Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak. De rechtbank is van oordeel dat niet is vast te stellen of aangeefster gedurende de ten laste gelegde periode van 2 tot en met 4 oktober 2011 tegen haar wil, derhalve wederrechtelijk, door de verdachte en de medeverdachten in de kelderbox van medeverdachte B is vastgehouden. Zie ook LJN: BW4616, BW4630 en BW4647 (medeverdachten).

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer 09/754004-12

Datum uitspraak: 27 april 2012

(Verkort vonnis)

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte C],

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],

thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 april 2012.

De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. H. Weisfelt, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.

De officier van justitie mr. D.J. Laman heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij in of omstreeks 2 oktober 2011 tot en met 4 oktober 2011 te Den Haag

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk

[X] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd

gehouden, immers heeft (hebben) zij verdachte en/of een of meer van haar

mededader(s) met dat opzet die [X] opgesloten in een kelderbox;

art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Vrijspraak.

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.

Aangeefster [X] is op 2 oktober 2011 in Den Haag gearriveerd en kon desgevraagd onderdak krijgen in de kelderbox van [medeverdachte B]. [X] heeft verklaard dat haar verblijf in de kelderbox aanvankelijk vrijwillig was, doch dat dit verblijf op een gegeven moment onvrijwillig werd. [X] heeft tevens verklaard dat de verdachte samen met haar in de kelderbox was opgesloten en dat verdachte het alleen moeilijk had als de hele deur op slot werd gedraaid. In een latere verklaring uit [X] het vermoeden dat verdachte bij haar was opgesloten om haar in de gaten te houden.

Overwogen wordt dat de verklaringen van [X] tal van tegenstrijdigheden bevatten over het moment waarop en onder welke omstandigheden haar verblijf in de kelderbox het karakter van wederrechterlijke vrijheidsberoving zou hebben gekregen. Ook verklaart aangeefster niet eenduidig over het aantal dagen dat de vrijheidsberoving zou hebben geduurd. In de ene verklaring verklaart [X] dat zij de eerste 3 à 4 dagen vrijwillig in de kelderbox is verbleven, in een andere verklaring stelt zij dat zij van af het eerste moment is opgesloten in de kelderbox (blz 223) en dat zij na drie dagen de deur heeft opengetrapt. In weer een andere verklaring (blz 15) verklaart [X] dat het opsluiten na de derde dag gebeurde en dat zij de kelderdeur heeft opengebroken met een schroevendraaier. Ook de verklaringen over wie de sleutel in zijn bezit had zijn niet eenduidig. Zo heeft [X] bij de RC op 13 april 2012 verklaard dat [medeverdachte B] de sleutel van de kelderbox had en haar samen met [verdachte] had opgesloten, bij de RC op 27 maart 2012 had zij juist verklaard dat [medeverdachte A] de enige met een sleutel was.

Gelet op deze tegenstrijdigheden, en nu zich ook overigens geen ondersteunend bewijs in het dossier bevindt, is de rechtbank van oordeel dat niet is vast te stellen of aangeefster gedurende de ten laste gelegde periode van 2 tot en met 4 oktober 2011tegen haar wil, derhalve wederrechtelijk, door de verdachte en de medeverdachten in de kelderbox is vastgehouden. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door

mr. A.J. Milius, voorzitter,

mr. H. Dragtsma, kinderrechter,

en mr. M.W. Groenendijk, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. B. d'Arnaud Gerkens, griffier.

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2012.

Mr. H. Dragtsma is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature