Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 09/465
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] te [woonplaats] eiser,
gemachtigde: A.J. van Zanten Msc., te Veenendaal,
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder,
gemachtigde: mr. P.C. Krekel.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP),
gemachtigden: mr. M.C. de Smidt en drs. H. Slijkhuis.
Inleiding
1.1 Bij besluiten van 4 en 26 september 2008 heeft verweerder eisers verzoek om openbaarmaking van een aantal documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 januari 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.2 Op 28 oktober 2009 heeft deze rechtbank een regiezitting gehouden teneinde eiser alsnog in de gelegenheid te stellen de toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te verlenen. Ter zitting heeft eiser deze toestemming verleend.
1.3 Het beroep is vervolgens, gevoegd met de zaken SBR 08/2164 en SBR 08/1944, behandeld ter zitting van 21 maart 2011, waar eiser is verschenen. Eiser, verweerder en derde-partij hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 Bij e-mailbericht van 1 augustus 2008 heeft eiser verzocht om openbaarmaking op grond van de Wob van verschillende documenten aangaande de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP), in het bijzonder de financiering van het CAOP.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser het concept-rapport van Ernst & Young van 20 september 2004 “Kosten versus opbrengsten” met weglakking van namen van personen en bedrijfsgevoelige informatie aan eiser toegezonden. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hem eerder een ongecensureerde versie van dit rapport heeft toegezonden en dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat het rapport niet meer openbaar is. Verweerder kan zijn eerdere besluit tot openbaarmaking niet op deze wijze terugdraaien. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat tussen partijen niet langer in geschil is dat het concept-rapport inderdaad ongecensureerd aan eiser is verstrekt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dit abusievelijk is gebeurd. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 augustus 2005, LJN: AU1783) dat toezending per vergissing geen openbaarmaking in de zin van de Wob, zijnde openbaarmaking aan een ieder, is. Verweerder heeft in de omstandigheid dat het rapport reeds eerder abusievelijk ongecensureerd aan eiser is verstrekt geen aanleiding hoeven zien om het rapport openbaar te maken in de zin van de Wob. De omstandigheid dat eiser het rapport inmiddels ter beschikking van derden heeft gesteld leidt niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
2.3 Eiser heeft vervolgens aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft verzuimd zijn Wob-verzoek door te zenden aan het CAOP voor zover het gaat om de documenten waarover verweerder stelt niet te beschikken, maar het CAOP of organisatieonderdelen daarvan wel. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het CAOP geen bestuursorgaan is. De door eiser genoemde Stichtingen, raden en commissies maken geen deel uit van het CAOP. Artikel 4 van de Wob bepaalt dat indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan wordt verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker. Bij uitspraak van 11 juli 2007 (LJN: BA9270) heeft de ABRvS geoordeeld dat het CAOP geen bestuursorgaan is en geen deel uitmaakt van de overheid. Reeds hierom bestond voor verweerder niet de verplichting om eisers Wob-verzoek door te zenden aan het CAOP. Wat de door eiser genoemde stichtingen, raden en commissies betreft, overweegt de rechtbank dat, wil het standpunt van eiser over de doorzendplicht naar de genoemde stichtingen, raden of commissies doel treffen dan moet zijn voldaan aan twee vereisten: (a) de desbetreffende stichting, raad of commissie moet onderdeel uitmaken van het CAOP en (b) de desbetreffende stichting, raad of commissie moet een bestuursorgaan of onderdeel van een groter bestuursorgaan zijn. Gelet op het over en weer gestelde, bestaat geen aanleiding om te oordelen dat aan deze beide voorwaarden is voldaan voor één van de door eiser genoemde stichtingen, raden of commissies. Voor verweerder bestond dan ook niet de verplichting om eisers verzoek door te zenden aan één van de genoemde stichtingen, raden of commissies. Het besluit berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb . De beroepsgrond slaagt niet.
2.4 Het beroep is ongegrond.
2.5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, als rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2011.
De griffier: De rechter:
mr. M.L. Bressers mr. D.A. Verburg