Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vonnis uit 2002.

Uitspraak



RECHTBANK TE UTRECHT

Parketnummers : 16/028061-01; 16/130039-01 (ttz gev) Datum uitspraak : 06 juni 2002

Tegenspraak

Raadsman: mr. Bordewijk

Verkort vonnis

VONNIS

van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),

wonende [woonplaats] ,

thans gedetineerd in [verblijfplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2002.

De rechtbank heeft ter terechtzitting van 31 januari 2002 de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.

1 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven.

Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 16/130039-01 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 31 januari 2002 en de wijziging van de onder 1 en 2 (16/028061-01) ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 23 mei 2002 toegestaan.

Van de dagvaardingen en van de vorderingen tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.

2 De bewijsbeslissing

2.1

De bewezenverklaring

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (16/028061-01)

De raadsman van verdachte heeft gemotiveerd bepleit dat van een voorbedachte raad in deze geen sprake is. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat verdachte niet tezamen en in vereniging met zijn neef [medeverdachte] (hierna te noemen [medeverdachte] ) heeft gehandeld, omdat uit verschillende verklaringen, tapgegevens en het NFI-rapport blijkt dat slechts verdachte heeft geschoten en niet zijn nadien de coffeeshop binnenkomende neef.

De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan volgen dat door verdachte de schoten op het slachtoffer met voorbedachte raad zijn afgevuurd. Verdachte moet dan ook van

de onder feit 1 in de eerste plaats ten laste gelegde voorbedachte raad worden vrijgesproken.

Gelet op het onderzoek ter terechtzitting en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het volgende komen vast te staan:

verdachte heeft op 31 juli 2001 bij het passeren van coffeeshop " [naam] " aan de [straat] te Utrecht (hierna te noemen de coffeeshop), waarvoor zich op dat moment het latere slachtoffer [slachtoffer] bevond, de tweedeursauto van zijn vriendin [A] bestuurd, terwijl [verdachte] en [B ] achterin zaten;

zowel verdachte als [medeverdachte] hebben daar toen [slachtoffer] gezien, althans zijn zij door de inzittenden van de auto geattendeerd op [slachtoffer] ;

de verhouding tussen de beide neven en die [slachtoffer] was door een eerder gewelddadig voorval d.d. 9 januari 2001, op grond waarvan de beide neven wisten dat die [slachtoffer] vuurwapengevaarlijk was, zeer gespannen geraakt. Bovendien zou die [slachtoffer] hen daarna opnieuw met een vuurwapen hebben bedreigd;

vriendin [A] van [medeverdachte] heeft gezien dat zowel [medeverdachte] als verdachte na het zien van die [slachtoffer] zenuwachtig en gespannen raakten en dat verdachte aan een kennelijk onder zijn T-shirt aanwezig vuurwapen begon te friemelen; zij heeft in dit verband verklaard ervan op de hoogte te zijn dat zowel verdachte als [medeverdachte] de beschikking hadden over een vuurwapen en dat zij deze vuurwapens in de periode voorafgaande aan 31 juli 2001 heeft gezien;

[medeverdachte] heeft vervolgens op verzoek van verdachte de auto achter de coffeeshop geparkeerd en aan verdachte de mogelijkheid verschaft uit de auto te stappen zodat verdachte zich, zoals door hem was aangekondigd, naar de coffeeshop kon begeven;

[medeverdachte] heeft voorts zijn vriendin [A] weggestuurd en [B ] , gevraagd bij de auto te blijven wachten, hetgeen deze ook heeft gedaan;

[medeverdachte] is kort na verdachte naar de coffeeshop gelopen. [medeverdachte] wist dat verdachte van plan was het slachtoffer te confronteren met het feit dat ook zij beiden de beschikking over vuurwapens hadden;

verdachte heeft vrijwel onmiddellijk na binnenkomst in de coffeeshop meermalen gericht geschoten op [slachtoffer] en [medeverdachte] heeft -kort na verdachte de coffeeshop binnenkomende- zelf dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gehanteerd op een zodanige wijze dat hij door zowel de in de coffeeshop aanwezige [getuige] als door de portier als de tweede schutter is beschouwd; dat nadien na onderzoek niet is komen vast te staan dat uit het door [medeverdachte] gehanteerde wapen daadwerkelijk projectielen zijn afgevuurd doet hieraan niet af;

de beide neven hebben na het vuurwapengeweld samen de coffeeshop verlaten door weg te rennen, hebben zich gezamenlijk in de door hen geparkeerde auto door de op hen wachtende [B ] naar een schuiladres laten vervoeren en zijn vervolgens samen maandenlang ondergedoken in [plaats] ;

na het vuurwapengeweld van 31 juli 2001 hebben beiden wederom vuurwapens voorhanden gehouden met daarbij behorende munitie, zoals blijkt uit de doorzoeking op 26 oktober 2001.

Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er tussen de beide verdachten sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking gericht op een gewelddadige confrontatie met genoemde [slachtoffer] , - waarbij de kans op vuurwapengeweld aanmerkelijk was te achten met alle mogelijke fatale gevolgen vandien - dat zij als medeplegers moeten worden beschouwd.

Voor wat betreft [medeverdachte] geldt bovendien dat op generlei wijze is gebleken dat hij zich heeft gedistantieerd van het te verwachten en ontstane vuurwapengeweld, integendeel: hij heeft de schietpartij actief ondersteund door de deuropening te blokkeren en zelf eveneens een schietwapen te hanteren.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 (parketnummer 16/028061-01) en onder parketnummer 16/130039-01 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

3 De strafbaarheid van de feiten

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 en onder 16/130039-01 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 en 2 en onder 16/130039-01 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Ten aanzien van feit 1

Medeplegen van doodslag;

Ten aanzien van feit 2

Medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot meer dan één vuurwapen van categorie 111 en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie ;

Ten aanzien van 16/130039-01

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

4 De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

5 Motivering van de op te leggen sancties

Gelet op de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het onder 16/130039-01 bewezenverklaarde feit is begaan, zal de rechtbank ten aanzien van dit feit artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht toepassen.

Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder ook de overige feiten zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:

- Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag in een openbare gelegenheid waarbij de kans dat anderen dan het slachtoffer (zwaar)gewond zouden raken of de dood zouden vinden aanzienlijk is geweest.

- Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van het feit dat deze niets ontziende wijze van optreden, waarbij vuurwapens, dan wel daarop gelijkende voorwerpen min of meer als een vanzelfsprekend gebruiksvoorwerp worden gehanteerd om door middel van eigenrichting (eenvoudige) conflicten te beslechten, de fundamenten van de Nederlandse rechtsstaat aantasten en in de maatschappij gevoelens van grote onveiligheid oproepen.

- Door het optreden en handelen van verdachte heeft een mens het leven verloren en is er aan partner en familie zeer veel verdriet berokkend.

- Bovendien heeft verdachte na deze bijzonder ernstige gebeurtenis niet geschroomd om zich wederom te voorzien van een vuurwapen.

Ten aanzien van het onder 16/130039-01 bewezenverklaarde heeft de rechtbank zwaar laten wegen dat door verdachte openlijk geweld is gepleegd door in vereniging met anderen op het

slachtoffer [slachtoffer] in te slaan, schoppen en stompen, zelfs toen die [slachtoffer] op de grond lag. Ook de komst van de politie heeft hem niet weerhouden om door te gaan met de grove geweldsuitoefening.

De rechtbank is van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten een vrijheidsstraf van veertien jaar passend en geboden zou zijn, derhalve een straf die hoger ligt dan de eis van de officier van justitie.

De rechtbank zal evenwel rekening houden met de hierna te noemen omstandigheden betreffende de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder gelet op:

de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 29 oktober 2001, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld.

een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 23 januari 2002, opgemaakt door M. Bouchoms, reclasseringswerkster.

een deskundigen-rapportage van prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog, d.d. 11 mei 2002, inhoudende - zakelijk weergegeven-:

De heer [verdachte] is een 19-jarige jongeman, van wie men moeilijk hoogte kan krijgen. Hij blijft wat vaag en ongrijpbaar, laat zich niet echt kennen. Al met al komt betrokkene in dit onderzoek naar voren als een identiteitszwakke en angstige achterdochtige jongeman, met een weinig ontwikkelde, nog erg kinderlijke persoonlijkheidsstructuur. Het geweten, psychosociale controlemechanismen en moreel besef zijn zeer beperkt gebleven.

Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een zeer zwakke onderliggende structuur. Deze persoonlijkheidsstoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De stoornis beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes c.q. zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.

Door de zwakke structuur is betrokkene amper in staat zijn impulsen bij toenemende stress onder controle te houden.

Op grond van het voorgaande ziet ondergetekende geen duidelijk indicaties dat sprake is geweest van een verminderde toerekeningsvatbaarheid voor genoemde delicten.

De rechtbank deelt de conclusie van de getuige-deskundige niet.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis en de zeer zwakke onderliggende structuur van verdachte, de bewezenverklaarde feiten hem in licht verminderde mate zijn toe te rekenen.

- de nog jeugdige leeftijd van verdachte.

Ondanks het feit dat de rechtbank wat betreft het bewezenverklaarde vuurwapengeweld de voorbedachte raad niet bewezen acht, is er op grond van het bovenstaande geen reden om van de eis van de officier van justitie af te wijken en acht de rechtbank na te melden gevangenisstraf passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partijen

1)_De benadeelde partij [getuige] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade ten bedrage van € 1.818,- ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.

De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

2) De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade en materiële schade ten bedrage van € 5.477,14 ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade (€ 2.000,-) is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kosten die zijn gemaakt voor de huur van een busje (€119,14) staan niet in rechtstreeks verband met de uitvaartkosten zodat dit onderdeel van de vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kosten die zijn gemaakt voor de maaltijd en koffietafel op de dag van de begrafenis van het slachtoffer zijn naar redelijkheid en billijkheid tot een bedrag van € 500,- voor toewijzing vatbaar. Voor het overige (€ 407,56) zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde feit, derhalve door handelingen van verdachte en zijn mededader, tot een bedrag van € 2.950,44. De vordering zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen.

6 De toepasselijke wettelijke voorschriften

Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen zijn de op te leggen straf en maatregel gegrond op de artikelen 47, 57, 77b, 141,287 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van Wet wapens en munitie.

7 DE BESLISSING:

De rechtbank beslist als volgt:

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 van parketnummer 16/028061-01 in de eerste plaats is tenlastegelegd.

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 van parketnummer 16/028061-01 en onder parketnummer 16/130039-01 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage 111 van dit vonnis, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het onder 1 en 2 van parketnummer 16/028061-01 en onder parketnummer 16/130039-01 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 12 (twaalf) JAREN.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Bepaalt dat de benadeelde partij [getuige] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Verwijst de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten dele toe.

Veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan deze benadeelde partij, wonende te Utrecht, te betalen

€ 2.950, 44 (zegge tweeduizend en negenhonderdenvijftig EURO en vierenveertig EUROcent). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door de mededader is betaald.

Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het hiervoor omschreven gedeelte (€ 2.526,70) en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten dele toe.

Veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan deze benadeelde partij, wonende te Utrecht, te betalen

€ 2.950, 44 (zegge tweeduizend en negenhonderdenvijftig EURO en vierenveertig EUROcent). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door de mededader is betaald.

Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het hiervoor omschreven gedeelte (€ 2.526,70) en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. R.J.A. Meertens-Zeeman, voorzitter en mrs. M.J. Stolwerk en D.C.P.M. Straver, rechters, bijgestaan door mr. M.A. van Loon als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 06 juni 2002.

Mr. Stolwerk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature