U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Een aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die ziet op tegemoetkomingsjaar 2005 kan als tijdig ingediend worden beschouwd als deze is ingediend voor 1 april 2007 en aanspraak bestaat op grond van artikel 6, vierde lid, van de Wet kinderopvan g.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummer: SBR 07/2986

uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 23 september 2008

inzake

[eisers],

wonende te [P],

eisers,

tegen

Belastingdienst /Toeslagen, gevestigd te Utrecht,

verweerder.

Inleiding

1.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 september 2007 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 15 juni 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de opgaaf van eiseres van 28 december 2006, zijnde een aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming kinderopvang (hierna: de aanvraag), voor het jaar 2005 op nihil gesteld.

1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 29 augustus 2008, waar [eisers] is verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. A.D. Schreutelkamp, werkzaam bij de Belastingdienst.

Standpunten van partijen

2.1 Eisers hebben in beroep - samengevat - aangevoerd dat, nu vast staat dat zij ingevolge artikel 6 van de Wet kinderopvan g voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang in aanmerking komen, het niet redelijk is om de aanvraag niet in behandeling te nemen wegens het te laat indienen daarvan. Uit de bepalingen van de Wet kinderopvang valt immers niet af te leiden dat een te laat ingediende aanvraag niet meer in behandeling wordt genomen. De reden voor het niet tijdig indienen van de aanvraag is dat pas in het najaar van 2006 duidelijk is geworden welk percentage de werkgever van eiseres zou bijdragen in de kosten van de kinderopvang over het jaar 2005. Eisers merken op dat verweerder er bij het beslissen op bezwaar ten onrechte van uit is gegaan dat in het najaar van 2005 - in plaats van 2006 - duidelijk is geworden wat de voornoemde werkgever zou bijdragen. Eisers hebben ook aangevoerd dat het ingediende bezwaar niet zorgvuldig is behandeld.

2.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het geval van eisers niet aan de voorwaarden voor het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is voldaan. De aanvraag is niet tijdig ingediend en er was geen sprake van uitstel voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2005 en er was ook geen sprake van dat eisers in het buitenland wonen. Nu er geen beleidsruimte bestaat om ondanks het niet voldoen aan de voorwaarden toch een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang toe te kennen is de aanvraag volgens verweerder terecht afgewezen en is het bezwaar tegen deze afwijzing terecht ongegrond verklaard. Ten aanzien van het standpunt dat verweerder er ten onrechte van is uitgegaan dat in 2005 duidelijk is geworden wat de werkgever van eiseres zou bijdragen, voert verweerder aan dat sprake is van een kennelijke verschrijving en dat voor de beoordeling van het bezwaarschrift is uitgegaan van de juiste gegevens.

Toepasselijk recht

2.3 Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet kinderopvan g dient een aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming van het Rijk over een tegemoetkomingsjaar te worden gedaan vóór 1 april van het jaar volgend op dat tegemoetkomingsjaar.

2.4 Ingevolge het tweede lid van artikel 11 van de Wet kinderopvan g wordt, indien v óór de in het eerste lid genoemde datum de ouder of diens partner uitgenodigd is om over het tegemoetkomingsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen, in afwijking van het eerste lid, de aanvraag tot vaststelling gedaan uiterlijk op de dag waarop die aangifte moet zijn ingediend.

Indien zowel de ouder als zijn partner uitgenodigd zijn om aangifte inkomstenbelasting te doen, dan wordt de aanvraag tot vaststelling gedaan uiterlijk op de dag waarop de laatste aangifte moet zijn ingediend.

2.5 Ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 1, afdeling B, onder G van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Stb 2005, 343), komen de artikelen 8 tot en met 21 van de Wet kinderopvang te vervallen. Deze wet treedt ingevolge artikel IV in werking met ingang van 1 januari 2006.

2.6 Ingevolge artikel I van de wet van 23 juni 2005 tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Stb 2005, 345), treedt de voornoemde Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in werking op 1 september 2005 en geldt deze wet, onder meer voor zover deze ziet op het vervallen van de artikelen 8 tot en met 21 van de Wet kinderopvang , voor berekeningsjaren die aanvangen op of na 1 januari 2006.

2.7 Ingevolge artikel IA van de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006 (Stb. 2006, 647) wordt een aanvraag over het tegemoetkomingsjaar 2005, in afwijking van artikel 11 van de Wet kinderopvan g (zoals dit artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijk regelingen ), als tijdig beschouwd, indien deze is gedaan voor 1 april 2007 en de aanspraak op tegemoetkoming bestaat op grond van artikel 6, vierde lid van de Wet kinderopvan g, zoals hieronder weergegeven. Artikel IA van de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006 werkt ingevolge artikel XII van de ze wet terug tot 1 januari 2005.

2.8 Artikel 6, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet kinderopvang bepaalt dat een ouder voor een berekeningsjaar aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten.

2.9 Artikel 6, vierde lid, van de Wet kinderopvan g luidt als volgt.

Een ouder met een partner heeft slechts aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en

a. in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht,

b. een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onder c, d, e, h of i, en gebruik maakt van een in één van die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland,

c. werkloos wordt als bedoeld in het tweede lid en een uitkering ontvangt als bedoeld in het tweede lid, onder a of b, of een daarmee vergelijkbare uitkering, vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland, of

d. een persoon is als bedoeld in het eerste lid, onder f, g, j, k of l.

Beoordeling van het geschil

Feiten

2.10 Eiseres heeft op 28 december 2006 een aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming kinderopvang over het jaar 2005 ingediend. Bij brief van 31 mei 2007 heeft verweerder haar medegedeeld dat zij dit vóór 1 april 2006 had moeten doen en zij de wettelijke termijn voor het doen van opgaaf tegemoetkoming kinderopvang heeft overschreden. Verweerder deelde in dit schrijven voorts mede dat haar aanvraag niet in behandeling kon worden genomen en voorts, dat zij een beschikking zou ontvangen waarbij haar opgaaf zou worden afgewezen. Bij het hiervoor genoemde primaire besluit van 15 juni 2007 (‘voorlopige vaststelling’) is vervolgens de tegemoetkoming voor drie kinderen van eisers op nihil gesteld. Het daartegen gerichte bezwaar is ongegrond verklaard bij het hierboven genoemde bestreden besluit van 13 september 2007.

Beoordeling rechtsvraag

2.11 Niet in geschil is, dat de aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming kinderopvang over het jaar 2005 na 1 april 2006 is ontvangen en voorts, dat geen verzoek om uitstel was ingediend.

2.12 Verweerder heeft met name artikel 11 van de Wet Kinderopvan g aan zijn bestreden besluit ten grondslag gelegd. Ten aanzien van laatstvermelde wettelijke bepaling is sprake van het hierboven aangeduide overgangsrecht.

2.13 Nu artikel IA van de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006 terug werkt tot 1 januari 2005 dient ten tijde van het bestreden besluit uit te worden gegaan van de gelding van deze bepaling. Ingevolge de voornoemde bepaling wordt de aanvraag van eiseres, nu deze voor 1 april 2007 is ingediend en ziet op tegemoetkomingsjaar 2005, beschouwd als tijdig te zijn ingediend, indien de aanspraak op een tegemoetkoming bestaat op grond van artikel 6, vierde lid van de Wet kinderopvan g zoals weergegeven onder 2.8. Er dient dan ook te worden beoordeeld of zich een situatie zoals omschreven in artikel 6, vierde lid van de Wet Kinderopvan g voordoet.

2.14 Door verweerder is in het bestreden besluit van 13 september 2007 meegedeeld dat eiseres op grond van artikel 6 van de Wet kinderopvan g in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Daarbij is niet expliciet aangegeven of deze aanspraak al dan niet gebaseerd is op artikel 6, vierde lid, van de Wet Kinderopvan g. Nu uitsluitend het vierde lid van artikel 6 van de Wet Kinderopvan g ziet op de situatie dat een aanvraag wordt gedaan door een ouder met een partner en nu niet in geschil is dat eiseres gehuwd is, kan de rechtbank bepaald niet uitsluiten dat verweerder heeft beoogd aan te geven dat in beginsel aanspraak bestaat op een tegemoetkoming op grond van het vierde lid van artikel 6 van de Wet Kinderopvan g. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het overgangsrecht kon verweerder zich niet zonder nadere motivering op het standpunt stellen dat de aanvraag niet tijdig is ingediend.

2.15 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht . Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

2.16 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit van 13 september 2007;

draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,-.

Aldus vastgesteld door mr. F.M.D. Aardema en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2008.

De griffier: De rechter:

mr. M. R. Groenewoud mr. F.M.D. Aardema

afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.

Let wel:

Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature