Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Studiekosten echtscheidingsconvenant .

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK UTRECHT

248987 / HA ZA 08-98714 januari 2009

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 248987 / HA ZA 08-987

Vonnis van 21 januari 2009

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. K. van Bijsterveld,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. G.J.R. van der Kolk.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 30 juli 2008;

- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2008 met producties.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Dit huwelijk is op 9 mei 2005 ontbonden. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Eén van die kinderen is [kind] (hierna: [kind]). Zij is geboren op [1989].

2.2. Partijen hebben in een echtscheidingsconvenant de vermogensrechtelijke en overige gevolgen van hun echtscheiding geregeld. In dit convenant onder meer het volgende opgenomen.

“(…)

1.4 Studiekosten van de kinderen bij het meerderjarig worden

Partijen komen overeen dat zij de kinderen – afhankelijk van de behoefte daartoe – in hun toekomstige studiekosten financieel zullen blijven steunen totdat zij de 25 jarige leeftijd hebben bereikt en redelijke resultaten behalen. Partijen zullen in goed onderling overleg met de kinderen een studiekeuze maken en bezien welke kosten alsdan door partijen bij helfte zullen worden voldaan.

In ieder geval behoren tot de studiekosten het schoolgeld en het boekengeld.

(…)”

2.3. In 2007 heeft [kind] haar VMBO diploma behaald. Partijen hebben vervolgens samen het Luzac College in Hilversum bezocht en daar een informatief gesprek gevoerd, omdat [kind] op deze school mogelijk haar Havo-4 en Havo-5 in één jaar zou kunnen behalen. Op 25 juni 2007 heeft een tweede gesprek op het Luzac College plaatsgevonden. Daarbij was [gedaagde] niet aanwezig. [eiseres] heeft [kind] tijdens die bespreking ingeschreven bij het Luzac College.

2.4. [eiseres] heeft het collegegeld van het Luzac College voldaan, een bedrag van in totaal EUR 14.940,-. Daarnaast heeft [eiseres] het boekengeld betaald. [gedaagde] heeft hiervan de helft aan haar voldaan.

3. Het geschil

3.1. [eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van EUR 7.470,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.

3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 1.4 van het echtscheidingsconvenant en op grond van artikel 1:395a BW gehouden is de helft van het collegegeld voor het schooljaar 2007/2008 van het Luzac College voor [kind] aan [eiseres] te betalen. Volgens [eiseres] heeft zij na het eerste informatieve gesprek bij het Luzac College twee keer met [gedaagde] gesproken en heeft [gedaagde] haar toen gezegd dat zij [kind] maar moest inschrijven. [eiseres] betoogt dat [gedaagde] en zij, voordat het schooljaar van [kind] aanving, duidelijke afspraken hadden gemaakt, waarbij ieder de helft van de schoolkosten van het Luzac College voor zijn of haar rekening zou nemen.

3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat hij op grond van artikel 1.4 van het echtscheidingsconvenant gehouden zou zijn de helft van het collegegeld van het Luzac College te betalen, omdat er niet in goed onderling overleg met [kind] een studiekeuze is gemaakt. Hij stelt dat hij steeds heeft vastgehouden aan zijn standpunt dat [kind] voor de Havo regulier onderwijs diende te volgen. [eiseres] heeft [kind] volgens hem zonder zijn instemming bij het Luzac College ingeschreven. Voorts stelt [gedaagde] dat hij niet gehouden is [kind] financieel bij te staan, omdat zij geen redelijke resultaten heeft behaald.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. [eiseres] baseert haar vorderingen op het echtscheidingsconvenant, de gemaakte afspraken en artikel 1:395a BW. In artikel 1:395a BW is bepaald dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaren niet hebben bereikt. Meerderjarige kinderen onder de 21 jaar kunnen op grond van dit artikel rechtstreeks een aanspraak ter voorziening in dergelijke kosten jegens elk der ouders doen gelden. Ouders hebben echter op grond van dit artikel geen onderlinge verhaalsaanspraak wat betreft de uitgegeven kosten van levensonderhoud en studie voor hun kinderen (HR 7 januari 1995, NJ 1955, 123; HR 23 mei 1975, NJ 1976, 412; HR 28 april 1995, NJ 1996, 102). Artikel 1:395a BW kan daarom niet als grondslag voor de vordering van [eiseres] dienen.

4.2. Op grond van artikel 1.4 van het echtscheidingsconvenant is [gedaagde] in beginsel verplicht om de helft van de studiekosten van [kind] voor het schooljaar 2007/2008 aan [eiseres] te betalen, nu [kind] in dat schooljaar de leeftijd van vijfentwintig jaar nog niet had bereikt. Het maakt daarbij geen verschil of [kind] voor die tijd goede of slechte studieresultaten had behaald. Immers, uit het feit dat [gedaagde] de helft van het boekengeld van het Luzac College aan [eiseres] heeft betaald, volgt dat de eerdere studieresultaten van [kind] voor [gedaagde] niet in algemene zin een beletsel vormden om bij te dragen in de studiekosten van [kind].

De rechtbank is echter van oordeel dat artikel 1.4 van het echtscheidingsconvenant zo moet worden begrepen dat [gedaagde] slechts gehouden is om te voorzien in de studiekosten van [kind] voor zover dit gebruikelijke schoolkosten betreft. Het collegegeld van het Luzac College is echter aanmerkelijk hoger dan schoolkosten voor een Havo gewoonlijk zijn. [gedaagde] is daarom niet reeds op grond van artikel 1.4 van het echtscheidingsconvenant gehouden de helft van het collegegeld van het Luzac College aan [eiseres] te voldoen, althans niet voor zover het collegegeld voor het Luzac College de hoogte van gebruikelijke schoolkosten overschrijdt.

4.3. Het vorenstaande is anders als tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde] de helft van de kosten van het Luzac College voor zijn rekening zou nemen. [eiseres] stelt dat [gedaagde] en zij een dergelijke afspraak hebben gemaakt. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Nu een dergelijke afspraak naar het oordeel van de rechtbank niet blijkt uit de overgelegde stukken, rust op grond van artikel 150 Rv op [eiseres] de bewijslast van het bestaan van een afspraak tussen partijen dat [gedaagde] de helft van de kosten van het Luzac College voor zijn rekening zou nemen. De rechtbank draagt [eiseres] op om op dit punt bewijs te leveren.

4.4. Gezien het bovenstaande en de overige omstandigheden zal de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid stellen aan te geven of zij tot het leveren van het onder 4.3 genoemde bewijs wenst over te gaan.

4.5. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. draagt [eiseres] op te bewijzen dat er een afspraak tussen partijen bestond dat [gedaagde] de helft van de kosten van het Luzac College voor zijn rekening zou nemen,

5.2. stelt [eiseres] in de gelegenheid bij akte ter rolle van woensdag 4 februari 2009 aan te geven of hij/zij tot het leveren van het onder 5.1 bedoelde bewijs wenst over te gaan,

5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.

w.g. griffier w.g. rechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature