E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1900
LJN BY1900, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 11/39843 en 11/39840

Inhoudsindicatie:

De Rb. stelt vast dat eiser - die ook ter zitting aanwezig was - op de overgelegde foto’s van de beschreven politieke bijeenkomsten goed zichtbaar is en herkenbaar is. (…) De Rb. is van oordeel, gelet op voornoemde landeninformatie, dat niet kan worden uitgesloten dat de Chinese autoriteiten op de hoogte kunnen zijn geraakt van de deelname van eiser aan de demonstraties in Den Haag en Haarlem, die waren gericht tegen het Chinese regime. Het standpunt van verweerder dat dit niet aannemelijk is gemaakt, wordt dan ook niet gevolgd. Dat uit het AIVD-bericht niet blijkt of de infiltratiepogingen van de Chinese autoriteiten in Oeigoerse verenigingen in Nederland succesvol zijn, zoals door verweerder is gesteld, doet niet af aan de vaststelling in het jaarrapport van de AIVD dat Chinese minderheden in Nederland, en met name de Oeigoeren, nauwlettend in de gaten worden gehouden. Deze informatie wordt ook bevestigd door de aangehaalde brief van Amnesty International. Uit het aangehaalde thematisch ambtsbericht moet verder worden afgeleid dat eisers bij terugkeer naar China zullen ondervraagd over deelname aan separatistische organisaties in het buitenland. Indien men inderdaad over belastende informatie over eisers beschikt in dit opzicht, leidt dit tot verdere ondervraging. Volgens de beschrijving in de brief van Amnesty International is er dan sprake van een verhoogd risico van mensenrechtenschendingen. Verweerder heeft ter ondersteuning van zijn standpunt gewezen op een uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2012 (LJN: BW7962). Anders dan in de daar besproken zaak is er in dit geval niet alleen sprake van langdurig verblijf in het buitenland en een asielverzoek, maar ook van deelname aan separatistische activiteiten waarvan beelden zijn verschenen op het internet. Gelet op het voorgaande is de Rb. van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eisers bij terugkeer naar het land van herkomst geen vervolging hebben te vrezen dan wel niet blootstaan aan een reëel risico van behandeling in strijd met art. 3 EVRM. De bestreden besluiten zijn daarom in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht . De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten worden vernietigd.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie