Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Medepegen van bedrijfsinbraken. Verdachte heeft zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan in totaal drie bedrijfsinbraken. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit die bedrijfspanden goederen weggenomen, maar daarbij werden die bedrijfspanden zelf vaak ook beschadigd. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden.

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/600609-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1983] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

raadsman mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. omstreeks 17 juni 2010 samen met anderen bij [bedrijf 1] heeft ingebroken en daarbij computerbeeldschermen heeft gestolen of gestolen computerbeeldschermen in zijn bezit heeft gehad of verhandeld

2. op 20 mei 2010 samen met anderen bij [bedrijf 2] heeft ingebroken en daarbij elektronische goederen heeft gestolen

3. op 29 mei 2010 samen met anderen bij [bedrijf 3] heeft ingebroken en daarbij computers en beeldschermen heeft gestolen.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en de feiten 2 en 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van getuige [getuige], de vondst van de portemonnee van verdachte op een van de plaatsen delict en de herkenning van verdachte en zijn medeverdachte door meerdere verbalisanten.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het overige bewijsmateriaal dat zich in het dossier bevindt.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

Op 18 juni 2010 doet [slachtoffer] namens het bedrijf [bedrijf 1] aangifte van inbraak in het bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] tussen 17 juni 2010 te 23.10 uur en 18 juni 2010 te 00.10 uur. Zij verklaart dat zij het pand op 17 juni 2010 had afgesloten en in goede staat had achtergelaten. Op 18 juni 2010 zag zij dat één van de twee ramen in de gevel van het pand open stond en dat dit raam door de sluiting heen naar binnen toe open was geduwd. Verder verklaart zij dat er 6 beeldschermen van het merk Dell en 1 beeldscherm van het merk Apple zijn weggenomen en dat verschillende kabels die bevestigd waren aan deze beeldschermen zijn doorgeknipt. Verdachte heeft bekend dat hij deze inbraak heeft gepleegd samen met medeverdachte [medeverdachte] en dat zij samen de buitgemaakte beeldschermen bij een computerwinkel hebben gebracht en ze daar hebben verkocht.

Gelet hierop acht de rechtbank bewezen het onder 1. primair tenlastegelegde feit bewezen.

Feit 2

Op 20 mei 2010 doet [aangever 1] namens het bedrijf [bedrijf 2] aangifte van een inbraak in het bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats] op diezelfde dag tussen 21.30 uur en 23.50 uur. Hij verklaart dat met een steen de ruit van het kantoor is ingegooid en dat vanuit het kantoor een laptop met docking station, een beeldscherm en een connector voor de muis is weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze inbraak samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2.

Feit 3

Op 29 mei 2010 doet [aangever 2] namens het bedrijf [bedrijf 3], aangifte van een inbraak in het bedrijfspand gevestigd aan het [adres] te [vestigingsplaats] op diezelfde dag tussen 17.00 uur en 17.20 uur. Hij verklaart dat hij zag dat een ruit midden in het kantoor ingegooid dan wel ingeslagen was en dat er een baksteen lag op de vloer naast het bureau voor het ingeslagen raam. Verder zag hij diverse doorgeknipte computerbedrading en hij zag ook dat op de andere bureaus geen computers meer stonden. Uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 29 juni 2010 blijkt dat de diefstal zeven computers en zeven beeldschermen betrof. Ook van deze inbraak heeft verdachte bekend deze te hebben gepleegd samen met medeverdachte [medeverdachte]. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook deze inbraak heeft (mede)gepleegd.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

Primair

omstreeks 17 juni 2010 te Woudenberg tezamen en in vereniging met een ander met

het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand

(gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen

- zes beeldschermen (merk Dell) en

- een beeldscherm (merk Apple),

toebehorende aan [slachtoffer] en/of communicatiebureau [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben

verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een raam en verbreking van computerkabels;

2.

op 20 mei 2010 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (van [bedrijf 2]) (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een laptop en een docking station (Levono R60) en een beeldscherm (Samsung Supermaster) en een connector voor de muis, toebehorende aan de [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemd pand;

3.

op 29 mei 2010 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (van [bedrijf 3]) (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen zeven computers en beeldschermen toebehorende aan [bedrijf 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen

onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemd pand.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;

Feit 2, 3 (telkens): Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede met de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringstoezicht.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht een eventuele vrijheidsstraf te beperken tot de 74 dagen gevangenisstraf die verdachte al in voorarrest heeft uitgezeten.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan in totaal drie bedrijfsinbraken. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit die bedrijfspanden goederen weggenomen, maar daarbij werden die bedrijfspanden zelf vaak ook beschadigd. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden.

Het is niet de eerste keer dat verdachte zich aan soortgelijke feiten schuldig maakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 juni 2010. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld op het gebied van inbraken en diefstallen, maar dat zijn laatste veroordeling dateert van 2006. De rechtbank ziet hierin aanleiding een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te beperken tot de termijn die verdachte in voorarrest heeft ondergaan. De rechtbank acht het voorts van groot belang dat verdachte onder toezicht van de reclassering blijft. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf noodzakelijk is voor de duur van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal hieraan een proeftijd verbinden van 2 jaar en verdachte daarnaast de verplichting opleggen zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

7 De benadeelde partij

De benadeelde partij [bedrijf 2] vordert een schadevergoeding van € 1.482,03 voor feit 2.

De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt, omdat deze vordering niet is onderbouwd met gespecificeerde facturen die betrekking hebben op de op 20 mei 2010 ontstane schade. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;

Feit 2, 3 (telkens): Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens [naam],

ook als dit inhoudt een meldingsgebod, de verplichting mee te werken aan urinecontroles en een behandelverplichting bij een instelling als De Waag;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf

Benadeelde partij

- verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] in de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature