Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/754010-12
Datum uitspraak: 27 april 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte B],
wonende [adres]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 april 2012, waarbij de behandeling van de persoonlijke omstandigheden met gesloten deuren heeft plaatsgevonden.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Lindhout, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. D.J. Laman heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde jeugdreclasseringstoezicht.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 oktober 2011
tot en met 12 oktober 2011 te Den Haag en/of Scheveningen en/of Dordrecht,
althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
een persoon genaamd [X] door dwang en/of geweld en/of één of meer
andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer
feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van
uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van
een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [X] (in de
prostitutie)
en/of
die [X] heeft gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting
van voornoemde [X] (in de prostitutie), terwijl die [X] de leeftijd
van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en/of
die [X] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben
gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling, dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat
die [X] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [X]
en/of
die [X] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of
bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele
handelingen van die [X] met of voor een derde
immers heeft/is verdachte en/of hebben/zijn verdachtes mededader(s)
-die [X] opgesloten, althans ondergebracht, in een kelderbox zonder dat
die [X] in het bezit was van de sleutel van deze kelderbox en/of
-die [X] (voortdurend) onder toezicht en/of controle gehouden en/of
-van die [X] foto's gemaakt ten behoeve van een of meer advertentie(s)
voor (een) internetsite(s) en/of
-voor die [X] een of meer advertentie(s) opgesteld voor (een)
internetsites en/of
-die [X] (telkens) naar een escortadres (over)gebracht en/of laten
overbrengen en/of
-dreigende taal uitgesproken naar die [X] en/of
-die [X] gefouilleerd en/of
-die [X] gedwongen, althans bewogen, om (een groot deel van) de opbrengst
uit de prostitutiewerkzaamheden af te staan en/of af te dragen
art 273f lid 1 ahf/sub 1°, 2°, 4°, 6°, 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks 2 oktober 2011 tot en met 4 oktober 2011 te Den Haag
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[X] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s) met dat opzet die [X] opgesloten in een kelderbox;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden waaruit betrokkenheid van verdachte als medepleger blijkt bij de ten laste gelegde mensenhandel. Weliswaar heeft hij de contacten gelegd tussen aangeefster en de medeverdachten [C] en [A], maar overigens zijn uit het onderzoek geen feiten en omstandigheden gebleken die redengevend zijn voor het oordeel dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster [X] is op 2 oktober 2011 in Den Haag gearriveerd en kon desgevraagd onderdak krijgen in de kelderbox van [verdachte]. [X] heeft verklaard dat haar verblijf in de kelderbox aanvankelijk vrijwillig was. De verklaringen van [X] bevatten echter tal van tegenstrijdigheden over het moment waarop en onder welke omstandigheden haar verblijf in de kelderbox het karakter van wederrechterlijke vrijheidsberoving zou hebben gekregen. Ook verklaart aangeefster niet eenduidig over het aantal dagen dat de vrijheidsberoving zou hebben geduurd. In de ene verklaring verklaart [X] dat zij de eerste 3 à 4 dagen vrijwillig in de kelderbox is verbleven, in een andere verklaring stelt zij dat zij van af het eerste moment is opgesloten in de kelderbox (blz 223) en dat zij na drie dagen de deur heeft opengetrapt. In weer een andere verklaring (blz 15) verklaart [X] dat het opsluiten na de derde dag gebeurde en dat zij de kelderdeur heeft opengebroken met een schroevendraaier. Ook de verklaringen over wie de sleutel in zijn bezit had zijn niet eenduidig. Zo heeft [X] bij de RC op 13 april 2012 verklaard dat [verdachte] de sleutel van de kelderbox had en haar samen met [C] had opgesloten, bij de RC op 27 maart 2012 had zij juist verklaard dat [A] de enige met een sleutel was.
Gelet op deze tegenstrijdigheden, en nu zich ook overigens geen ondersteunend bewijs in het dossier bevindt, is de rechtbank van oordeel dat niet is vast te stellen of aangeefster gedurende de ten laste gelegde periode van 2 tot en met 4 oktober 2011wederrechtelijk tegen haar wil, derhalve wederrechtelijk, door de verdachte en de medeverdachten in de kelderbox is vastgehouden . De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. H. Dragtsma, kinderrechter,
en mr. M.W. Groenendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. d'Arnaud Gerkens, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2012.
Mr. H Dragtsma is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.