en het medeplegen van het voorhanden hebben van 24,78 kg hennep in het pand aan de [adres] te Utrecht.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte betrokken was bij de aangetroffen hoeveelheden hennep aan respectievelijk het [adres] te Utrecht en de [adres] te Utrecht.

4.3.3 De bewijsmiddelen

Waar in het navolgende wordt gesproken over [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], dan wel [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], worden daarmee bedoeld respectievelijk de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].

De rechtbank gaat, gelet op het hierna te noemen telefoongesprek met nummer 168 van 7 maart 2011, [telefoonnummer] en op een in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen nota op naam van “[medeverdachte 1]/manke” ervan uit dat met de bijnaam “de manke” wordt gedoeld op [medeverdachte 1].

Voor zover geschriften in de zin van art. 344.1.5º Wetboek van Strafvordering tot bewijs worden gebezigd, worden zij alleen gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

In het onderzoek tegen de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn telefoongesprekken van verdachten afgeluisterd en opgenomen.

De rechtbank gaat er van uit dat [medeverdachte 3] onder meer gebruik maakte van de nummers:

[telefoonnummer] ; [telefoonnummer] ; [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .

De rechtbank gaat er van uit dat [verdachte] onder meer gebruik maakte van het nummer:

[telefoonnummer] .

De rechtbank gaat er van uit dat [medeverdachte 1] onder meer gebruik maakte van de nummers:

[telefoonnummer] en [telefoonnummer] .

De verdachte heeft dit ook niet betwist.

4.3.3.1 Feit 1

Op 16 mei 2011 vindt er een doorzoeking plaats in de loods gelegen aan de [adres] te [plaats]. Op de eerste etage van de loods wordt een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met daarin 291 hennepplanten van ongeveer 5 weken oud. De professionaliteit van de kwekerij is hoog, gelet op onder andere de navolgende indicatoren: de belichting geschiedt door middel van natriumlampen op een tijdklok; er is een geregeld bevloeiingssysteem, de kwekerij is geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur, de verwarming is thermostaat gestuurd, de aanwezigheid van een intern circulatiesysteem, van een elektromotorische aan- en afzuiging en van biologische bestrijdingsmiddelen. Vastgesteld wordt dat er niet eerder hennep is geoogst.

Op de begane grond van het pand was een (opslag)loods, welke loods met uitzondering van wat bouwmateriaal en afval, leeg was. Naast de roldeur bevond zich een toegangsdeur met daarachter een hal. In de hal bevonden zich: een toegangsdeur naar voornoemde loods, een deur naar het toilet, een deur van de meterkast, een deur met daarachter een gipswand en een –afgesloten- deur naar een met gipswanden afgesloten trapopgang. Via de trapopgang was de eerste verdieping bereikbaar. Op de eerste verdieping bevond zich een kantoorruimte met daarin een keukenblok. Tevens bevond zich op de eerste verdieping een afgescheiden ruimte, met in de afscheiding een middels een schuifslot afgesloten deur, welke ruimte was ingericht als hennepkwekerij.

De door de verbalisant uitgevoerde test van de monsters afkomstig van de hennepkwekerij bevestigde dat het hennepplanten van het soort cannabis waren. De verbalisant zag ook aan de kleur en het uiterlijk en hij rook aan de geur dat het delen van hennepplanten waren van het soort cannabis.

Uit de camerabeelden over de periode 18 april 2011 t/m 28 april 2011 volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in de betreffende periode meerdere malen de loods bezoeken, deze binnengaan en verlaten.

Een telefoongesprek tussen [verdachte] ([telefoonnummer]) en [medeverdachte 3] ([telefoonnummer]) d.d. 7 maart 2011 te 18.14 uur, paallocatie [adres] te [plaats]:

[medeverdachte 3]: Ik zeg: die manke zei dat je het slot moest vervangen. Een nieuwe sleutel”.

[verdachte]: “Ja nou, dan rijd ik wel effe terug.”

In het gesprek is op de achtergrond [medeverdachte 1] te horen. Hij spreekt over witte tegels.

[verdachte]: “Anders kom je toch… He, is ie thuis?”

[medeverdachte 3]: “Nee, we zijn net vertrokken van zijn huis.”

[medeverdachte 1] (gebruikt het toestel van [medeverdachte 3]): “Ja?”

[verdachte]: “Nou, kom effe dan, je moet toch een nieuw slot erin zetten.”

[medeverdachte 1]: “Wacht je daar dan?”

[verdachte]: “ja”

[medeverdachte 1]: “Oke, je ziet me zo”

Een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] ([telefoonnummer]) en een onbekende d.d. 7 maart 2011 te 18.09 uur:

[medeverdachte 1] spreekt over het verbouwen van zijn douche. Tijdens het gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen iemand die bij hem aanwezig is: “Je moet hem zeggen dat hij de sleutel moet vervangen.” Op de achtergrond is de stem van [medeverdachte 3] te horen die tegen iemand anders zegt: “Ik zeg: manke zei dat je het slot moet vervangen.”

Op 7 maart 2011 wordt gezien dat [verdachte] om 18.29 uur parkeert bij de [adres] te [plaats] en daar naar binnen gaat.

[verdachte] [telefoonnummer]

Gesprek 467 d.d. 21 maart 2011, paallocatie [plaats], [adres].

[medeverdachte 3]: Ben je in de buurt?”

[verdachte]: “Ik ben bij die ene.”

[medeverdachte 3]: “Oke ik zie je zo.”

Uit opgenomen telefoonverkeer blijkt voorts van een telefoongesprek tussen [verdachte] ([telefoonnummer]) en [medeverdachte 3] ([telefoonnummer]) d.d. 30 april 2011 te 10.44 uur:

[medeverdachte 3]: “[verdachte], we gaan zo vissen.”

[verdachte]: “Ik ben al aan het vissen.”

[medeverdachte 3]: Aan het vissen? Jaa dan moeten ze me bellen [verdachte], ik kom er aan.”

Uit de camerabeelden d.d. 30 april 2011 volgt dat [verdachte] te 10.10 uur de loods gelegen aan de [adres] te [plaats] binnengaat. Om 11.04 uur gaat [medeverdachte 3] de betreffende loods binnen. Om resp. 12.02 en 12.03 uur verlaten [verdachte] en [medeverdachte 3] de loods.

Op het aanrecht in de kantoorruimte op de eerste verdieping, gelegen naast de aangetroffen kwekerij, worden onder andere drie sigarettenpeuken aangetroffen en veiliggesteld. Het DNA, aangetroffen op een van de sigarettenpeuken komt overeen met het DNA van [medeverdachte 3].

[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij meerdere keren in de betreffende loods is geweest met [verdachte]. Voorts heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij in zijn telefonische contacten met [verdachte] aangaande de werkzaamheden in de loods, daar gewoon over sprak en niet in bepaalde, verhullende termen.

De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen de verklaring van [verdachte] en [medeverdachte 3] dat zij samen in de betreffende loods op de begane grond aan een keuken hebben gewerkt en niet op de eerste etage zijn geweest, niet aannemelijk. Daartoe acht de rechtbank mede bepalend dat [verdachte] noch [medeverdachte 3] nadere details over de opdrachtgever voor de werkzaamheden aan de keuken heeft gegeven, beide verdachten blijkens uitgevoerde observaties vele malen meer dan volgens eigen opgave in het pand aanwezig zijn geweest en er op de begane grond van de loods geen keuken is aangetroffen. In het versluierd taalgebruik van [medeverdachte 3] en [verdachte] vindt de rechtbank eveneens steun voor hun betrokkenheid bij de gevonden hennepplantage. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat met “vissen” gedoeld wordt op het bouwen van een keuken. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] hebben ter zitting ook verklaard dat zij bouwen van een keuken niet plegen aan te duiden met “vissen”. Uit het opgenomen telefoonverkeer blijkt voorts dat verdachte [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en [verdachte] met betrekking tot de hennepkwekerij aanstuurt. Uit de paallocaties en de inhoud van het gesprek volgt dat de conversatie over het slot betrekking moet hebben gehad op de hennepkwekerij en niet zoals [medeverdachte 1] ter zitting heeft verklaard op een slot in of bij zijn woonwagen.

Gelet op vorenvermelde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachten een actieve bemoeienis hebben gehad met de aangetroffen kwekerij. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde hennepteelt. Gelet op hoge professionaliteit van de aangetroffen hennepplantage alsook gelet op de samenhang met de hierna te bespreken feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarbij heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Op 16 mei 2011 was [medewerker Stedin] van Stedin Netbeheer BV/Energiebedrijf Eneco aanwezig in de loods aan de [adres] te [plaats] waar de politie een hennepkwekerij had aangetroffen. Bij controle van de netcomponenten van Stedin en de elektrische installatie in de meterkast van het pand werd geconstateerd dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen was een vijf-aderige elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. De elektriciteitskabel kwam uit in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien. De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 35 dagen oud. De diefstal heeft daarom plaatsgevonden in de periode van 11 april 2011 tot en met 16 mei 2011.

Bewijsoverweging

Verdachte heeft de hennepkwekerij samen met anderen opgezet. Voor een hennepkwekerij is een aanzienlijke hoeveelheid elektriciteit nodig. Feit van algemene bekendheid is dat daartoe in zeer veel gevallen de elektriciteitsmeter wordt gemanipuleerd. Blijkens de in het dossier opgenomen foto’s bevindt de meterkast zich direct naast de trapopgang naar de eerste verdieping, alwaar de kwekerij is aangetroffen, en is de meter zichtbaar gemanipuleerd. [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn meermalen in het pand aanwezig geweest ten behoeve van de kwekerij en moeten derhalve een en ander hebben gezien. Gelet op hun betrokkenheid bij de kwekerij en bij verdachte kan het naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat ook verdachte zich ook bewust is geweest van het feit dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd gebruikt zonder daarvoor te betalen. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van verbreking.

4.3.3.2 Feit 2

Op 13 maart 2011 belt het nr [telefoonnummer] naar het nummer van [verdachte] ([telefoonnummer]). Het nummer [telefoonnummer] staat op naam van [bedrijf 1] te [plaats]. [bedrijf 1] huurt een loods aan de [adres] te [plaats].

Op 13 maart 2011 zijn diverse telefoongesprekken tussen [verdachte] ([telefoonnummer]) en [medeverdachte 1] ([telefoonnummer]) afgeluisterd en opgenomen:

Gesprek 445 te 21.27 uur:.

B: “Rij er maar even heen want alles ligt plat.”

W: ”Ik ben er net nog geweest.”

B: “Ja. Rij er maar even heen, ik word net gebeld door die dikkop.”

W: “…gaat om het hele gebied daar.”

Gesprek 447 te 21.44 uur:

B: “Ben je d’r al.”

W: “Ja ik rij d’r nou voorlangs….”

B: “Ga maar gewoon naar binnen.”

Gesprek 448 te 21.47 uur:

B: “Is hij er ook.”

W: “Hij is er ook nou. Ik rij d’r gewoon op…”

Gesprek 450 te 21.49 uur:

B: “Niet zeggen dat ik op vakantie ben.”

W: “He nee.”

B: “En ook niet naar boven lopen.”

Gesprek 451 te 21.54 uur:

W: “… ik bel je zo terug als ik van het industrieterrein af ben…”

B: “Sluit effe alles goed af ja?”

Tijdens deze gesprekken wordt de paallocatie [adres] te [plaats] aangestraald. Deze paallocatie is gelegen nabij het industrieterrein, waar ook de loods aan de [adres] ligt. Uit onderzoek is gebleken dat er op 13 maart 2011 een stroomstoring was in [plaats].

In de periode tussen 22 maart 2011 en 4 juli 2011 zijn er diverse telefoon- en sms contacten tussen [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] (7 maal) en tussen [bedrijf 1] en [verdachte] (15 maal). Op 22 maart 2011 te 10.55 uur belt [medeverdachte 1] naar [bedrijf 1]. In alle gesprekken wordt de stem van de gebruiker van de telefoon van [bedrijf 1] voor 100% herkend als de stem van [medewerker bedrijf 1].

21 mei 2011 heeft [verdachte] ([telefoonnummer]) diverse malen contact met [bedrijf 1]:

11.15 uur:

[medewerker bedrijf 1]: “Die hoeheetdat blijft gigantisch hangen.”

[verdachte]: “Ik ga het hem gelijk melden.”

13.49 uur:

[verdachte]; “…Als het goed is is het opgelost.”

[medewerker bedrijf 1]: ”Ja?”

Op 31 mei 2011 te 15.39 uur belt [medeverdachte 1] ([telefoonnummer]) met [bedrijf 1]. De telefoon van verdachte straalt de paallocatie [adres] te [plaats] aan.

[medeverdachte 1]: Hai, kan ik naar binnen?”

[medewerker bedrijf 1]: “Nee nog niet… 5 uur pas..”; “Ik ben wel hier, maar er kan effe niemand naar binnen.”

[medeverdachte 1]: “Oke ja dan wacht ik wel effe.”; “… ik ben in elk geval in de buurt.”

Op 21 juni 2011 belt [verdachte] met [bedrijf 1]:

[medewerker bedrijf 1]: Ik zocht die zoon van je.”

[verdachte]: “Ik zal ehm, hoeheetdat,. Ik zal het zo tegen hem zeggen dan komt hij straks wel even bij je langs. Ja?”

Op 22 juni 2011 belt [verdachte] met [bedrijf 1]:

[verdachte]: “Ja man met mij. Ik had het gisteren doorgegeven. Maar hij belt mij net dat hij morgen langs komt. Hij zou gisterenavond al langsgekomen zijn… Morgenavond zie je hem dan.”

Op 23 juni 2011 belt [verdachte] met [bedrijf 1]:

[verdachte]: “Ja man, hij staat voor je deur, maar je bent er niet zegt ie.”

Op 5 juli 2011 wordt [verdachte] aangehouden op het moment dat hij wegrijdt bij het bedrijfspand aan de [adres] te [plaats]. De verbalisanten ruiken een sterke hennepgeur welke afkomstig is uit de auto van [verdachte]. [verdachte] verklaart dat hij zojuist planten had geknipt en dat deze achterin zijn bus lagen. In de loods aan de [adres] te [plaats] bevindt zich aan de linkerkant een, tot aan het dak, afgetimmerd gedeelte met daarin drie dubbele deuren, elk afgesloten met een hangslot. Met behulp van de sleutels, afkomstig van [verdachte], kan de middelste dubbele deur geopend worden. Hierachter bevindt zich een ruimte met aan de linker- en rechterkant een zwart zeil. Achter de beide zeilen bevinden zich twee hennepkwekerijen. Beide kwekerijen (kweekruimten 1 en 2) bevatten elk 651 plantenbakken met daarin reeds geknipte hennepplanten. In voornoemde ruimte bevindt zich een trap welke uitkomt op de hal op de eerste verdieping. Ook in deze hal hangen links en rechts zwarte zeilen, waarachter zich hennepkwekerijen bevinden. Een kwekerij (kweekruimte 3) bevat 496 hennepplanten van ongeveer 4 weken oud. De andere kwekerij (kweekruimte 4) bevat 504 plantenbakken met daarin reeds geknipte hennepplanten.

De professionaliteit van de kwekerij is hoog, gelet op onder andere de navolgende indicatoren: de belichting geschiedt door middel van assimilatielampen aangestuurd door middel van een tijdklok, er is een centraal geregeld bevloeiingssysteem, de kwekerij is geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur en de verwarming is thermostaat gestuurd.

Uit ingesteld onderzoek blijkt dat er eerder is geoogst, hetgeen is vastgesteld aan de hand van:

- het aantreffen van diverse vuilniszakken met daarin aarde, restkluiten van geknipte hennepplanten;

- sterk vervuilde koolstoffilters in kweekruimten 1 en 2. Na onderzoek is vastgesteld dat de vervuiling ter plaatse is ontstaan en dermate is dat er minimaal 5 eerdere hennepoogsten zijn geweest;

- het aantreffen van zeer veel lege flessen groei-/bloeimiddelen en PH regelaars;

- stof op de lampenkappen;

- de kalkafzetting op het zeil van de vloeren van de kwekerijen en de kalkafzetting in de afvoergoten;

- de verkleuring van het hout, welke zichtbaar werd na het demonteren van een lampenkap en waaruit opgemaakt kan worden dat de kweekruimten al lange tijd in werking waren;

- de sterke vervuiling door algen en kalk op een tweetal dompelpompen;

- de in kweekruimte 4 aangetroffen sporttassen, welke van hetzelfde soort zijn als de tassen met hennepplanten die aangetroffen in de auto van [verdachte].

De door de verbalisant uitgevoerde test van de monsters afkomstig uit de aangetroffen kweekruimten 1 t/m 4 en uit de bus van verdachte bevestigde dat het hennepplanten van het soort cannabis waren. De verbalisant zag dat, voor wat betreft de planten uit kweekruimte 3 en uit de auto van verdachte, ook aan de kleur en het uiterlijk en hij rook aan de geur dat het delen van hennepplanten waren van het soort cannabis.

In de hal van het pand aan de [adres] te [plaats] wordt op de begane grond een blikje Red Bull aangetroffen en veiliggesteld.

Het DNA, aangetroffen op het blikje Red Bull, komt overeen met het DNA van [verdachte].

Op de vloer in de hal op de tweede verdieping van het pand aan de [adres] te [plaats] wordt een sigarettenpeuk aangetroffen en veiliggesteld.

Het DNA, aangetroffen op de sigarettenpeuk, matcht met het DNA van [medeverdachte 3].

[verdachte] heeft verklaard dat hij meerdere keren in de betreffende loods is geweest.

Op 7 juli 2011 was [medewerker Stedin] van Stedin Netbeheer BV/Energiebedrijf Eneco aanwezig in de loods aan de [adres] te [plaats] waar de politie hennepkwekerijen had aangetroffen. Bij controle van de netcomponenten van Stedin en de elektrische installatie in de meterkast van het pand werd geconstateerd dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. De hoofdzekeringen zijn verzwaard van 3 x 35 Ampère naar 3 x 100 Ampère. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen was een vijf-aderige elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. De elektriciteitskabel kwam uit in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij onbemeten van elektriciteit werd voorzien.

De kappen van de aanwezige assimilatielampen zaten onder een dikke laag stof, hetgeen er op duidt dat deze al langere tijd aanwezig waren. Het filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters was door het gebruik ter plaatse dermate vervuild dat deze minimaal 6 oogsten in werking moeten zijn geweest. Op de vloer in de kwekerijen lagen resten en afval van hennepplanten. Voorts lagen er een aantal scharen met restanten van hennepplanten en was er een grote hoeveelheid vuilniszakken, gevuld met restkluiten van geknipte hennepplanten. Het watervat, bestemd voor de watertoevoer van de hennepkwekerijen is voorzien van een dikke kalkaanslag en op het water drijft een dikke blubberlaag, hetgeen duidt op het langdurig in bedrijf zijn van de kwekerijen. De diefstal heeft daarom plaatsgevonden in de periode van 11 mei 2010 tot en met 5 juli 2011.

Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan het [adres] te Utrecht is onder een matras in de ouderlijke slaapkamer een zevental handgeschreven papieren gevonden. Op elk van de papieren staan soortgelijke omschrijvingen en berekeningen, te weten (als voorbeeld):

1250 x 3.4 = 42.500

Knipen 7x2=14x150 = 2100

steken 650x4 = 2600

droogen = 2000

en kniplek

voeddin = 1500

8200

42500 –

34300

6 %

5700

Voorts is in de woning van [medeverdachte 1] een ruimte aangetroffen, geschikt voor het drogen van hennep.

Uit de aantekeningen leidt de rechtbank af dat het eerste bedrag de totale opbrengst van een hennepoogst is. Daar zijn de kosten van het verwerken afgetrokken, te weten: de kosten van de knippers, de kosten van de droog- en knipruimte van de hennep en de kosten van de voeding, tevens is de aankoopprijs van de nieuwe stekken in mindering gebracht. De netto opbrengst is vervolgens gedeeld door een aantal personen dat overeenkomt met het cijfer genoemd met een procent teken. Onder de laatste streep staat vervolgens de opbrengst per persoon.

De in deze aantekeningen genoemde aantallen die betrekking hebben op de stekken (te weten 650 en 500), komen nagenoeg overeen met de aangetroffen hoeveelheden planten in kweekruimten 1 t/m 4 van de loods aan de [adres] te [plaats] (te weten resp. 651, 651, 504 en 496 planten).

4.3.3.3 Feit 4

In het dossier bevinden zich tapverslagen waaruit blijkt dat verdachte zich, met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de handel in hennep:

Gesprek 563 d.d. 8 maart 2011.

[medeverdachte 3]: “Luister, ik heb voor jou een zak.”

[koper 1]: “Eentje?”

[medeverdachte 3]: “Ja voor jezelf weet je voor uh echt bomba (opmerking verbalisant: in straattaal betekent “Bomba”: dikke joint).

[koper 1]: “Uhh.. Ik had liever meer gehad, eentje is niets…in de winkel doe ik niets meer.. begrijp je?”

[medeverdachte 3]: “oh helemaal gestopt.” “Oke ik had toevallig nog 1 zak weet je, maar die is gewoon echt superieur.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek1983 d.d. 8 april 2011.

[medeverdachte 3]: “.. geeft t’ie hem zo mee. Ik ging net kijken, zeiknat, ik ga nu alles terugbrengen ze zoeken het maar uit…”

NN: “Naar wie ga je, naar die dikkop?”

[medeverdachte 3]: “Nee, ik ga nu naar die manke, ik ga tegen hem zeggen..luister pik zo en zo… ik zeg zoek maar uit…ik zeg weet je hoe het is..twee… drie.. mensen hebben al nee gezegd.. moet je nagaan.”; “wat is dat nou met die mongool, als hij gewoon nog 1 dagje langer had gewacht was het wel minder geweest.”; “.. hij doet alles 1 dag eerder weg… dan bespaar je drie vierhonderd… op die partij.”; “Die hebberigheid, die kamperhebberigheid.”

“Ja nu… ik ga gewoon naar die manke, ik geef alles terug, ik zeg zoek maar uit..”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 28 d.d. 3 mei 2011.

[medeverdachte 3]: “Ja, en neem voor mij twintig van die zakken mee.”

NN: “Die lichte?”

[medeverdachte 3]: “Ja die witte, die hele dunne kleine.”

Gesprek 21 d.d. 3 mei 2011

NN: “Wat is de prijs van die ene waarmee gerotzooid is zeg maar.”

[medeverdachte 3]: “Hebben? Als je wilt kopen of verkopen?”

NN: “…afnemen zeg maar kopen.”

[medeverdachte 3]: “Rond de 25 a 26.”

NN: “En weg doen.”

[medeverdachte 3]: “Ja zoiets, ook rond de 26 maximaal.”

Gesprek 69 d.d. 4 mei 2011.

[medeverdachte 3]: ‘Ja nee die heb ik zelf effe snel ingepakt…”; “Die liggen nog op die dingen, dus ik moet m zelf in zakken doen zo meteen.”

NN: “ja kijk hij vindt m mooi, alleen het punt is dat er veel kleine stukjes in deze hoor.”

[medeverdachte 3]: “Ja, dat maakt niet uit… ik zorg dat die allemaal helemaal niet d’r in zit. Geef ik ook een beetje extra.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 35 d.d. 19 juni 2011 te 19.52 uur.

[koper 2]: “En dan wil hij het wel hebben, maar dan voor 3.2 anders niet.”

[medeverdachte 3]: “…3.2… wat pakken we dan? Een meijertje de man.”

[koper 2]: “Iets meer…”

[medeverdachte 3]: “Ik ga even bellen, bel je zo terug.”

Gesprek 36 d.d. 19 juni 2011 te 19.53 uur.

[medeverdachte 3]: “Ik ben langs een paar mensen geweest. Ik kan het wel kwijt maar pas morgen.”; “… Wat doen we hou ik het gewoon bij me tot morgen en haal ik dan de rest op?”

NN: “Ja… Morgen zorg ik dat de rest voor je klaar staat.”

Gesprek 37 d.d. 19 juni 2011 te 19.54 uur.

[medeverdachte 3]: Yo 3.2 he? Morgen?”

[koper 2]: “Morgen ja.”

[medeverdachte 3]: “Is goed, ik zorg dat alles klaar staat morgen.”

[verdachte] [telefoonnummer]

Gesprek 2481 d.d. 19 juni 2011 te 14.31 uur.

[verdachte] had een gesprek eerder ene [koper 3] aan de telefoon en zou hem terugbellen. Dat doet [verdachte] en terwijl de telefoon over gaat hoor je [verdachte] tegen iemand zeggen: “Ja [koper 3], hij wou wiet hebben.”

Gesprek 2481 d.d. 19 juni 2011 te 14.47 uur.

[koper 3]: “Hai, je had gebeld?”

[verdachte]: “Ja ik ben bij mijn moeder, als je dat weet te vinden.”; “41”.

[koper 3]: “Okee dan kom ik daar wel naar toe.”

Gesprek 48 d.d. 20 juni 2011 te 13.24 uur.

[medeverdachte 3]: “Ik heb 4.6 man.”

NN: “Das goed.”

[medeverdachte 3]: “Hij is echt mooi, mooi licht, een mooie volle zak.”

NN; ”Prijs.”

[medeverdachte 3]: “Wat kan je gebeuren… kijk maar.”

NN: Ik ga gewoon open kaart spelen. Wat kan ik beuren…”

[medeverdachte 3]: “Probeer maar dat ik 5.1 beur.” “Wil jij mij gelijk terugbellen?’

Gesprek 31 d.d. 20 juni 2011 te 14.07 uur. (de onbekende man belt terug)

[medeverdachte 3]: “Al wat gehoord.”

NN: “.. hij vraagt of het mooie is…”

[medeverdachte 3]: “Als hij komt laat hem meteen geld meenemen…” “Hij is echt heel mooi, volle zak, geen gruis.”

[medeverdachte 1] [telefoonnummer]

Gesprek 3819 d.d. 3 juli 2011 te 15.55 uur.

[medeverdachte 3]: “Nou ik heb ruzie met hem gemaakt.. ik zeg laat maar.. hoeft niet.”

[medeverdachte 1]: “Ja moet je luisteren ik heb uh.. eerst vraagt ie of ik het vast wil houden. Doe ik voor ze. Ik kon het gisteren al weg doen.. voor hetzelfde wat ik m als eerste vroeg..”

[medeverdachte 3]: “Ik heb ook andere.”

[medeverdachte 1]: “Moet je daar maar achter aan gaan.”

[medeverdachte 3]: “huhu, maar ik denk niet meer dan vijf hoor…”

[medeverdachte 1]: “Daar gaat het mij niet om.. al wil een ander me nu vijf geven, interesseert me niks.”

[medeverdachte 3]: “Ik bel je zo, kwartiertje.”

Gesprek 3820 d.d. 3 juli 2011 te 15.57 uur.

[medeverdachte 3] belt [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] geeft een laatste bod, namelijk het verschil delen. Laatste kans voor de koper.

Gesprek 3821 d.d. 3 juli 2011 te 15.59 uur.

[medeverdachte 1]: ‘Je moet zeggen dat je ruzie… een beetje ruzie met mij hebt gemaakt. Moet je zeggen mijn collega reageert straks op zijn manier, is eigen verantwoording.”

[medeverdachte 3]: “Hmm.. is goed… ben nu bezig met… neemt niet op.”

[medeverdachte 3] heeft ter terechtzitting gehoord als getuige verklaard dat hij voorafgaand aan zijn aanhouding (de rechtbank begrijpt dat verdachte 5 juli 2011 bedoeld) heeft gehandeld in wiet. Hij haalde de wiet, een paar kilo per keer, op, soms 3 tot 4 keer per week, en verkocht deze. Per keer verkocht hij een kilo hier en twee kilo daar. In totaal heeft hij ongeveer 25 kilogram verkocht.

Gelet op de vondst van hennep in zijn woning, de verklaring van de getuige [medeverdachte 3] en ook de inhoud van de vermelde tapgesprekken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] samen met anderen opzettelijk heeft gehandeld in hennep. De rechtbank merkt die handel, gelet ook op het feit dat [medeverdachte 1] zich bezig heeft gehouden met het opzetten van een hennepkwekerij en gezien de duur en omvang van de handel, onder meer blijkende uit de hoeveelheid hennep die bij hem thuis is aangetroffen, aan als handel in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

4.3.3.4 Feit 5

Van een organisatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet en artikel 140 Sr is sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doek van de organisatie.

In het dossier bevinden zich onder meer de volgende tapverslagen:

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 414 d.d. 5 maart 2011, paallocatie [adres] te Utrecht

NN: “Waar is die manke dan?”

[medeverdachte 3]: “Hij ligt op bed…”

NN: “Oh.. want die gasten moeten eten.”

[medeverdachte 3]: “…nee, ze hebben vanmiddag al gehad” “Ik ben even thuis… Ik ga me zo omkleden dan ga ik die kant weer op.”

NN: “Haal jij effe wat te eten voor ze.”

Gesprek 4880 d.d. 15 maart 2011

[medeverdachte 3]: “[verdachte] met mij.”,“Als we uuh.. moet je mij bellen.”, “Ik zeg als we moeten werken moet je me bellen ’s ochtends he.”

[verdachte]: “Ja ..is goed.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 414 d.d. 5 maart 2011, paallocatie [adres] te Utrecht

NN: “Waar is die manke dan?”

[medeverdachte 3]: “Hij ligt op bed…”

NN: “Oh.. want die gasten moeten eten.”

[medeverdachte 3]: “…nee, ze hebben vanmiddag al gehad” “Ik ben even thuis… Ik ga me zo omkleden dan ga ik die kant weer op.”

NN: “Haal jij effe wat te eten voor ze.”

Gesprek 4880 d.d. 15 maart 2011

[medeverdachte 3]: “[verdachte] met mij.”,“Als we uuh.. moet je mij bellen.”, “Ik zeg als we moeten werken moet je me bellen ’s ochtends he.”

[verdachte]: “Ja ..is goed.”

[verdachte], [telefoonnummer]

Gesprek 362 d.d. 7 maart 2011, paallocatie [plaats][adres].

[medeverdachte 3]: Ik zeg: die manke zei dat je het slot moest vervangen. Een nieuwe sleutel”.

[verdachte]: “Ja nou, dan rijd ik wel effe terug.”

In het gesprek is op de achtergrond [medeverdachte 1] te horen. Hij spreekt over witte tegels.

[verdachte]: “Anders kom je toch… He, is ie thuis?”

[medeverdachte 3]: “Nee, we zijn net vertrokken van zijn huis.”

[medeverdachte 1] (gebruikt het toestel van [medeverdachte 3]): “Ja?”

[verdachte]: “Nou, kom effe dan, je moet toch een nieuw slot erin zetten.”

[medeverdachte 1]: “Wacht je daar dan?”

[verdachte]: “ja”

[medeverdachte 1]: “Oke, je ziet me zo”

[medeverdachte 1] [telefoonnummer]

Gesprek 168, d.d. 7 maart 2011, paallocatie [plaats].

Goedee spreekt over het verbouwen van zijn douche. Tijdens het gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen iemand die bij hem aanwezig is: “Je moet hem zeggen dat hij de sleutel moet vervangen.” Op de achtergrond is de stem van [medeverdachte 3] te horen die tegen iemand anders zegt: “Ik zeg: manke zei dat je het slot moet vervangen.

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 384 d.d. 5 maart 2011

[medeverdachte 3]: “uh.. komen jullie werken.”

Mickey: “Ik ben een beetje druk pik.” “Met verhuizen”.

[medeverdachte 1] (op de achtergrond): “Wat is ie druk?”

[medeverdachte 3]: “Met verhuizen.”

[medeverdachte 1] (op de achtergrond): “Met verhuizen. Dat ken ook morgen.”

[medeverdachte 3]: “Ja.. kom gewoon hier naar toe met Mike, met Ans dan.”

[medeverdachte 1] [telefoonnummer]

Gesprek 467 d.d. 17 maart 2011.

[medeverdachte 1]: “Waarom reageer je niet op die andere.”

[medeverdachte 3]: “Heb ik in mijn auto liggen.”

[medeverdachte 1]: “Je moet zorgen dat je die bij je houdt.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 1189 d.d. 22 maart 2011 te 17.13 uur

[medeverdachte 1]: “Waar blijf je nou man?”

[medeverdachte 3]: “…ik moest even wachten, dan ga ik boodschappen doen. Dan kom ik naar jou.” “Ik wacht even op die vriend.”

[medeverdachte 1]: “Luister… als hij er niet is dan ga je maar gewoon weg .. dan heb ik t voor hem gehad ga gewoon weg daar.

Gesprek 1190 d.d. 22 maart 2011 te 17.14 uur

[medeverdachte 1]: “Je komt maar.”

[medeverdachte 3]: “Okee pikkie is goed.”

Gesprek 1965 d.d. 8 april 2011 te 06.40 uur

NN: “Naar manke ja” “Naar manke moet ie komen.”

[medeverdachte 3]: “is goed jongen.”

[medeverdachte 1] [telefoonnummer]

Gesprek 1596 d.d. 17 maart 2011.

[medeverdachte 1]: “Waar ben je nou?”

[medeverdachte 3]: “Ik ben in de/mijn buurt.”

[medeverdachte 1]: “Pik mij dan op de camping op.”

[medeverdachte 3]: “Ik moet zelf Nikkie ophalen…. Die is op mij aan het wachten.”

[medeverdachte 1]: “Dat doe je maar wat later.”

[medeverdachte 3]: “Uhhh”

[medeverdachte 1]: “Gewoon bellen dat je 2 uurtjes later komt.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 3326 d.d. 22 maart 2011 te 17.13 uur

[medeverdachte 3]: “Moet ik iets meenemen…”

[medeverdachte 1]: “Nee, je moet zo naar bolle z’n schuur toe voor die wagen.”

[medeverdachte 3]: “Ok wat moet ik doen? Moet ik je halen zo of niet?”

[medeverdachte 1]: “Ja kom maar hier heen, gas dan.”

Gesprek 4178 d.d. 12 juni 2011

[medeverdachte 1]: “Waar ben je..?”

[medeverdachte 3]: “Ik ben even in de auto.”

[medeverdachte 1]: ”Wat ben je in de auto aan het doen dan?”

[medeverdachte 3]: Beetje poolen met mijn vriendin.”

[medeverdachte 1]: “Je moet werken vandaag jongen. Ik weet niet allemaal wat jij aan het doen bent allemaal.”

[medeverdachte 3]: “Ja ik heb van niemand wat gehoord.”

[medeverdachte 1] (schreeuwt): “Van niemand wat gehoord. Je weet dat je zelf toch ook een beetje moet doen. Bellen toch.”

[medeverdachte 3]: “Ja pik als ik niet wordt gebeld weet ik niet dat ik moet werken toch. Waar zijn ze dan.”

[medeverdachte 1]: “Ja uh werken he.”

[medeverdachte 3]: “… Moet ik er nu naar toe gaan?”

[medeverdachte 1]: “Dat zou ik maar doen dan.”

[medeverdachte 3]: “Ja, ik ga zo naar toe werken.”

Gesprek 4183 d.d. 12 juni 2011

[medeverdachte 3]: “Je had mij weer gebeld.”

[medeverdachte 1]: “…Ik heb je al tien keer gebeld.”

[medeverdachte 3]: “.. ik ben onderweg daar naar toe..”.

[medeverdachte 1]: “Nee, je bent onderweg hier naar mij.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 5061 d.d. 29 juni 2011 te 15.58 uur

[medeverdachte 3] spreekt met zijn moeder. Zijn moeder vraagt of hij al aan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij morgen weggaat. [medeverdachte 3] zegt nog niet.

Gesprek 5071 d.d. 29 juni 2011 te 18.07 uur

[medeverdachte 3] spreekt met zijn moeder. Zijn moeder vraagt: Weet [medeverdachte 1] al dat je weggaat?” [medeverdachte 3] zegt nog niet.

Gesprek 5083 d.d. 29 juni 2011 te 22.38 uur

[medeverdachte 3] spreekt met zijn moeder.

Moeder: “Heb je hem gezegd dat je vertrekt?”

[medeverdachte 3]: “Nee nog niet. Ik vertel het hem vanavond…”

Moeder: “Vertel je hem dat je….”

[medeverdachte 3]: “Nee, dat vertel ik hem niet…… Spanje. Als hij het niet goed vindt dan moet hij mij maar ontslaan, gesodemieter.”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek1983 d.d. 8 april 2011.

[medeverdachte 3]: “.. geeft t’ie hem zo mee. Ik ging net kijken, zeiknat, ik ga nu alles terugbrengen ze zoeken het maar uit…”

NN: “Naar wie ga je, naar die dikkop?”

[medeverdachte 3]: “Nee, ik ga nu naar die manke, ik ga tegen hem zeggen..luister pik zo en zo… ik zeg zoek maar uit…ik zeg weet je hoe het is..twee… drie.. mensen hebben al nee gezegd.. moet je nagaan.”; “wat is dat nou met die mongool, als hij gewoon nog 1 dagje langer had gewacht was het wel minder geweest.”; “.. hij doet alles 1 dag eerder weg… dan bespaar je drie vierhonderd… op die partij.”; “Die hebberigheid, die kamperhebberigheid.”

“Ja nu… ik ga gewoon naar die manke, ik geef alles terug, ik zeg zoek maar uit..”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 106 d.d.19 april 2011.

[medeverdachte 3]: “Ik ben bij je uh bij je thuis man.”; “Ik moest toch wat ophalen.”

[medeverdachte 1]: “Ja, in de schuur.”

[medeverdachte 3]: “Ja en ik heb een leuk tasje bij me…. Ik regel het wel, maak je niet druk.”

[medeverdachte 1]: “Leg maar in de wasmachine neer.”

Gesprek 142 d.d.20 april 2011.

[medeverdachte 3]: “… ik heb die dingen weggedaan…”; “..niet zo goed… zeg maar die H voor vier acht weggedaan.”; “Snap je anders kon ik het niet kwijt…en die P voor drie twee”; “Is ongeveer duizendvijftig de man…”; “Ja en ..uh.. ik moest 2 zakken van die kruimels halen bij die manke”; “en die centen van die anderen liggen ook klaar he…”.

[verdachte] [telefoonnummer]

Gesprek 1433 d.d. 26 april 2011, paallocatie [plaats], [adres].

[medeverdachte 3]: “We zijn er bijna. We staan in de file.”

[verdachte]: “Laten we eerst naar dat eerste stekkie gaan ja?”

[medeverdachte 3]: “Ja, maar ik heb die spullen niet bij me [verdachte].”; “.. die heb ik thuis en ik ben nu al hier. Die manke zegt tegen mij: niet meenemen niet meenemen.” “ik sta 100 meter van de eerste Mac. Van die nieuwe visstek.”

[verdachte]: “Daar ben ik ook.”

[medeverdachte 3]: “Ja, die eerste Mc Donalds. Niet bij die ouwe, bij die nieuwe.”; “Ik sta bij Laagraven bij de Sligro.”

[verdachte]: “Ja ik ook…”

[medeverdachte 3]: “Oke, dan zie je me zo…”

[medeverdachte 3] [telefoonnummer]

Gesprek 4886 d.d. 20 juni 2011.

[medeverdachte 3]: ‘Luister dan, er moet gewerkt worden.”; “Er zijn geen mensen, dus euhe… er wordt verwacht dat je ook aanwezig bent.”; “Alles moet binnen twee dagen.”; “.. Twee stuks binnen twee dagen. Een dag eentje en de andere dag de andere. Er zijn maar twee mensen, met jou en mij er bij vier.”; “Want eentje moet geknipt worden…”; “Mike, jij, ik, waarschijnlijk 1 van die manke”; Morgen zin het er maar 400, dusseuh moet lukken.”

NN: “Bij Martinus toch?”

[medeverdachte 3]: [naam]

NN: “Bij benzine. Oke ik ben morgen om acht uur daar ja.”

[medeverdachte 3]: “Ja, is goed.”

Gesprek 4975 d.d. 28 juni 2011.

NN: “Wanneer kom je dan.”

[medeverdachte 3]: “Niet morgen weer…”

NN: “Morgen knippen?”

[medeverdachte 3]: “Ja.”

[medeverdachte 1] [telefoonnummer]

Gesprek 3819 d.d. 3 juli 2011 te 15.55 uur.

[medeverdachte 3]: “Nou ik heb ruzie met hem gemaakt.. ik zeg laat maar.. hoeft niet.”

[medeverdachte 1]: “Ja moet je luisteren ik heb uh.. eerst vraagt ie of ik het vast wil houden. Doe ik voor ze. Ik kon het gisteren al weg doen.. voor hetzelfde wat ik m als eerste vroeg..”

[medeverdachte 3]: “Ik heb ook andere.”

[medeverdachte 1]: “Moet je daar maar achter aan gaan.”

[medeverdachte 3]: “huhu, maar ik denk niet meer dan vijf hoor…”

[medeverdachte 1]: “Daar gaat het mij niet om.. al wil een ander me nu vijf geven, interesseert me niks.”

[medeverdachte 3]: “Ik bel je zo, kwartiertje.”

Gesprek 3820 d.d. 3 juli 2011 te 15.57 uur.

[medeverdachte 3] belt [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] geeft een laatste bod, namelijk het verschil delen. Laatste kans voor de koper.

Gesprek 3821 d.d. 3 juli 2011 te 15.59 uur.

[medeverdachte 1]: ‘Je moet zeggen dat je ruzie… een beetje ruzie met mij hebt gemaakt. Moet je zeggen mijn collega reageert straks op zijn manier, is eigen verantwoording.”

[medeverdachte 3]: “Hmm.. is goed… ben nu bezig met… neemt niet op.”

[medeverdachte 1] [telefoonnummer]

Gesprek 802 d.d. 17 april 2011.

Benny: “Alles rustig bij jullie?”

[medeverdachte 2]: “Ja.”

Benny: “Ja ok dan is hij het niet… allemaal invallen geweest in [plaats], [plaats].. Met plantages en alles er op en er aan, auto’s…”; “.. maar het is rustig?”

[medeverdachte 2]: “Ja.”

Uit vermelde taps blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen onder meer [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] en ook van een onderlinge verdeling van werkzaamheden. De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar het oog op het doel van de criminele organisatie, te weten de teelt en handel van hennep en het daarmee behalen van winst. Gelet op de onderlinge taakverdeling die uit de tapgesprekken blijkt en de periode waarin de bedoelde teelt en handel hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat de samenwerking structureel en van duurzaam karakter is geweest. Bovendien is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een bepaalde organisatiegraad. De rechtbank concludeert dan ook dat [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.

Het onder 5 ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.3.3.5 Feit 6

Contant, bij de doorzoeking en op verdachte aangetroffen, geld

In de woning van de moeder van de verdachte, waar ook de verdachte verbleef, [adres] te Utrecht werd in een kistje dat verstopt was in een schoorsteenschacht een gele plastic tas en een portemonnee aangetroffen. In de gele tas zaten bundels bankbiljetten met een waarde van € 171.300,-- en in de portemonnee zaten bankbiljetten ter waarde van

€ 15.900,--.

Verdachte heeft aan de politie verklaard dat hij geld heeft verstopt in de woning van zijn moeder in de [adres] en dat hij de enige is die een sleutel van de woning heeft.

Bij de insluitingfouillering op 5 juli 2011 is onder de verdachte een bedrag van € 327,80 inbeslaggenomen.

Contante stortingen

In de periode 1 januari 2008 tot en met 5 juli 2011 heeft de verdachte € 4.560,-- op zijn bankrekening [rekeningnummer] gestort en € 420,-- op zijn bankrekening [rekeningnummer].

Contante aankopen en andere contante uitgaven

[verdachte]: ca € 28.000 ligt in bruine handelsportemonnee in een kast (NB niet aangetroffen, wel aangetroffen in geldkist een zwarte portemonnee met €15.900). Ik ben de enige die een sleutel van de woning heeft. Verder heb ik nog geld in de woning verstopt.

Fiat Scudo [kenteken]

Het kenteken van een FIAT Scudo, [kenteken], heeft vanaf 21 oktober 2009 op naam van [verdachte] gestaan. Deze auto is op 1 november 2010 onder [verdachte] in beslag genomen in verband met vervoer van 2140 hennepstekken.

Een “Verkoopfaktuur” gedateerd “21-10-2009” houdt onder meer in:

“[verdachte] (…) Aan u verkocht en geleverd… Fiat Scudo (…) [kenteken] (…) te betalken € 3580.00”

En in handschrift: “voldaan per kas 21/10 2009”.

[verdachte] heeft verklaard dat hij de Fiat Scudo heeft gekocht voor € 3.580,-- en dat hij dit bedrag contant heeft betaald.

Fiat Camper [kenteken]

Het kenteken van een Fiat Camper [bedrijf 2] [kenteken] staat sinds 11 juni 2009 op naam van [partner van dochter verdachte], [adres] te [plaats], de – samenwonende - partner van een dochter van verdachte.

Verdachte heeft verklaard dat bij de koop aanwezig was en heeft onderhandeld over de prijs.

Dit voertuig is op 5 juli 2011 aangetroffen langs de rijbaan van de [adres] te Utrecht, ter hoogte van het woonwagenkamp.

Verdachte heeft verklaard dat hij verbleef op de [adres] te Utrecht , waar hij bezig is met de bouw van een woonwagen. Verdachte verklaart dat hij wel eens sliep in de camper en dat het klopt dat hij een contant bedrag van € 1.235,56 heeft betaald voor reparatie van dat voertuig.

[receptionist bedrijf 2], receptionist van [bedrijf 2] heeft verklaard dat een APK en reparatie vermeld op een kopiefactuur betreffende een Fiat Camper [kenteken] een totaal bedrag van € .435,56 kostten en dat daarvan € 1.235,56 contant is betaald. Een factuur van [bedrijf 2] voor “Hr. [verdachte]” betreft een “Ducato Camper” kenteken “[kenteken] “en: “te betalen € 1.435,56”

[medewerker bedrijf 2] heeft per email aan de politie medegedeeld dat “Dhr [verdachte] onze camper (heeft) gekocht voor € 8.250,00. “[medewerker bedrijf 2] heeft opgeschreven: “[verdachte], [adres], [plaats].”

Het bedrag van € 8.250,00 is contant betaald: € 250,-- als handgeld en vervolgens 160 briefjes van € 50,--.

Beide keren was een vrouw aanwezig bij de heer [verdachte] leeftijd 40-50 jaar.

Diverse contante aankopen

Bij de doorzoeking op 5 juli 2011 van het voertuig van de verdachte, de VW Transporter met kenteken [kenteken] zijn 28 bonnen van winkels met vermelding van contante betaling en 2 bonnen betreffende een contante betaling op een postkantoor aangetroffen, totaal voor een bedrag van € 3.157,61.

De facturen van BCC vermelden: Dhr. [verdachte][adres] [plaats].

De bonnen van contante betaling op het postkantoor vermelden: “Uw gegevens: Naam [verdachte].

[adres] [plaats]”.

Een bon van de Praxis vermeldt Decoupeerzaag X610.

[medewerker bedrijf 3] van [bedrijf 3] verklaart dat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] kent als oud ijzerhandelaren, dat [medeverdachte 2] de vrouw van [medeverdachte 1] op zijn kantoor is gekomen en dat zij toen kasbescheiden , bonnen, van [verdachte] bij zich had en dat hij deze aan de politie zal overhandigen. . Bonnen beslaan .

De aan de politie overhandigde ordner bevatte bonnen over de periode 1 jan 2011 t/m 4 april 2011. De contante uitgaven, onder andere voor bouwmaterialen en benzine, beliepen een totaal bedrag van € 2.685,00.

De verdachte heeft, naar aanleiding van het voorhouden van bonnen, aangetroffen in de VW Transporter en bij [bedrijf 3], verklaard dat hij materialen en machines moest kopen om te kunnen werken, zoals een zaagmachine en niethamers etc.

Contant beschikbaar en traceerbaar

Tegenover al deze bedragen staat een contant bedrag dat traceerbaar is, bestaand uit contant bezit op 1 januari 2008, inkomsten uit uitkering en bonnen van de metaalhandel en contante opnames van in totaal € 35.795,65.

Conclusie met betrekking tot het witwassen

Vast staat dat de verdachte tussen 1 januari 2011 en 5 juli 2011 betrokken was bij hennepteelt en –handel.

De rechtbank is van oordeel dat de contante bedragen die de verdachte ter beschikking had (grotendeels) van misdrijf afkomstig zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in hennep veel geld wordt verdiend en dat er veel contant geld in omgaat.

De verdachte heeft door zijn aankopen de herkomst van dit geld verhuld en de bedragen die hij contant aanwezig had (grotendeels) verborgen.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande gewoonte witwassen wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode 1 januari 2008 tot en met 5 juli 2011 beschikte over een zeer groot bedrag aan contant geld, meer dan € 195.000,--,--, terwijl daar slechts een contant bedrag van traceerbare herkomst van ruim € 35.000,-- tegenover stond.

Tussen het totaalbedrag in contanten waarover verdachte beschikte dan wel beschikt heeft en het traceerbare totaalbedrag aan contanten gaapt een kloof van bijna € 160.000,--.

Verdachte behoeft niet te bewijzen dat hij legale inkomsten heeft gehad. Tegenover bewijsmiddelen die het vermoeden wettigen dat zijn – door hem verhulde - contante middelen voortkomen uit misdrijven ligt het op de weg van de verdediging het standpunt dat verdachte legaal inkomsten heeft verkregen, in de voor witwassen tenlastegelegde periode of in een voorafgaande periode, als het een erfenis betrof, voor de voorafgaande periode, enigszins te onderbouwen. Dat is niet of onvoldoende gebeurd.

De rechtbank acht de verklaring dat van de aangetroffen contante gelden € 28.000,-- om opnames van zijn moeders rekening en dus geld voor haar niet aannemelijk.

De overgelegde bankafschriften van een rekening van zijn moeder zijn onvoldoende, reeds omdat niet blijkt dat in haar levensonderhoud op andere wijze is voorzien dan door die opnames en omdat niet –zonder meer – duidelijk is dat dit andere bankafschriften zijn dan die, gevoegd bij de zwarte portemonnee waarvan de inhoud van € 15.900,-- aan de moeder is teruggegeven en ten slotte omdat er geen aannemelijke verklaring is voor het in de loop van 10 jaar opnemen van geldbedragen om deze in de schoorsteen te bewaren. .

Verdachtes verklaring over een ongedeelde erfenis is onvoldoende onderbouwd: niet onderbouwd ten aanzien van de herkomst van de contante en niet onderbouwd wat betreft zijn verklaring over het ongedeeld voortbestaan ervan.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

ten aanzien van feit 1:

op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 mei 2011 te [plaats], tezamen en in verenging met anderen, telkens in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van ongeveer 291 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

en

op tijdstippen in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 mei 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, toebehorende aan Energiebedrijf Eneco, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van de verzegeling van de (hoofd)meterkast;

ten aanzien van feit 2:

op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 5 juli 2011 te [plaats], tezamen en in verenging met een ander, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van ongeveer 2002 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

en

op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 5 juli 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, toebehorende aan Energiebedrijf Eneco, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van verbreking van de verzegeling van de (hoofd)meterkast;

ten aanzien van feit 4:

op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 5 juli 2011 te Utrecht en/of [plaats] en/of [plaats], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid hennep (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

ten aanzien van feit 5:

in de periode van 01 januari 2011 tot en met 5 juli 2011 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten

- het telkens (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk handelen in strijd met een onder artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, en

- witwassen van grote hoeveelheden geld en/of goederen;

ten aanzien van feit 6:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met tot 5 juli 2011, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten een grote hoeveelheid geld en/of één of meer voertuigen,

- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen, en

- bovenomschreven voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddelijk of middelijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

feit 1 en 2:

telkens: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en

diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;

feit 4:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

feit 5:

deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10 a, lid 1 of 11, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet, alsmede

deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

feit 6:

witwassen.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen conform de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel te vervangen door een ander strafdeel.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft samen met anderen zich bezig gehouden met het op professionele wijze en op betrekkelijk grote schaal illegaal kweken van hennep en de handel hierin. Verdachte was betrokken bij de hennepkwekerijen in [plaats] en [plaats]. Bij de kwekerijen is tevens op illegale wijze elektriciteit weggenomen ten behoeve van de kwekerijen.

Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als hier sprake van is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist.

Voorts levert een kwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving.

Tevens heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die bedrijfsmatige productie van en handel in hennep en het witwassen van de hieruit verkregen gelden tot doel had. Hierdoor werd de herkomst van de gelden versluierd. Het witwassen van gelden heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer.

Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Deze feiten worden verdachte dan ook zwaar aangerekend.

Uit het verhandelde ter zitting en de houding van verdachte ter zitting heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft totaal geen spijt en berouw getoond ten aanzien van hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft daarmee geen enkel inzicht getoond in de strafbaarheid van zijn handelen. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijk strafdeel langer dan de duur van het voorarrest noodzakelijk is om verdachte ervan te doordringen dat hij fout heeft gehandeld en dat de zaken waar hij zich mee heeft ingelaten wel degelijk strafbaar zijn.

Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van de verdachte betreffende uittreksels uit de justitiële documentatie, d.d. 18 november 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en vermogensdelicten.

De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 2 september 2011. De reclassering adviseert daarin om een straf op te leggen passend bij de ernst van de feiten, hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd.

De persoonlijke omstandigheden van verdachte bieden naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor enige strafvermindering.

De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur geboden is.

Nu de rechtbank deels tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank, rekeninghoudend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, aan verdachte een lagere straf opleggen dan de straf door de officier van justitie gevorderd.

De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7 Het beslag

7.1 standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de voorwerpen genoemd onder 2 tot en met 9 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen.

De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van het in beslag genomen geld te bepalen dat, in geval van teruggave, het conservatoir beslag gehandhaafd blijft en dat er derhalve van fysieke teruggave nog geen sprake is.

7.2 standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om teruggave aan verdachte van alle goederen welke onder verdachte in beslag zijn genomen.

Voorts verzoekt de verdediging om teruggave van de onder verdachte in beslag genomen gouden aansteker en gereedschappen en (de tijdelijke) teruggave van het kentekenbewijs van de Volkswagen Transporter, voornoemde goederen staan niet op de lijst van in beslag genomen goederen.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De in beslag genomen voorwerpen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, genummerd 2 t/m 9, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.

Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en deze door middel van de strafbare feiten zijn verkregen en/of de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.

Ten aanzien van de onder 2 en 3 vermelde geldbedragen verstaat de rechtbank dat hier tevens conservatoir beslag op rust.

Ten aanzien de die goederen waarvan teruggave is verzocht en welke niet op de lijst van in beslag genomen goederen staan, dient de raadsvrouwe zich te verstaan met de officier van justitie.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140, 310 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11 en 11a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Voorvragen

- verklaart de dagvaarding geldig;

- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 3 ten laste gelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 en 2:

telkens: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en

diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;

feit 4:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

feit 5:

deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10 a, lid 1 of 11, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet, alsmede

deelnemen aan deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

feit 6:

witwassen.

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 t/m 9;

Ten aanzien van de onder 2 en 3 vermelde geldbedragen verstaat de rechtbank dat hier tevens conservatoir beslag op rust.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 januari 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature