Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Leerlingenvervoer. Voorlopige voorziening. Openbaar vervoer met begeleiding. Twee kinderen op verschillende locaties.

Voorts is ter zitting van de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat verweerder de situatie van verzoekster niet goed onder ogen heeft gezien. Verweerder heeft in het bestreden besluit uiteengezet van mening te zijn dat de kinderen onder begeleiding met het openbaar vervoer de school kunnen bezoeken. Verzoekster heeft echter aangevoerd dat de kinderen naar verschillende locaties van de school gaan en dat die locaties alleen met verschillende bussen vanaf station Eindhoven kunnen worden bereikt. Onduidelijk is of verweerder van verzoekster verlangd dat zij met haar kinderen van [plaats] naar Eindhoven reist en eerst het ene kind naar school brengt en vervolgens met het andere kind teruggaat naar station Eindhoven en daar de bus pakt naar de andere locatie om dat andere kind naar school te brengen dan wel dat verweerder van verzoekster verlangd dat zij dagelijks iemand anders inschakelt om samen met haar de kinderen naar school te brengen. In de eerste situatie dringt zich de vraag op of in ieder geval één kind meer dan anderhalf uur onderweg is (en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht) en om die reden voor aangepast vervoer in aanmerking moet komen (artikel 18, eerste lid aanhef en onder b, van de Verordening ). Terwijl in de andere situatie de vraag zich opdringt of van verzoekster in redelijkheid mag worden verlangd dat zij dagelijks iemand vraagt om samen met haar de kinderen naar Eindhoven te brengen, waarbij betekenis toekomt aan de reistijd met het openbaar vervoer van [plaats] naar de school in Eindhoven en aan het feit dat verzoekster een derde kind heeft dat naar school gaat in [plaats] en waarvoor verzoekster eveneens moet zorgen. In de bezwaarfase dient verweerder in ieder geval te bezien of in de bijzondere omstandigheden van het geval aanleiding bestaat ten gunste van verzoekster af te wijken van de bepalingen van de Verordening (artikel 29 van de Verordening ).

Uitspraak



RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/3501 en 12/3500

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2012 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoekster], te [plaats], verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-[plaats], verweerder

(gemachtigde: mr. S. Gashi).

<b>Procesverloop</b>

Bij besluiten van 13 juni 2012 heeft verweerder beslist op de verzoeken van verzoekster voor leerlingenvervoer ten behoeve van haar zonen [zoon 2] en [zoon 1].

Tegen deze besluiten heeft verzoekster bezwaar gemaakt.

Op 30 oktober 2012 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht in beide zaken een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat verweerder ten behoeve van [zoon 1] en [zoon 2] aangepast vervoer toekent vanaf het woonadres naar school.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2012, alwaar verzoekster in persoon en verweerder bij gemachtigde zijn verschenen.

<b>Overwegingen</b>

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

2. Verzoekster is een alleenstaande moeder (weduwe) van drie kinderen. Verzoekster woont met haar kinderen in [plaats]. [zoon 1] en [zoon 2], geboren op respectievelijk [datum] 2000 en [datum] 2004, volgen onderwijs op de Taalbrug te Eindhoven. De Taalbrug is een speciale school voor basisonderwijs. Het andere kind volgt regulier basisonderwijs in [plaats].

3. [zoon 1] heeft een spraak/taalproblematiek, beperkte cognitieve capaciteiten, beperkte zelfredzaamheid en zelfstandigheid en een indicatiestelling door RecZeOn voor cluster 2 onderwijs. [zoon 1] staat sinds 1 augustus 2008 ingeschreven op SO de Taalbrug / de Horst aan de Toledolaan 3 te Eindhoven.

4. [zoon 2] heeft een spraak/taalproblematiek, beperkte cognitieve capaciteiten, beperkte zelfredzaamheid en zelfstandigheid en een indicatiestelling door RecZeOn voor cluster 2 onderwijs. [zoon 2] staat sinds 2 augustus 2010 ingeschreven op SO de Taalbrug / de Beemden aan de Leuvenlaan 23 te Eindhoven.

5. Verweerder heeft ten behoeve van [zoon 1] en [zoon 2] voor het schooljaar 2011-2012 aangepast vervoer toegekend van huis naar school en van school naar huis.

6. Op 23 april 2012 heeft verzoekster ten behoeve van [zoon 1] en [zoon 2] een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2012-2013. Het gaat om dagelijks aangepast vervoer met als ingangsdatum 13 augustus 2012.

7. Bij besluit van 13 juni 2012 heeft verweerder een vergoeding toegekend voor het leerlingenvervoer ten behoeve van [zoon 1] en [zoon 2] voor het schooljaar 2012-2013. Voor de heenreis gaat het om vervoer vanaf het woonadres naar de school te Eindhoven op basis van openbaar vervoer, inclusief de kosten voor een begeleider en voor de terugreis gaat het om vervoer vanaf school naar het woonadres op basis van een vergoeding aangepast vervoer (taxi of taxibus). Volgens verweerder kunnen [zoon 1] en [zoon 2] onder begeleiding met het openbaar vervoer de school bezoeken. De reistijd vanaf de school terug naar het woonadres kan, door gebruik te maken van aangepast vervoer met 50% worden teruggebracht, reden waarom verweerder heeft besloten om voor de terugreis aangepast vervoer toe te kennen.

8. Bij advies van 21 augustus 2012 heeft de Commissie Bezwaarschriften verweerder geadviseerd om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, alsnog een deskundigenadvies in te winnen en het bestreden besluit te heroverwegen.

9. Bij brief van 25 oktober 2012 heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat verweerder aan Scio Consult te Deventer opdracht heeft verleend om orthopedagogisch adviseur een onderzoek te laten verrichten en advies uit te brengen over de vraag of [zoon 1] en [zoon 2] voor het schoolbezoek zijn aangewezen op aangepast vervoer of dat een andere wijze van vervoer als passend en toereikend kan worden aangemerkt. Op 14 november 2012 heeft dat onderzoek plaatsgevonden.

10. [zoon 1] en [zoon 2] gaan sinds september 2012 vanuit Gemert met een taxibus naar school. Samen met andere ouders heeft verzoekster dit vervoer geregeld en bekostigd. Verzoekster heeft begin september 2012 haar enkel gebroken en kan om die reden geen autorijden. De schoonzus van verzoekster brengt [zoon 1] en [zoon 2] dagelijks van [plaats] naar Gemert.

11. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

12. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

13. De voorzieningenrechter acht het belang van verzoekster bij het treffen van de gevraagde voorziening onder de gegeven omstandigheden voldoende spoedeisend. Verzoekster heeft uiteengezet dat zij vanwege haar gebroken enkel [zoon 1] en [zoon 2] niet zelf naar school of Gemert kan brengen en dat haar schoonzus dat ook niet (meer) kan doen, terwijl haar financiële situatie niet zodanig is dat zij (ook) voor de reis van [plaats] naar Gemert een taxi kan bekostigen. Dat, zoals verweerder heeft aangevoerd, verzoekster de mogelijkheid heeft gehad direct na het bestreden besluit een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen en dat heeft nagelaten, betekent niet dat zij thans geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.

14. Het belang van verzoekster bij het treffen van die voorziening dient in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure te worden afgewogen tegen het belang van verweerder. Dit vereist een meer inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit op basis van een voorlopige rechtmatigheidstoets. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank op geen enkele wijze in een eventuele bodemprocedure.

15. Verweerder heeft ter zitting van de voorzieningenrechter verklaard dat niet duidelijk is op grond van welke bepaling hij [zoon 1] en [zoon 2] vorig schooljaar ook voor de heenreis aangepast vervoer heeft toegekend. Volgens verweerder hadden in voorgaande jaren niet alle aanvragers aan wie aangepast vervoer is toegekend daar ook recht op. Voor dit schooljaar heeft verweerder naar eigen zeggen de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Gemert-Bakel (Verordening) strenger toegepast. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag bedoelde onduidelijkheid niet voor rekening van verzoekster komen en dient verweerder, mede in aanmerking genomen dat verzoekster onder verwijzing naar verklaringen van de Taalbrug heeft uiteengezet dat en waarom de kinderen zijn aangewezen op speciaal taxivervoer, te motiveren waarom [zoon 1] en [zoon 2] thans niet meer in aanmerking komen voor aangepast vervoer. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit nagelaten. Wel heeft verweerder op advies van de Commissie Bezwaarschriften in de bezwaarfase onderzoek laten verrichten of de kinderen – kort gezegd – in staat zijn met het openbaar vervoer te reizen. De uitkomsten van dat onderzoek zijn nog niet bekend.

16. Voorts is ter zitting van de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat verweerder de situatie van verzoekster niet goed onder ogen heeft gezien. Verweerder heeft in het bestreden besluit uiteengezet van mening te zijn dat de kinderen onder begeleiding met het openbaar vervoer de school kunnen bezoeken. Verzoekster heeft echter aangevoerd dat [zoon 1] en [zoon 2] naar verschillende locaties van de school gaan en dat die locaties alleen met verschillende bussen vanaf station Eindhoven kunnen worden bereikt. Onduidelijk is of verweerder van verzoekster verlangd dat zij met [zoon 1] en [zoon 2] van [plaats] naar Eindhoven reist en eerst het ene kind naar school brengt en vervolgens met het andere kind teruggaat naar station Eindhoven en daar de bus pakt naar de andere locatie om dat andere kind naar school te brengen dan wel dat verweerder van verzoekster verlangd dat zij dagelijks iemand anders inschakelt om samen met haar de kinderen naar school te brengen. In de eerste situatie dringt zich de vraag op of in ieder geval één kind meer dan anderhalf uur onderweg is (en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht) en om die reden voor aangepast vervoer in aanmerking moet komen (artikel 18, eerste lid aanhef en onder b, van de Verordening ). Terwijl in de andere situatie de vraag zich opdringt of van verzoekster in redelijkheid mag worden verlangd dat zij dagelijks iemand vraagt om samen met haar de kinderen naar Eindhoven te brengen, waarbij betekenis toekomt aan de reistijd met het openbaar vervoer van [plaats] naar de school in Eindhoven en aan het feit dat verzoekster een derde kind heeft dat naar school gaat in [plaats] en waarvoor verzoekster eveneens moet zorgen. In de bezwaarfase dient verweerder in ieder geval te bezien of in de bijzondere omstandigheden van het geval aanleiding bestaat ten gunste van verzoekster af te wijken van de bepalingen van de Verordening (artikel 29 van de Verordening ).

17. Gezien het voorgaande heeft de voorzieningenrechter de nodige twijfels of de weigering van verweerder om voor de heenreis aangepast vervoer toe te kennen, zo deze weigering bij de beslissing op bezwaar zou worden gehandhaafd, in beroep bij de rechtbank in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding verweerder, bij wijze van voorlopige voorziening, te gelasten om vanaf woensdag 21 november 2012 zorg te dragen voor aangepast vervoer van [zoon 1] en [zoon 2] van hun woonadres naar school totdat zes weken zijn verstreken nadat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist.

18. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

19. Wel zal de voorzieningenrechter verweerder opdragen aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht in beide zaken te vergoeden.

20. Beslist wordt als volgt.

<b>Beslissing</b>

De voorzieningenrechter,

- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe;

- draagt verweerder op vanaf woensdag 21 november 2012 zorg te dragen voor aangepast vervoer van [zoon 1] en [zoon 2] van hun woonadres [adres] te [plaats] naar hun school De Beemden (respectievelijk Toledolaan 3 en Leuvenlaan 23) te Eindhoven totdat zes weken zijn verstreken nadat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist;

- gelast verweerder verzoekster het door haar betaalde griffierecht in beide zaken (totaal € 312,00) te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2012.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

<b>Rechtsmidde</b>l

<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature