U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vordering tot opheffing conservatoir beslag toegewezen nu voldoende zekerheid is gesteld. Vordering tot verklaring van recht en verbod tot het opnieuw leggen van conservatoire beslagen afgewezen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 271890 / KG ZA 09-807

Vonnis in kort geding van 14 augustus 2009

in de zaak van

1 [eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Zeist,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser sub 2] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente Zeist, eisers,

advocaat mr. M. Jongkind,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente Zeist, gedaagde,

advocaat mr. B.G. Eldermans.

Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 28 juli 2009, met producties,

- de producties I t/m 11 van [gedaagde] ,

- de mondelinge behandeling op 31 juli 2009,

- de pleitnota van [gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser sub 1] is als makelaar werkzaam bij [eiser sub 2] . In 2007 heeft [eiser sub 1] bemiddeld bij de verkoop van het appartement gelegen aan de [adres] in [woonplaats] aan [gedaagde] . [gedaagde] verwijt [eiser sub 1] dat hij in de verkoopbrochure onjuiste informatie heeft gegeven over de woonoppervlakte van het appartement en heeft [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij - naar hij stelt - dientengevolge heeft geleden.

2.2.

De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [gedaagde] bij beschikking van 16 juli 2009 verlof verleend om voor deze gepretendeerde vordering ten laste van [eiser sub 1] conservatoir beslag te leggen onder [eiser sub 2] , [holding] B.V. en F. van

Lanschot Bankiers N.V. en ten laste van [eiser sub 2] onder F. van Lanschot Bankiers N.V. Deze beslagen zijn op 21 juli 2009 gelegd. [gedaagde] heeft [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vervolgens bij dagvaarding van 24 juli 2009 gedagvaard in een bodemprocedure bij deze rechtbank.

2.3.

Op 27 juli 2009 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , Nassau Verzekering Maatschappij N.V., een assuradeurenverklaring ondertekend. Deze verklaring luidt: ·

Ondergetekende.

NASSAU VERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna "Nassau Verzekeringen", verklaart dat [eiser sub 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna " [eiser sub 2] ", sinds 19 januari 1998 een beroepsaansprakelijkheidsverzekeringheeft

lopen onder polisnummer [polisnummer] . Voor deze polis geldt een dekking van EUR 500.000,00 per gebeurtenis. met een eigen risico van EUR 5.000,00 per gebeurtenis.

Indien [eiser sub 2] op grond van een uitspraak van de rechter of op grond van een met toestemming van Nassau Verzèkeringen bereikte schikking, gehouden is schadevergoeding te betalen aan de heer [A] , in verband met (de informatieverstrekking over) de verkoop van een ·woning aan [adres] te [woonplaats] , dan zal Nassau Verzekeringen aan [eiser sub 2] terzake dekking onder de polis verlenen en deze schade rechtstreeks met de heer [A] afwikkelen. De dekking strekt zich eveneens uit tot een eventuele actie uit onrechtmatige daad jegens de heer [eiser sub 1] van [eiser sub 2] in privé voor zover deze wordt aangesproken in zijn hoedanigheid van makelaar.

Aldus ondertekend te Rotterdam op 27 juli 2009. Nassau Verzekering Maatschappij NV. "

3. Het geschil

3.1

[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen - samengevat - dat de voorzieningenrechter:

a. (één of enkele van) de ten laste van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gelegde conservatoire beslagen opheft, althans opheft onder door de voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen voorwaarden,

b. voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar onrechtmatig handelt c.q. heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,

c. [gedaagde] verbiedt verdere conservatoire beslagen te leggen ten laste van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , op straffe van een dwangsom,

met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

3.2.

[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De vordering onder a strekt tot opheffing van de door [gedaagde] ten laste van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gelegde conservatoire beslagen. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de

beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. De voorzieningenrechter overweegt dat het in beginsel aan de degene is die de opheffing vordert om aannemelijk te maken dat één van bovenstaande imperatieve gronden zich voordoet, maar dat beslist dient te worden aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd, welke beoordeling niet los kan geschieden van een afweging van de wederzijdse belangen.

4.2.

[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de beslagen onnodig c.q. vexatoir zijn, nu de vermeende vordering van [gedaagde] door hun beroepsaansprakelijkheidsverzekering is gedekt en de verzekeraar de dekking en de mogelijkheid tot rechtstreekse afwikkeling schriftelijk heeft bevestigd. Gelet hierop en de omstandigheid dat de bedrijfsvoering van [eiser sub 2] vanwege het beslag onder de bank ernstig in gevaar komt en [eiser sub 1] in financiële problemen kan komen te verkeren , weegt het belang van [gedaagde] bij handhaving van de beslagen niet op tegen de belangen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bij opheffing daarvan. Subsidiair hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gesteld dat de beslagen opgeheven dienen te worden , omdat zij met de assuradeurenverklaring voldoende zekerheid hebben gesteld voor de door [gedaagde] gepretendeerde vordering. Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] geven de beslagen [gedaagde] niet meer zekerheid dan de assuradeurenverklaring. Zij zijn evenwel bereid zekerheid te stellen voor het eigen risico van EUR 5.000,00.

4.3.

[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat het hem ten tijde van de beslaglegging niet bekend was of [eiser sub 1] en [eiser sub 2] verzekerd waren en zo ja, of de polis dekking bood. [gedaagde] is bereid de gelegde beslagen op te heffen, mits vervangende zekerheid wordt geboden. De assuradeurenverklaring biedt deze zekerheid echter niet. De verklaring vermeldt niet dat Nassau Verzekeringen zich jegens [gedaagde] rechtstreeks verbonden acht tot betaling van datgene waartoe [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen worden veroordeeld. Ook is de verklaring gericht tot de vader van [gedaagde] , [A] , in plaats van [gedaagde] zelf en blijkt niet door wie en in welke hoedanigheid de verklaring is ondertekend. Verder is het mogelijk dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hun rechten uit de polis hebben verspee ld. Ten slotte beschikt [gedaagde] slechts over een kopie van de verklaring.

4.4.

De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de vermeende schade van [gedaagde] is gedekt onder een beroeps­ aansprakelijkheidsverzekering die zij bij Nassau Verzekeringen hebben afgesloten. Weliswaar is de inhoud van de polis niet bekend - [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben deze niet in het geding gebracht - maar uit de onder 2.3 genoemde verklaring van Nassau Verzekeringen blijkt dat er voldoende bereidheid is om op de onderhavige situatie dekking te verlenen. Ter mondelinge behandeling hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gesteld dat de verklaring is getekend door een daartoe bevoegde manager van Nassau Verzekeringen. [gedaagde] heeft dit niet weersproken, zodat vaststaat dat de verklaring bevoegdelijk is afgegeven. Eén en ander brengt mee dat handhaving van de gelegde conservatoire beslagen onnodig is. Deze

beslagen zullen dan ook, mede gelet op het belang van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bij opheffing daarvan, op die grond worden opgeheven . [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben ter mondelinge behandeling nog aangeboden in de verklaring [A] te wijzigen in [B] lag, de naam en hoedanigheid van de ondertekenaar te vennelden en een origineel exemplaar

van de verklaring te overleggen. Teneinde te bewerkstelligen dat dit aanbod gestand wordt gedaan, zal de voorzieningenrechter aan de opheffing van de beslagen de voorwaarde verbinden zoals onder 5.1 van het dictum geformuleerd.

4.5.

Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen behoeft de vraag of door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voldoende vervangende zekerheid is gesteld geen behandeling meer.

4.6.

De vordering onder b ziet op het verkrijgen van een verklaring voor recht. De voorzieningenrechter is met [gedaagde] van oordeel dat voor een dergelijke vordering in kort geding geen plaats is. Een verklaring voor recht heeft immers naar zijn aard een definitief karakter. terwijl in een kort geding slechts voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen. Deze vordering dient dan ook afgewezen te worden.

4.7.

Het onder c gevorderde verbod tot het opnieuw leggen van conservatoire beslagen ten laste van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zal eveneens worden afgewezen. De voorzieningenrechter acht geen gronden aanwezig om het gevorderde verbod toe te wijzen, te meer niet nu een volgend verzoek tot het leggen van conservatoire beslagen opnieuw zal worden getoetst door de voorzieningenrechter.

4.8.

Aangezien de vordering tot opheffing van de beslagen wordt toegewezen zal [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden begroot op:

- dagvaarding

EUR

85,97

- vast recht

262.00

- salaris advocaat

816 00

Totaal

EUR

1.163,97

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

heft op de ten laste van [eiser sub 1] onder [eiser sub 2] en [holding] B.V. en de ten laste van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] onder F. van Lanschot Bankiers N.V. gelegde beslagen, onder de opschortende voorwaarde dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan [gedaagde] een origineel exemplaar van de onder 2.3 genoemde assuradeurenverklaring overleggen, waarin ·' [A] '' is gewijzigd in " [gedaagde] '· en de naam en hoedanigheid van de ondertekenaar zijn vermeld,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot op heden begroot op EUR 1.163,97,

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door M.J. Smit en in het openbaar op 14 augustus 2009.

JidK


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature