Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Nevenlocatie Middelburg
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 11/39843 en 11/39840
V-nummers: [nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[Naam 1], eiser,
[Naam 2], eiseres,
gemachtigde mr. H.C. van Asperen,
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers,
verweerder,
gemachtigde mr. L. Beening.
Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder van 15 november 2011 (hierna: de bestreden besluiten), waarbij hun asielaanvragen werden afgewezen.
De behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden op 18 september 2012. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig K. Abas, tolk in de Oeigoerse taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eisers hebben gesteld te zijn geboren op respectievelijk [Datum]1983 en [Datum] 1984, met elkaar getrouwd te zijn, en de Chinese nationaliteit te bezitten. Zij stellen dat zij afkomstig zijn uit de provincie Xinjiang en dat zij tot de Oeigoerse bevolkingsgroep behoren. Op 19 juni 2011 hebben eisers een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft bij de bestreden besluiten deze aanvragen afgewezen.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. De broer van eiser is in China in 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar wegens het lekken van staatsgeheimen. In februari 2011 is zijn broer in de gevangenis overleden. Eiser heeft in het ziekenhuis op het dode lichaam van zijn broer sporen van geweld waargenomen. De Chinese autoriteiten hebben gesteld dat hij aan een hartaanval is overleden. In maart 2011 heeft eiser uit frustratie over het overlijden van zijn broer een steen naar een politieauto gegooid. Hij heeft 15 dagen in een cel gezeten en is mishandeld. Na zijn vrijlating is eiser naar diverse hogere rechtbanken gegaan om een klacht in te dienen over wat zijn broer is overkomen. Ook heeft eiser een artikel geschreven voor een juridische krant. Voordat publicatie plaatsvond, werd hij gebeld met de mededeling dat de autoriteiten hem naar aanleiding van dat artikel wilde arresteren. Eiser heeft toen samen met eiseres het land verlaten.
3. Verweerder heeft met verwijzing naar artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) de aanvragen van eisers afgewezen. Verweerder acht de asielrelazen van eisers ongeloofwaardig.
4. Eisers voeren in beroep aan dat verweerder het ontbreken van documenten niet had mogen toerekenen. Eisers voeren verder aan dat verweerder het asielrelaas ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt en werken dat nader uit. Eisers bestrijden dat verweerder aan de omstandigheid dat het relaas van eiseres gelijkluidend is aan dat van eiser, de gevolgtrekking heeft verbonden dat ook het relaas van eiseres als ongeloofwaardig is aan te merken. Zij menen dat zij in de bijzondere negatieve belangstelling staan van de Chinese autoriteiten en zij achten de afwijzing van hun asielaanvraag in strijd met het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Eisers wijzen erop dat zij in Nederland actief zijn voor de Oeigoerse belangenvereniging en hebben deelgenomen aan activiteiten van deze vereniging, wat bekend is geworden via internet. Eisers hebben in beroep stukken overgelegd die betrekking hebben op deze activiteiten in Nederland, onder meer: deelname van eiser aan demonstraties van Oeigoeren op 5 juli 2011 en op 5 juli 2012 bij de Chinese ambassade in Den Haag, deelname van eiser, als lid van een Oeigoers team, aan een voetbaltoernooi in Rotterdam in juli 2011, en aan een politieke bijeenkomst van Oeigoeren in Haarlem op 18 januari 2012. Ook voeren zij aan dat beelden van de demonstratie van 5 juli 2012 op YouTube zijn geplaatst, met vermelding van de vindplaats. Eisers leggen in beroep landeninformatie over, onder meer een pagina van het jaarrapport 2011 van de AIVD over Oeigoeren in Nederland, notities van VluchtelingenWerk Nederland van januari 2012 en augustus 2012 over de risico’s voor Oeigoeren bij terugkeer naar China, en een brief van Amnesty International van 28 maart 2012 over dat onderwerp.
5. In artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000 staat vermeld op welke gronden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
In het tweede lid, aanhef en onder f, is bepaald dat bij het onderzoek naar de aanvraag mede wordt betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
Ingevolge artikel 1 A van het Verdrag van Gen ève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) is van vluchtelingschap sprake in geval de betrokkene afkomstig is uit een land waarin hij gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging, zijn nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep.
Verdragsvluchtelingen komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
Ingevolge artikel 3 van het EVRM kan niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
De vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan behandeling als bedoeld in deze verdragsbepaling, komt in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de Vw 2000.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Met betrekking tot de gestelde gebeurtenissen in China
6. Allereerst moet worden beoordeeld of verweerder eisers heeft kunnen toerekenen dat zij niet beschikten over reisdocumenten. Uit de verklaringen van eisers is af te leiden dat zij met een geldig nationaal paspoort China zijn uitgereisd en dat zij per vliegtuig van China naar Japan zijn gereisd en vervolgens per vliegtuig naar Nederland. Verder hebben zij verklaard dat zij hun paspoort op Schiphol op aanraden van de reisagent hebben verscheurd. Eisers hebben verwezen naar rapporten van de Koninklijke Marechaussee waaruit blijkt op welke datum en met welke vlucht eisers van Japan naar Nederland zijn gereisd. De rechtbank is van oordeel dat dit niet afdoet aan het ontbreken van reisdocumenten met betrekking tot het eerste deel van hun uitreis, het traject van China naar Japan. Dit is niet zonder belang, nu daarmee helderheid had kunnen worden verschaft over de datum van hun vertrek uit China en de duur van hun verblijf in Japan. Eisers hebben daarover ook geen gedetailleerde verklaringen kunnen afleggen. Wat betreft de paspoorten is niet gesteld of gebleken dat er sprake was van dwang van de reisagent die heeft geleid tot het wegmaken van deze documenten.
7. Verweerder heeft daarom kunnen komen tot het oordeel dat eisers toerekenbaar niet beschikken over reisdocumenten. Verweerder heeft dan ook terecht beoordeeld of van het asielrelaas van eisers positieve overtuigingskracht uitgaat.
8. De rechtbank neemt in aanmerking dat het relaas van eiseres afhankelijk is van dat van eiser. Bij de beoordeling van de positieve overtuigingskracht wordt daarom het relaas van eiser onder de loep genomen.
9 Verweerder heeft tegengeworpen dat eiser geen stukken heeft overgelegd betreffende de aanklacht tegen de broer van eiser, noch betreffende diens rechtszaak waarbij hij tot een gevangenisstraf van 25 jaar werd veroordeeld, noch betreffende diens overlijden in februari 2011. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat eiser geen stukken heeft overgelegd betreffende zijn gestelde bezoek, in verband met het overlijden van zijn broer, aan een advocaat en aan diverse hoge rechtbanken in april 2011. Het artikel dat eiser stelde te hebben geschreven over de gang van zaken rond zijn broer, voor publicatie in een juridische krant, heeft eiser evenmin overgelegd. Verweerder heeft dit totale ontbreken van stukken in redelijkheid kunnen tegenwerpen, nu eiser geen bevredigende verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat eiser zelfs geen onderdeel van zijn relaas heeft kunnen staven.
10. Verweerder heeft verder tegengeworpen dat eiser vrijwel niets kan vertellen over de vraag waarom zijn broer is veroordeeld wegens het lekken van staatsgeheimen en dat zijn uitleg, dat er sprake zou zijn van jaloezie bij de autoriteiten, onvoldoende is. De rechtbank volgt dat standpunt, nu eiser daar geen afdoende verklaring voor heeft kunnen geven. Verweerder werpt ook tegen dat eiser de naam van de gevangenis niet kan noemen waar zijn broer vijf jaar lang heeft vastgezeten. Eiser heeft daartegen ingebracht dat uit internetgegevens blijkt dat een groot aantal gevangenissen in Xinjiang wordt aangeduid met de naam van district, provincie of stad, dan wel met een nummer. Overwogen wordt dat uit de door eiser overgelegde lijst blijkt dat het merendeel van de gevangenissen wel een naam heeft, al dan niet voorzien van een nummer. Eiser heeft zijn broer naar eigen zeggen een maal in de gevangenis bezocht en andere familieleden twee maal. Verweerder heeft daarom in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat eiser geen specifieke aanduiding van de gevangenis, waar zijn broer vijf jaar heeft verbleven, heeft kunnen geven.
11. Verweerder heeft ook tegengeworpen dat eisers hebben verklaard dat zij zonder problemen na controle met een geldig nationaal paspoort hun provincie en hun land hebben verlaten. Verweerder heeft daarbij gewezen op het thematisch ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 18 maart 2011 over de situatie in Xinjiang (hierna: het thematisch ambtsbericht). Ook dit heeft verweerder kunnen tegenwerpen, nu de stelling van eisers dat zij veel geld aan de reisagent hebben betaald en dat er dus wel sprake zal zijn van omkoping, speculatief is en bovendien niet aannemelijk, gelet op de uitvoerige controles door de Chinese autoriteiten bij de uitreis van Oeigoeren zoals beschreven in het thematisch ambtsbericht (pagina 34).
12. Verweerder heeft daarom kunnen komen tot het oordeel dat positieve overtuigingskracht ontbreekt en dat het relaas van eiser over de lotgevallen van zijn broer en over zijn eigen detentie als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt. Gelet op de afhankelijkheid van het relaas van eiseres van dat van eiser, geldt hetzelfde voor haar asielrelaas. Dat haar relaas gelijkluidend is aan dat van eiser, zoals door eisers is gesteld en door verweerder niet bestreden, kan niet leiden tot een andere beoordeling.
13. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerder terecht heeft bepaald dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel wegens de gestelde gebeurtenissen in China.
Met betrekking tot de gestelde gebeurtenissen in Nederland
14. Ter beoordeling staat vervolgens of de gestelde activiteiten van eisers, in het bijzonder die van eiser, in Nederland nopen tot asielrechtelijke bescherming.
15. Verweerder heeft de in dit verband door eisers naar voren gebrachte politieke activiteiten in Nederland, zoals weergegeven onder overweging 4, niet in twijfel getrokken. Verweerder moet daarom beoordelen of deze geloofwaardig geachte feiten kwalificeren voor vergunningverlening op één der gronden, genoemd in artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000. Er is geen ruimte voor terughoudende toetsing door de rechtbank van deze beoordeling.
16. In het verweerschrift heeft verweerder het standpunt ingenomen dat niet aannemelijk is dat de deelname van eiser aan een voetbalwedstrijd van Oeigoeren in Nederland, voor zover de autoriteiten daarvan al op de hoogte zijn, zal leiden tot vervolging. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de autoriteiten op enige wijze op de hoogte zijn geraakt van de deelname van eiser aan de politieke bijeenkomsten in Den Haag en Haarlem. Verder heeft verweerder gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 31 mei 2012 (LJN: BW7962) waaruit verweerder afleidt dat met de door eisers aangehaalde brief van Amnesty International van 4 oktober 2011 niet aannemelijk is gemaakt dat bij terugkeer van eisers een reëel risico bestaat van schending van artikel 3 van het EVRM . Tot slot blijkt volgens verweerder uit de informatie van de AIVD niet in welke mate het infiltreren van de Chinese autoriteiten succesvol is en is daarmee derhalve evenmin aangetoond dat de Chinese autoriteiten op de hoogte zijn van de betrokkenheid van eiser bij protestbijeenkomsten en –activiteiten.
17. De rechtbank stelt vast dat eiser - die ook ter zitting aanwezig was - op de overgelegde foto’s van de beschreven politieke bijeenkomsten goed zichtbaar is en herkenbaar is. Op de website van YouTube, waarvan eisers de vindplaats in de beroepsgronden hebben vermeld, is een demonstratie gefilmd van personen met spandoeken over Tibet en over Oeigoeren. Eiser is ook daarop herkenbaar in beeld. De vraag of daarmee aannemelijk is gemaakt dat de Chinese autoriteiten op de hoogte zijn van eisers activiteiten, en zoja, welke gevolgen eiser te vrezen heeft bij terugkeer naar China, moet worden beantwoord in het licht van de bekende landeninformatie.
18. In het jaarrapport van de AIVD over 2011 staat:
“(…) De Chinese autoriteiten zijn ook geïnteresseerd in de Chinese minderheden in Nederland en houden deze nauwlettend in de gaten. Vooral Oeigoeren worden streng gecontroleerd en zelfs onder druk gezet om informatie over (contact)personen van de Oeigoerse gemeenschap te verzamelen. China probeert te infiltreren in Oeigoerse verenigingen in Nederland en is op detailniveau op de hoogte van het wel en wee binnen de organisaties. Het doel is grip en controle te krijgen op deze gemeenschap en te voorkomen dat de Oeigoerse gemeenschap zich effectief organiseert. (…)”.
19. Het thematisch ambtsbericht vermeldt (pagina 34 en 35):
“(…) Bij inreis controleert een douanier het paspoort van de Oeigoer in kwestie. Vervolgens worden betrokkenen met hun paspoort verwezen naar een andere ruimte, waar functionarissen de bagage doorzoeken. Daarbij worden vragen gesteld, zoals bijvoorbeeld over het doel van de reis, persoonlijke achtergrond, deelname aan activiteiten in het buitenland tegen China, wel of geen verzoek om asiel, deelname aan of ondersteuning van separatistische of democratiseringsorganisaties in het buitenland. Wanneer daarbij niets belastends wordt gevonden en er verder geen redenen zijn de persoon in kwestie langer vast te houden, dan is deze vrij zijn/haar weg te vervolgen. In het tegenovergestelde geval zal verdere ondervraging plaatsvinden.
In de Chinese strafwetgeving is geen wetsartikel specifiek van toepassing op het vragen van asiel in het buitenland. Volgens artikel 322 van de Criminal Law: (W)hoever, in violation of the laws or regulations on administration of the national border (frontier), if the circumstances are serious, shall be sentenced to fixed-term imprisonment of not more than one year, criminal detention of public surveillance and shall also be fined. Amnesty International merkte in dit verband echter nog op dat met betrekking tot de Oeigoeren in ten minste enkele bij Amnesty International bekende gevallen het vragen van asiel in het buitenland werd beschouwd als disloyalty to the motherland; dit leidde tot argwaan en onwelvoeglijk gedrag uitlopend op mishandeling. De Chinese autoriteiten zijn in dit verband volgens Amnesty International met name argwanend met betrekking tot Oeigoeren waarvan ze weten dat die in het buitenland asiel hebben gevraagd, in het bijzonder in Europa en Noord-Amerika waar Oeigoerse (mensenrechten)activisten werkzaam zijn. (…)”.
20. Het rapport van Amnesty International van 28 maart 2012 vermeldt onder meer:
“(…) Amnesty International is aware that the Chinese government maintains an extensive intelligence and espionage network overseas, targeted particularly at groups it considers “sensitive”. That is primarily Uighurs, Tibetans, Falun Gong practitioners and overseas democracy and human rights activists. The Uighur community in the Netherlands is known to be a target of such intelligence gathering and espionage operations. This information has also been confirmed by the Dutch General Intelligence and Security Service in its Annual report 2010. Based on this, Amnesty International considers it likely that the Chinese authorities are aware of Uighur asylum-seekers’ presence in The Netherlands shortly after their arrival, and that they follow closely the activities of Uighurs in The Netherlands, particularly those who apply for asylum and who are politically active. (…) It is Amnesty International’s assessment that an ethnic Uighur who has applied for political asylum abroad and is forcibly returned to China is at risk of human rights violations upon return. Ethnic Uighurs who have been active in overseas political groups would face a heightened risk, as the Chinese authorities routinely blame unrest in the XUAR on such overseas groups. (…)”
21. De rechtbank is van oordeel, gelet op voornoemde landeninformatie, dat niet kan worden uitgesloten dat de Chinese autoriteiten op de hoogte kunnen zijn geraakt van de deelname van eiser aan de demonstraties in Den Haag en Haarlem, die waren gericht tegen het Chinese regime. Het standpunt van verweerder dat dit niet aannemelijk is gemaakt, wordt dan ook niet gevolgd. Dat uit het AIVD-bericht niet blijkt of de infiltratiepogingen van de Chinese autoriteiten in Oeigoerse verenigingen in Nederland succesvol zijn, zoals door verweerder is gesteld, doet niet af aan de vaststelling in het jaarrapport van de AIVD dat Chinese minderheden in Nederland, en met name de Oeigoeren, nauwlettend in de gaten worden gehouden. Deze informatie wordt ook bevestigd door de aangehaalde brief van Amnesty International.
22. Uit het aangehaalde thematisch ambtsbericht moet verder worden afgeleid dat eisers bij terugkeer naar China zullen ondervraagd over deelname aan separatistische organisaties in het buitenland. Indien men inderdaad over belastende informatie over eisers beschikt in dit opzicht, leidt dit tot verdere ondervraging. Volgens de beschrijving in de brief van Amnesty International is er dan sprake van een verhoogd risico van mensenrechtenschendingen. Verweerder heeft ter ondersteuning van zijn standpunt gewezen op een uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2012 (LJN: BW7962). Anders dan in de daar besproken zaak is er in dit geval niet alleen sprake van langdurig verblijf in het buitenland en een asielverzoek, maar ook van deelname aan separatistische activiteiten waarvan beelden zijn verschenen op het internet.
23. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eisers bij terugkeer naar het land van herkomst geen vervolging hebben te vrezen dan wel niet blootstaan aan een reëel risico van behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . De bestreden besluiten zijn daarom in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht . De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten worden vernietigd.
24. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte kosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,00 (uitgaande van twee samenhangende zaken, 1 punt voor de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,00, en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten neemt op de aanvragen van eisers;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,00 (achthonderdvierenzeventig euro), te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 september 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuurs¬recht¬spraak van de Raad van State.