U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt vrijgesproken van twee openlijke geweldplegingen en veroordeelt voor mishandeling tot een werkstraf van 40 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummers: 01/190997-11 en 01/285924-11 (ter terechtzitting gevoegd)

Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],

wonende te [woonplaats], [adres].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de politierechter van 11 januari 2012 en van de meervoudige strafkamer van 2 maart 2012.

Op de zitting van 2 maart 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 3 november 2011 en van 1 februari 2012.

Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/190997-11 ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 07 augustus 2010 te Uden met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Sint Janstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1], welk geweld bestond uit het (met kracht) slaan en/of (weg)duwen en/of wegtrekken van die [benadeelde 1] en/of (met kracht) op de grond / het wegdek gooien en/of duwen en/of werpen, (mede)ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] (met zijn hoofd) op het wegdek is gevallen en/of terechtgekomen;

( art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 07 augustus 2010 te Uden tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1]), (met kracht) heeft/hebben geslagen en/of (weg)geduwd en/of weggetrokken en/of (met kracht) op de grond / het wegdek heeft/hebben gegooid en/of geduwd, (mede)tengevolge waarvan die [benadeelde 1] (met zijn hoofd) op het wegdek is gevallen en/of terechtgekomen, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een schedelbasisfractuur), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

( art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/285924-11 op de terechtzitting van 2 maart 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 8 mei 2011 te Odiliapeel, gemeente Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde van den [benadeelde 2]

- eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of heeft gestompt in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van voornoemde van den [benadeelde 2] (terwijl deze op de grond lag) en/of

- eenmaal of meermalen (met kracht) heeft geschopt en/of heeft getrapt tegen het bovenlichaam, althans tegen het lichaam van voornoemde van den [benadeelde 2] (terwijl deze op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 mei 2011 te Odiliapeel, gemeente Uden opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het

- eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van voornoemde van den [benadeelde 3] (terwijl deze op de grond lag) en/of

- eenmaal of meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het bovenlichaam, althans tegen het lichaam van voornoemde van den [benadeelde 3] (terwijl deze op de grond lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

ten aanzien van parketnummer 01/190997-11

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Door en namens verdachte is gesteld dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt het navolgende.

Verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat hij op 7 augustus 2010, samen met (een) ander(en) op de Sint Janstraat te Uden, voor horecagelegenheid “[naam horecagelegenheid]” geweldshandelingen jegens [benadeelde 1] heeft gepleegd ten gevolge waarvan [benadeelde 1] met zijn hoofd op het wegdek is gevallen.

Ter terechtzitting van 2 maart 2012 zijn beelden getoond die zijn opgenomen door de beveiligingscamera van café “[naam horecagelegenheid]” op 7 augustus 2010 tussen 4.38.30 en 4.40.15 uur. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat op de beelden is te zien dat getuige [getuige 1] naar verdachte loopt en een slaande beweging richting verdachte maakt. [benadeelde 1] loopt vervolgens naar [getuige 1] toe en komt te staan tussen enkele personen. Op de beelden is te zien dat medeverdachte [getuige 2] een arm houdt tegen de buik van [benadeelde 1] en dat medeverdachte [medeverdachte] zijn arm strekt richting [benadeelde 1]. Vervolgens valt [benadeelde 1] achterover op straat. Op het moment dat [benadeelde 1] valt, is verdachte niet te zien op de camerabeelden.

Verdachte en de medeverdachten [medeverdachte] en [getuige 2] hebben steeds ontkend de val van [benadeelde 1] te hebben veroorzaakt. Getuigen die ter plaatse waren, hebben niet gezien dat [benadeelde 1] is gevallen (getuige [getuige 3], de [getuige8]) of hebben hem wel zien vallen, maar hebben niet kunnen constateren waardoor hij is gevallen (getuige [getuige 4], [getuige7]). Getuige [getuige 1] heeft aanvankelijk bij de politie verklaard dat [benadeelde 1] is gevallen, omdat een jongen hem heeft geduwd. Bij een volgend politieverhoor heeft ze verklaard dat ze iets hoorde waarvan ze dacht dat het een klap was, maar dat ze de klap niet heeft gezien. Direct daarna zag ze [benadeelde 1] op de grond vallen.

De rechtbank dient te beoordelen of kan worden gekomen tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de door verdachte en de medeverdachten [getuige 2] en [medeverdachte] tegenover de politie afgelegde verklaringen, de verklaringen van ter plaatse aanwezige getuigen, de beschikbare camerabeelden en de daarop ter terechtzitting door verdachte bij deze beelden gegeven toelichting. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen onvoldoende komen vast te staan dat [benadeelde 1] ten val is gekomen als gevolg van enige geweldshandeling van verdachte, van de medeverdachten [getuige 2] en [medeverdachte] en/of van een ander persoon in de directe nabijheid van [benadeelde 1]. Met name heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen - ook niet na herhaalde waarneming van de camerabeelden - dat de val van [benadeelde 1] is veroorzaakt doordat medeverdachte [medeverdachte] zijn arm strekte richting [benadeelde 1] of doordat medeverdachte [getuige 2] zijn arm tegen de buik van [benadeelde 1] legde.

Hieruit volgt dat de rechtbank evenmin heeft kunnen vaststellen, dat het letsel dat [benadeelde 1] door de val heeft opgelopen, het gevolg is geweest van enig handelen door verdachte.

Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

ten aanzien van parketnummer 01/285924-11

Het standpunt van de officier van justitie

Verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De subsidiair ten laste gelegde mishandeling dient wel bewezen te worden verklaard.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit algehele vrijspraak.

Het oordeel van de rechtbank

In zijn aangifte heeft [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2]) verklaard dat hij op 8 mei 2011 op een feest was in Odiliapeel, gemeente Uden. Rond 1 uur begon een zekere [benadeelde 2] agressief toe te spreken en lastig te vallen. Hij begon hem te duwen en aan hem te trekken. “Op dat moment was ik alleen met [verdachte]”, aldus aangever. “Binnen een aantal seconden sloeg [verdachte] mij tegen mijn rechteroog. Ik voelde pijn. Ik duwde [benadeelde 2] van mij vandaan met beide handen. [verdachte] reageerde hierop door mij in mijn gezicht te slaan. Ik zag de klap niet aankomen. Volgens mij werd ik in mijn gezicht geslagen. Ik viel daardoor op de grond. Vanaf dat moment was ik buiten bewustzijn. Op zondag 8 mei werd ik omstreeks 15.00 uur wakker in mijn woning. Ik voelde dat mijn rug, mijn schouderbladen, mijn linkerborst en mijn ribben pijn deden. Mijn gehele achterhoofd deed erg zeer. Toen ik mijzelf in de spiegel zag, zag ik dat ik een blauw rechteroog had en een dikke linker bovenlip. Ik zag dat ik een kras op mijn rechterjukbeen had en een bloeduitstorting in mijn rechteroog.” Van zijn vriendin, [getuige 5] (hierna: [getuige 5]) hoorde hij dat zij had gezien dat verdachte hem sloeg en schopte. [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij zich van het voorval niets meer kan herinneren vanaf het moment dat hij op de grond lag en zou zijn geslagen en geschopt werd door verdachte.

De verklaring van aangever dat verdachte hem in het gezicht heeft geslagen, vindt steun in andere bewijsmiddelen. Op foto’s, gedateerd 9 mei 2011, is het door [benadeelde 2] beschreven letsel aan het gezicht te zien. [benadeelde 2] heeft op 8 mei 2011 rond 19.00 uur zijn waarnemend huisarts onder meer over dit letsel geconsulteerd. Getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6]) heeft verklaard dat hij zag dat verdachte op [benadeelde 2] afliep “en hem uit het niets begon te slaan”. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [benadeelde 2] werd geslagen door verdachte.

Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 2] meermalen in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn en letsel heeft ondervonden.

Over het ten laste gelegde slaan/stompen/ schoppen/ trappen van [benadeelde 2] terwijl deze op de grond lag, zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd. [benadeelde 2] zelf kan zich dit niet herinneren. [getuige 6] en [getuige 5] hebben verklaard dat [benadeelde 2] op de grond lag en dat verdachte hem sloeg en schopte. Tegenover deze belastende verklaringen staan de verklaringen van verdachte en van twee andere getuigen.

Volgens verdachte heeft [benadeelde 2] hem een klap in het gezicht gegeven, waarna niet alleen [benadeelde 2] maar ook verdachte zelf op de grond is gevallen en verdachte vervolgens voelde dat hij door meerdere mensen werd geslagen. Verdachte heeft aangifte gedaan. Bij de aangifte zijn foto’s gevoegd, waarop onder andere is te zien dat verdachte een tand heeft verloren. Getuige [getuige 2] heeft ter zitting onder ede verklaard dat verdachte in het gezicht werd geslagen en op de grond viel. Getuige [getuige 2] heeft ter zitting onder ede verklaard dat verdachte op de grond lag en werd geschopt.

Gezien deze tegenstrijdige verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan wat er precies is gebeurd, nadat verdachte [benadeelde 2] in het gezicht heeft geslagen. Verdachte dient gelet hierop het voordeel van de twijfel te krijgen. De rechtbank zal daarom alleen bewezen verklaren dat verdachte [benadeelde 2] in het gezicht heeft geslagen. Van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen zal de rechtbank verdachte vrijspreken.

Het enkele in het gezicht slaan levert geen poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde en de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen verklaren voor zover deze ziet op het meermalen in het gezicht slaan van [benadeelde 2].

De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 2], [getuige 5] en [getuige 6] betwist. Beide laatstgenoemden zijn vrienden van [benadeelde 2]. Tegenover hun verklaringen staan de onder ede afgelegde verklaringen van de beide getuigen [getuige 2]. Daar komt bij dat [benadeelde 2] heeft verklaard op 8 mei 2011 naar het ziekenhuis in Veghel te zijn geweest, maar dat dit niet blijkt uit de gegevens van het ziekenhuis. Ook heeft [getuige 6] verklaard van meet af aan alles te hebben gezien, terwijl [benadeelde 2] zelf heeft verklaard eerst alleen met verdachte te zijn geweest. Gelet op de onbetrouwbaarheid van de belastende verklaringen dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.

De rechtbank verwerpt dit verweer. De waarnemingen van de beide getuigen [getuige 2] vangen aan op het moment dat verdachte wordt geslagen en op de grond valt (verklaring [getuige 2]), dan wel al op de grond ligt (verklaring [getuige 2]). Dat sluit niet uit dat verdachte al op een eerder moment [benadeelde 2] in het gezicht heeft geslagen. Een dergelijke geweldshandeling vindt ook bevestiging in de foto’s van het letsel. De verklaring van [getuige 6] dat hij zag dat verdachte naar [benadeelde 2] toeliep, is niet strijdig met de verklaring van van [benadeelde 2] dat hij aanvankelijk alleen was met verdachte. [getuige 6] heeft immers niet verklaard dat hij zich vlakbij verdachte bevond. Dat uit ziekenhuisgegevens niet is gebleken dat [benadeelde 2] op de bewuste dag het ziekenhuis heeft bezocht, maakt zijn aangifte ook niet minder betrouwbaar. In zijn aangifte meldt hij immers dat hij op 8 mei 2012 rond 17.00 uur naar het ziekenhuis in Veghel is geweest, maar dat hij, omdat het daar erg druk was, omstreeks 19.00 uur bij een hem onbekende dokter terecht kon. Uit het waarneembericht van de waarnemend huisarts blijkt dat [benadeelde 2] rond 19.00 uur deze dokter heeft geconsulteerd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

op 8 mei 2011 te Odiliapeel, gemeente Uden, opzettelijk [benadeelde 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen met kracht slaan of stompen in/tegen het gezicht van voornoemde [benadeelde 2], waardoor deze letsel en pijn heeft ondervonden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

ten aanzien van het onder parketnummer 01/190997-11 en parketnummer 01/285924-11 ten laste gelegde

• een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

• hoofdelijke toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 16.989,54, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

• toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 250,--, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft gesteld dat, bij een veroordeling van verdachte, kan worden volstaan met het opleggen van een geldboete of een lage voorwaardelijke werkstraf.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

In het nadeel van verdachte

Voordat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd, is hij meerdere malen veroordeeld voor mishandeling en eenmaal voor openlijke geweldpleging.

Conclusie

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank – in tegenstelling tot de officier van justitie – verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem onder parketnummer 01/190997-11 ten laste is gelegd en de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De rechtbank acht oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, passend en geboden. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.

Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.

Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de hierna te noemen straf passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1].

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 100,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal het overige deel van de vordering afwijzen.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Spreekt verdachte vrij van het hem onder parketnummer 01/190997-11 ten laste gelegde.

Spreekt verdachte vrij van het hem onder parketnummer 01/285924-11 primair ten laste gelegde.

Verklaart het onder parketnummer 01/285924-11 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Mishandeling.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen en maatregel.

ten aanzien van parketnummer 01/285924-11

• Werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.

• Gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

• Maatregel van schadevergoeding van € 100,-- subsidiair 2 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] van een bedrag van € 100,-- (zegge: eenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

Het totale bedrag, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]

• Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] in zijn vordering.

• Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], van een bedrag van € 100,--. Het totale toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der

algehele voldoening.

Wijst de vordering voor het overige af.

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te

maken kosten.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,

mr. M. Senden en mr. C. Schollen-den Besten, leden,

in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,

en is uitgesproken op 16 maart 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature