Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers 09/758947-10 (dagvaarding I) en 09/655348-10 (dagvaarding II)
Datum uitspraak: 14 december 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 2],
geboren op [datum] 1973 te [plaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Rijnmond", Stadsgevangenis Rotterdam te Rotterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 mei 2011, 16 augustus 2011 en 9, 28, 29 en 30 november 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.M. Robert en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I, parketnummer 09/758947-10
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 oktober 2010
tot en met 11 oktober 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit het Grenswisselkantoor een kluis heeft weggenomen een of meer
geldbedragen (met in totaal een waarde van ongeveer 325.307,52 euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Grenswisselkantoor
gelegen aan de [adres] te Delft, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten
door het boren en/of aanbrengen van een of meer gaten in de wand van de kluis
en/of de muur achter de kluis en/of de muren van een of meer ruimtes achter de
kluis;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2010
tot en met 9 februari 2011, te Delft en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een deel van de tussen 9 en 11 oktober 2010 gestolen
kluisinhoud van het Grenswisselkantoor gelegen aan de [adres]
te Delft (welke kluisinhoud in totaal een waarde had van ongeveer 325.307,52
euro), althans een of meer geldbedragen en/of een of meer sieraden en/of
goederen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of
omgezet, althans van een voorwerp, te weten geldbedragen, gebruik heeft
gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Dagvaarding II, parketnummer 09/655348-11
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december 2010
tot en met 9 februari 2011 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen uit een woning (gelegen aan de [adres]) een
mini -laptop (merk Asus) met toebehoren en/of een of meer doosjes en/of een
etui en/of een of meer sieraden en/of een of meer agenda's en/of een
adressenboek en/of autopapieren en/of een of meer sleutels en/of , in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan […], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat
weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door gebruik
te maken van een of meer valse sleutels;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 februari 2011 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
een mini-laptop (merk Asus) met toebehoren en/of een of meer doosjes en/of een
adressenboek en/of autopapieren en/of een of meer sleutels en/of een etui
en/of een of meer sieraden en/of een of meer agenda's heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.
art 417bis lid 1 afh/sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Dagvaarding I
3.1.1 Inleiding 1*
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt van de hieronder geformuleerde bewijsvragen.
Tussen zaterdag 9 oktober 2010 17.30 uur en maandag 11 oktober 2010, 07.45 uur is er uit de kluis van de bank GWK Travelex, gevestigd bij het NS Station te Delft aan de [adres] geld weggenomen. Een werkneemster heeft de politie gewaarschuwd en heeft aangifte gedaan, nadat zij bij opening van de kluis op maandagmorgen heeft vastgesteld, dat er achter in de kluis een gat is gemaakt en in de kluis aanwezige kasten zijn opengemaakt.2* Er blijkt een bedrag van € 325.307,52 te zijn weggenomen.3* Vanuit een loze ruimte aan de achterzijde van het gebouw waarin GWK Travelex is gevestigd, aan welke zijde ook de kluis was gelegen, is in de circa 66 cm dikke buitenmuur van de kluis een gat gemaakt van 43 cm x 43 cm. 4* Deze loze ruimte is te bereiken, zowel via een luik in de vloer van een kleine dienstruimte bij de toiletten op het hoger gelegen perron, als via een zogenaamde spanningsruimte. De deur van de dienstruimte bij de toiletten bleek te zijn geforceerd. De spanningsruimte is vanaf de openbare weg te betreden en normaal gesproken afgesloten met een slot.5*
De politie heeft tijdens het onderzoek beelden verzameld, welke door middel van beveiligingscamera's zijn gemaakt in de periode van vrijdag 8 oktober 2010, 17.00 uur en maandag 11 oktober 2010, 08.00 uur. Op die beelden is te zien,6* dat drie mannen, gekleed in werkkleding met daaroverheen een reflecterend hesje en een witte veiligheidshelm, op zaterdag 9 oktober 2010 na sluiting van GWK Travelex zich om 17.32 uur begeven naar de deur van de genoemde spanningsruimte en daar kennelijk naar binnengaan. Een van de mannen verlaat de ruimte om 18.10 uur met een kruiwagen. Op de beelden van die nacht om 00.28 uur zijn drie mannen met hesjes te zien, die kennelijk uit de spanningsruimte komen. Ook de volgende ochtend blijken twee mannen zich om 11.18 uur met een kruiwagen naar de spanningsruimte te begeven, terwijl even later, om 11.23 uur deze twee mannen zich met een statief en een kruiwagen weer van die ruimte verwijderen. Later die middag omstreeks 15.22 uur is te zien 7* hoe drie mannen met veiligheidshesje en helm, terwijl een van de mannen een huishoudtrapje bij zich draagt naar de spanningsruimte gaan om even later (15.28 uur) weer te vertrekken, zonder trapje. Door de politie is in de ruimte een trapje aangetroffen 8*.
In de directe omgeving van het station en GWK Travelex worden al geruime tijd werkzaamheden verricht, samenhangend met de aanleg van een spoortunnel door Delft. Onderzoek heeft uitgewezen, dat er op zaterdag 9 oktober 2010 en zondag 10 oktober 2010 geen werkzaamheden zijn verricht aan dit project.9* Ook in de spanningsruimten zijn in die periode geen werkzaamheden uitgevoerd of zijn er storingen geweest.10* Op grond hiervan is de conclusie gerechtvaardigd, dat de drie op de beelden zichtbare mannen betrokken zijn bij de inbraak en de diefstal.
Gelet op het voorgaande ligt ten aanzien van de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 de vraag voor of verdachte een van de drie op de beelden zichtbare mannen is.
3.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte een van de drie als bouwvakkers geklede mannen is en daarom een van de daders van deze kluiskraak is. Zij baseert zich daarbij op de herkenning van verdachte door verbalisanten, de analyse van zijn telefoonverkeer in combinatie met dat van medeverdachte [verdachte 1] en zijn beschikking over een grote som geld.
3.1.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat verdachte wegens het ontbreken van direct redengevend rechtmatig bewijs dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastgelegde feit. In geval van vrijspraak van feit 1, dient tevens vrijspraak voor het onder 2, tenlastgelegde te volgen nu hierbij wordt uitgegaan van het medeplegen van de kluiskraak.
3.1.4 De beoordeling van de tenlastelegging
3.1.4.1 De herkenning van verdachte
Zoals hiervoor reeds is overwogen zijn er camerabeelden, waarop drie mannen in werkkleding zijn te zien. Een compilatie van deze beelden is op 9 november 2010 getoond in een uitzending van TV West en op 23 november 2010 in het programma Opsporing Verzocht. De beelden door de officier van justitie op een gegevensdrager gezet en aan het dossier toegevoegd. De beelden zijn ook ter terechtzitting bekeken en de rechtbank heeft deze beelden ook betrokken bij haar beraadslagingen in raadkamer.
Een aantal verbalisanten heeft verklaard in een van de drie mannen verdachte te kunnen herkennen. De raadsvrouw heeft aangevoerd, dat deze herkenningen van het bewijs moeten worden uitgesloten, nu deze onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen van camerabeelden en de bewijskracht daarvan, met name als het de enige bewijsmiddelen zijn die betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. In het algemeen kan echter niet worden gezegd dat het bewijs, waarbij een tot dan toe niet bekende verdachte van beelden wordt herkend, onbetrouwbaar is en niet (mede) als overtuigend bewijs kan worden aangemerkt. De rechtbank acht het op zich goed voorstelbaar, dat iemand, die goed bekend is met een persoon, die op de beelden is te zien, deze persoon kan herkennen aan bepaalde uiterlijke kenmerken, zoals bijvoorbeeld de houding, de manier van lopen of het postuur.
In verband daarmee hecht de rechtbank waarde aan de herkenning van verdachte door [G], ex-vriendin van verdachte. Zij heeft in haar verhoor als getuige tegenover de politie verklaard, dat zij, nadat zij had gehoord dat er op televisie beelden waren getoond, zelf ook naar die beelden heeft gekeken en op die beelden verdachte herkend. Zij herkende hem aan zijn haren, zij zag hem van achteren 11*. Hier gaat het om een herkenning door iemand die verdachte goed kent, reëel is en zonder druk en vrij spontaan tot stand gekomen is. Hieraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af, dat als deze getuige tijdens het verhoor een aantal foto's van de bewakingsbeelden wordt getoond, zij de verdachte niet met zekerheid durft aan te wijzen. Stilstaande beelden zeggen immers minder dan bewegende beelden.
In dit verband is opvallend, dat ook een van de verbalisanten verklaart de beelden thuis op televisie bij Opsporing Verzocht te hebben gezien en verdachte toen op die beelden te hebben herkend 12*.
Daarbij merkt de rechtbank op, dat op de beelden te zien is, dat een van de mannen komende vanuit het tunneltje tijdens zijn wandeling in de richting van GWK Travelex zijn hoofd naar rechts draait en dat daarbij blond haar te zien is met een lengte als die van verdachte 13*. De beelden bekijkend - ter terechtzitting en in raadkamer - acht de rechtbank het zeer goed mogelijk , dat die persoon, gelet op zijn lengte en zijn haardracht, verdachte zou kunnen zijn.
Ten aanzien van de overige herkenningen door verbalisanten merkt de rechtbank op, dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisanten, die hebben verklaard op één van de fotoprints verdachte te herkennen. Gelet op de totstandkoming van die herkenningen, uitsluitend op basis van prints kunnen evenwel vraagtekens worden geplaatst bij de betrouwbaarheid ervan. De rechtbank zal deze dan ook buiten beschouwing laten.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat er twee mogelijke en geloofwaardige herkenningen zijn van verdachte als één van de drie mannen.
3.1.4.2 Andere herkenningen
Niet alleen verdachte, wiens naam overigens ook naar voren komt in een aantal meldingen via Meld Misdaad Anoniem 14* wordt herkend, maar ook medeverdachte [verdachte 1] wordt herkend. [A], een zuster van [verdachte 1], heeft verklaard dat zij de beelden van de inbraak bij het GWK tijdens een uitzending van TV West had bekeken en dat zij haar broer heeft herkend.15* De rechtbank is van oordeel dat ook deze verklaring volledig reëel is en zonder druk en vrij spontaan tot stand gekomen is.
Uit een afgeluisterd gesprek op 1 januari 2011 te 13.13 uur met zijn broer [B] kan worden afgeleid, dat ook anderen medeverdachte [verdachte 1] hebben herkend:
[B]: (...) dingetje kwam langs, [C] weet je
[verdachte 1]: okee, [C]... [C]...
[B]: hij zegt.. ik heb het op televisie gezien zegt ie, weet je
[verdachte 1]: okee
[B]: ik zeg euh... weet ie ook de naam, hij zegt ja, ik zeg […] (fon) hij zegt ja, hij zegt, de stillen kwamen voor de deur langs weet je
[verdachte 1]: ja
[B]: toen die binnen kwam, hij zegt ze zaten te kijken naar binnen, zo dus.. hij zegt waar ik ook kom hoor ik het weet je
(...)
[B]: ik zeg, hebben anderen herkend, hij zegt nee nee, hij zegt het leken op Turken, dus dat was het weet je, ik dacht laat ik dat even zeggen
[verdachte 1]: dus alleen mij?
(...)
[B]: ja, hij dus omdat ie jou kent, laten we zeggen, weet je
[verdachte 1]: ja
(...)
[verdachte 1]: en hoe denken zij erover?
[B]: nou ja, euh, slim alleen hij zegt jammer dat je in die dinges hebt gekeken, weet je16*
3.1.4.3 Tapgesprekken
3.1.4.3.1 Onrechtmatig bewijs?
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd, dat er op basis van de CIE-informatie en overige informatie waarover de politie beschikte geen sprake was van een redengevende verdenking om telefoontaps (de rechtbank begrijpt tegen verdachte dan wel andere verdachten) in te zetten. De rechtbank heeft naar aanleiding van deze (niet nader uitgewerkte) stelling in het betoog van de raadsvrouw geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel, dat niet is voldaan aan de voor het opnemen van telecommunicatie vereiste verdenking van een misdrijf, als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waardoor sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek, wat dient te leiden tot uitsluiting van al het bewijs dat op grond van in strijd met de wet gegeven bevelen is verkregen. In het licht van jurisprudentie van de Hoge Raad (zie o.m. HR 30 maart 2010, LJN BL2828) heeft de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid de gevorderde machtigingen kunnen verlenen.
3.1.4.3.2 Onderlinge contacten tussen verdachte en medeverdachte [verdachte 1]
Uit deze taps blijkt, dat medeverdachte [verdachte 1] vanuit Turkije, waar hij op dat moment verblijft, daags na de uitzending om 8.59 uur, 9.00 uur, 10.19 uur en 12.39 uur contact probeert te zoeken met [verdachte 2].17* Ook de broer van medeverdachte [verdachte 1], [B] probeert die dag verdachte te bereiken 18* maar verdachte is onbereikbaar. Na een uitzending van Opsporing Verzocht op 18 december 2010, waarin is bekend gemaakt dat er meer dan 25 tips over de kluiskraak zijn binnengekomen, probeert [verdachte 1] opnieuw telefonisch met verdachte in contact te treden 19*. Het lukt niet. De hiervoor genoemde getuige [G] heeft verklaard, dat het haar was opgevallen, dat verdachte in de periode van haar relatie met verdachte maar ook in de periode direct voorafgaande aan de inbraak, altijd met hetzelfde mobiele nummer belde maar dat hij na de inbraak ineens met allerlei verschillende nummers ging bellen.
3.1.4.3.3 Contacten met medeverdachte [verdachte 3]
De officier van justitie heeft ook gewezen op de telefonische contacten (en pogingen om die tot stand te brengen) tussen verdachte en medeverdachte [verdachte 3]. De officier van justitie heeft daarbij als uitgangspunt, dat medeverdachte [verdachte 3] medeplichtig is omdat hij een sleutel zou hebben nagemaakt en geleverd, welke sleutel toegang gaf tot de spanningsruimte, via welke ruimte de kluis kon worden bereikt. De rechtbank komt in haar vonnis van heden tegen medeverdachte [verdachte 3] echter tot de conclusie, dat niet meer kan worden vastgesteld, dan dat medeverdachte [verdachte 3] een of meer sleutels voor verdachte heeft nagemaakt en goederen aan hem heeft uitgeleend maar dat niet is komen vast te staan, dat deze sleutels of deze goederen zijn gebruikt ter voorbereiding of uitvoering van de kluiskraak. De rechtbank zal in verband hiermede deze telefonische contacten niet voor het bewijs gebruiken.
3.1.4.4 Forensisch bewijs?
De rechtbank moet vaststellen, dat forensisch onderzoek geen sporen heeft opgeleverd, die aan verdachte kunnen worden gerelateerd. Ook moet worden vastgesteld, dat een aantal vragen onbeantwoord is gebleven, met name de vraag of de daders zich aanvankelijk via die spanningsruimte toegang hebben verschaft tot de loze ruimte achter de kluis. In elk relaas bij de achtereenvolgende processen-verbaal wordt daar weliswaar steeds van uitgegaan maar in het proces-verbaal van sporenonderzoek wordt aangenomen, dat de loze ruimte is bereikt na het forceren van een deur van de dienstruimte bij de toiletten op het perron en vervolgens via een luik in de vloer van die dienstruimte 20*. De loze ruimte zou via de spanningsruimte weer zijn verlaten. Hoewel duidelijk is uit de camerabeelden met de drie mannen, dat de spanningsruimte door hen als toegang wordt gebruikt, valt niet uit te sluiten, dat de betreffende buitendeur van de spanningsruimte van binnenuit is geforceerd. Op een van de foto's bij het proces-verbaal van sporenonderzoek is bovendien te zien dat het slot van de deur aan de binnenzijde is beschadigd. Het dossier biedt geen inzicht in de vraag hoe die schade kan zijn ontstaan en of het slot nog functioneerde toen de inbraak werd ontdekt. Aldus staat naar het oordeel van de rechtbank zelfs niet vast of er een sleutel is gebruikt voor het realiseren van de kluiskraak. Ook andere sporen geven geen uitsluitsel over het mogelijke aandeel van verdachte.
3.1.4.5 Historische telefoongegevens
Op 23 november 2010 had verdachte drie telefoonnummers op zijn naam staan, waaronder het nummer 06-[nummer]. Uit de historische telefoongegevens blijkt, dat verdachte ten tijde van de kluiskraak uitsluitend dit laatste nummer gebruikte. Uit deze gegevens blijkt voorts, dat verdachte door medeverdachte [verdachte 1] in de maand oktober 2010 ruim 30 maal is gebeld 21*. Ook op 9 oktober 2010 om 16.41 uur hebben zij gedurende 8 seconden telefonisch contact 22*. Daarna worden hun telefoons uitgeschakeld. Nadat [verdachte 1] zijn telefoon om 01.29 uur weer heeft ingeschakeld, probeert hij contact te leggen met de telefoon van verdachte. Op zondag 10 oktober 2010 zijn er over en weer enkele korte contacten om 10.25 uur, 10.29 uur, 10.42 uur, 10.43 uur, 10.54 uur, 10.56 uur, 10.57 uur en 16.12 uur. 23*
Eerst op 24 november poogt [verdachte 1] opnieuw contact te leggen met verdachte.
Medeverdachte [verdachte 1] beschikte ook nog over een tweede telefoon welke, zo blijkt uit de historische gegevens, niet was uitgeschakeld gedurende de tijd dat de drie mannen zich op de plaats delict bevonden. Uit deze gegevens blijkt, dat de telefoon van medeverdachte op:
- 9 oktober 2010 te 19.17.09, 19.17.08, 19.45.26, 19.53.13, 19.55.52, 23.02.03, 23.04.54 en 23.05.47 uur gebruik maakte van het basisstation 12169,24 welke bereik heeft in [verdachte 2]spanningsruimte;25*
- 9 oktober 2010 te 23.49.34 en 23.54.48 uur gebruik maakte van het basisstation 49743,26 welke als enige bereik heeft in de kluisruimte én [verdachte 2]spanningsruimte;27*
- 10 oktober 2010 te 10.54.04, 10.54.50, 10.56.36 en 10.57.49 uur uitbelde naar de telefoon van verdachte en hierbij wederom gebruik maakte van het basisstation 49743.28*
Deze historische verkeersgegeven passen bij de in de inleiding omschreven verplaatsingen van de drie mannen op de camerabeelden.
Uit de historische gegevens is af te leiden, dat verdachte in de periode na 5 mei 2010 slechts één andere keer op een zaterdagavond, net als op 9 oktober 2010, in het geheel geen telefonische contacten had, wat op zijn minst opvallend is te noemen.
3.1.4.6 Ander bewijs?
Zoals hiervoor onder 3.1.2 overwogen, is er bij de inbraak een aanzienlijk bedrag weggenomen. Verdachte beschikte kort na 9 en 10 oktober 2010 kennelijk over veel geld. Zijn ex-vriendin heeft verklaard, dat verdachte opeens een auto kocht, dure kleding kocht en droeg en haar een ring cadeau deed. 29* Deze ring is ook aangetroffen en bleek een waarde van € 1.150,-- te hebben.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 november 2011 bevestigd, dat hij een BMW 5 serie heeft gekocht en deze contant afgerekend 30*. Het gaat hier om een bedrag van € 14.600,-- dat hij twee weken na de kluiskraak heeft betaald 31*. Voorts werd bij aanhouding van verdachte een bedrag in contanten aangetroffen van € 4.650,-- en in een keukenkastje in de woning waar hij verbleef nog eens een bundel geld ten bedrage van € 2.000,--.
Financieel onderzoek heeft uitgewezen, dat verdachte in 2010 over niet meer dan € 10.655,-- aan legale inkomsten beschikte en dat deze inkomsten nagenoeg gelijk waren aan zijn uitgaven 32*. Voorts moet uit dit onderzoek worden afgeleid, dat verdachte geen contante opnames heeft verricht in de maanden november en december van 2010 33*.
De hiervoor beschreven uitgaven kunnen dan ook niet worden verklaard uit verdachtes legale inkomsten. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring voor deze uitgaven kunnen geven.
3.1.4.7 Conclusie
Het vorenstaande overziende kan worden vastgesteld, dat verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 1], beiden door goede bekenden op de beelden van de drie mannen worden herkend. Ook is verdachte op die beelden door een verbalisant herkend. Dat verdachte en zijn medeverdachte twee van de drie mannen zijn wordt ondersteund door het feit, dat zij elkaar kenden en ook regelmatig telefonisch contact hadden en dat na 10 oktober 2010 geen telefonische contacten meer kunnen worden vastgesteld. Eerst na vertoning van de beelden bij Opsporing Verzocht, wordt door de medeverdachte weer contact gezocht, waarbij verdachte zich onbereikbaar houdt. Voorts beschikte verdachte in de periode na 10 oktober 2010 over aanzienlijke middelen, die niet anders kunnen worden verklaard.
Ondanks het ontbreken van rechtstreeks, bijvoorbeeld forensisch, bewijs komt de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen tot de slotsom, dat verdachte een van de drie mannen is die op de beelden zichtbaar zijn en die, zoals geconcludeerd onder 3.1.2, betrokken zijn bij de kluiskraak. Zowel feit 1 als feit 2 acht de rechtbank op grond van het vorenoverwogene wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Dagvaarding II
3.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich samen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan een siefstal uit een woning, gepleegd door middel van een valse sleutel.
3.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd, dat de in de woning waar verdachte verbleef aangetroffen goederen de dag voor zijn aanhouding op straat zijn aangetroffen. Verdachte dient dan ook van het primair tenlastgelegde diefstal te worden vrijgesproken. Ook het subsidiaire kan hem niet worden verweten, nu hij, door zijn aanhouding kort daarop, zich niet van de inhoud van de tas heeft kunnen vergewissen.
3.2.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Op grond van de verklaring van aangever 34* staat vast, dat de aangetroffen goederen 35* van diefstal afkomstig zijn. Het tijdstip kan niet worden vastgesteld. Wel staat vast, dat de goederen zijn weggenomen na 1 januari 2011. De rechtbank is van oordeel, dat niet kan worden vastgesteld, dat verdachte die diefstal heeft gepleegd. Het feit, dat de bij de goederen aangetroffen sleutels bleken te passen op de kennelijk door de dader geplaatste cilinder in de deur van de woning van aangever, staat niet in de weg aan de verklaring van verdachte dat hij de goederen in een tas heeft aangetroffen. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair tenlastgelegde vrijspreken.
De rechtbank acht evenwel ongeloofwaardig, dat verdachte zich niet had vergewist van de inhoud van de tas. Mede gelet op de verklaring van […], die op zijn naam voor en met verdachte op 8 februari 2011 gouden sierraden, waaronder een gouden boeddhabeeldje, heeft verkocht, en de verklaring van aangever, die een dergelijk boeddhabeeldje beschrijft acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de op 9 februari 2011 bij hem aangetroffen goederen van misdrijf afkomstig waren.
3.3 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Dagvaarding I
1. hij in de periode van 09 oktober 2010 tot en met 11 oktober 2010 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in een kluis heeft weggenomen een geldbedrag (met in totaal een waarde van ongeveer 325.307,52 euro), toebehorende aan het Grenswisselkantoor gelegen aan de [adres] te Delft, zulks na zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft, te weten door het boren en/of aanbrengen van gaten in de wand van de kluis;
2. hij op tijdstippen in de periode van 9 oktober 2010 tot en met 9 februari 2011, te Delft en/of Rotterdam en/of elders in Nederland een deel van de tussen 9 en 11 oktober 2010 gestolen kluisinhoud van het Grenswisselkantoor gelegen aan de [adres] te Delft (welke kluisinhoud in totaal een waarde had van ongeveer 325.307,52 euro),
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Dagvaarding II
Subsidiair: hij op 9 februari 2011 te Rotterdam een mini-laptop (merk Asus) met toebehoren en/of een of meer doosjes en/of een adressenboek en/of autopapieren en/of een of meer sleutels en/of een etui en/of een of meer sieraden en/of een of meer agenda's voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 1 en 2 en het hem bij dagvaarding II primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het verdachte bij dagvaarding I onder 1 en 2 en het hem bij dagvaarding II primair en subsidiair ten laste gelegde.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij neemt de rechtbank het navolgende in overweging. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een kluis van GWK Travelex in Delft. Gezien de wijze waarop de inbraak is gepleegd, moet deze grondig zijn voorbereid. Opvallend daarbij is dat de daders op zeer professionele wijze te werk zijn gegaan. Door de inbraak is voorts veel schade toegebracht aan de benadeelde, zowel als gevolg van het wegnemen door de daders van een aanzienlijk geldbedrag, als door de wijze waarop zij de kluis zijn binnengekomen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een deel van de opbrengst van de inbraak, waardoor die opbrengst aan het zicht van justitie en politie werd onttrokken en waarmee is getracht aan het geld een schijnbaar legale herkomst te verschaffen. Witwassen is een ernstig misdrijf omdat daardoor schade wordt toegebracht aan de integriteit van het economische en financiële verkeer.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een aantal goederen welke bij een inbraak in een woning waren ontvreemd. Heling wordt gezien als een ernstig misdrijf omdat het andere misdrijven, bijvoorbeeld diefstal, faciliteert.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2011 eerder is veroordeeld wegens het plegen van vermogensdelicten. Verdachte heeft zich daarvan kennelijk niet veel aangetrokken.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf evenwel zwaar meewegen dat bij de inbraak in de kluis en de diefstal van het geld geen enkel geweld tegen personen is gebruikt.
Dit alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een lagere dient te worden opgelegd dan de officier van justitie heeft gevorderd en zij acht een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden een passende reactie op de door verdachte gepleegde feiten.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[E], heeft zich als gemachtigde van de benadeelde partij [F] (GWK Travelex N.V.) gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 330.483,33. Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is gebleken dat [F] een van de bestuurders van GWK Travelex N.V. is.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 330.483,33.
Voorts heeft zij gevorderd dat de rechtbank aan verdachte daarbij de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 165.241,66 subsidiair 365 dagen hechtenis ten behoeve van GWK Travelex N.V.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd, dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien verdachte behoort te worden vrijgesproken.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering, die betrekking heeft op het weggenomen geld en voorts op de door de inbraak aangebrachte schade toewijzen. De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen en verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 165.241,66 ten behoeve van het slachtoffer genaamd GWK Travelex N.V.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen36 onder 1, 6 en 7 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder 7a, 7b, 7c en 8 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich onthouden van een standpunt terzake.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank de op de beslaglijst onder 1, 6 en 7 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar,
aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en het geld (genummerd onder 1) geheel door middel van het onder dagvaarding I, feit 1 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen en de auto en het kentekenbewijs (genummerd onder 6 en 7) geheel door middel van het onder dagvaarding I, feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit zijn verkregen.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 7a, 7b, 7c en 8 genummerde voorwerpen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
24, 33, 33a, 36f, 47, 57, 311, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en bij dagvaarding II, subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:
witwassen
ten aanzien van dagvaarding II
subsidiair:
schuldheling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [F] (GWK Travelex), een bedrag van € 330.483,33, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 165.241,66 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [F] (GWK Travelex);
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot [verdachte 2]te van het betaalde bedrag;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 6 en 7 genummerde voorwerpen, te weten:
1 Geld Nederlands (totaal 20,00 euro dd IBG 15-09-11)
6 1.00 STK Sleutel (BMW)
7 1.00 STK Kentekenbewijs (deel I [nummer], BMW 5 serie);
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 7a, 7b, 7c en 8 genummerde voorwerpen, te weten:
7a 1.00 STK Groene Kaart
7b 1.00 STK Vrijwaringsbewijs
7c 1.00 STK Keuringsbewijs (RDW)
8 1.00 STK Sleutel (autosleutel).
Dit vonnis is gewezen door
mr. Poustochkine, voorzitter,
mrs. Frenkel en Van Seventer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2011.
Mr. Glansbeek is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's 1 tot en met 2941van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer 2010 208068, betreffende het onderzoek 15Delft100 van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2* Proces-verbaal van aangifte van 11 oktober 2010 door […], p. 75.
3* Proces-verbaal van verhoor benadeelde van 11 oktober 2010, p. 85.
4* Proces-verbaal sporenonderzoek van 4 mei 2011, p. 1809.
5* Idem, p. 1809 en 1810.
6* Proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2010, p. 97 en 98.
7* Idem, p. 99
8* Proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2011, p. 1030.
9* Proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2010, p. 110
10* Proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2010, p. 111.
11* Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 februari 2011, p.796, bovenaan.
12* Verhoor verbalisant […] tegenover de rechter-commissaris, punt 12.
13* camera nr d003 om 17:33:13
14* Processen-verbaal van bevindingen, bladzijde 267 en 269
15* Proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 654.
16* Geschrift gevoegd achter proces-verbaal van bevindingen inzake afgeluisterde gesprekken, p. 497.
17* Proces-verbaal van bevindingen afgeluisterde gesprekken, p. 399.
18* Proces-verbaal van bevindingen afgeluisterde gesprekken, p 399
19* Proces-verbaal van bevindingen afgeluisterde gesprekken, p 401
20* Proces-verbaal van sporenonderzoek, p 1808, p 1809 bovenaan.
21* Proces-verbaal van bevindingen p 1728.
22* Proces-verbaal historische verkeersgegevens, p 1688
23* Proces-verbaal historische verkeersgegevens, p 1690 en 1692 en proces-verbaal van bevindingen, p 1802 en volgende.
24* Proces-verbaal historische verkeersgegevens, p. 1689.
25* Proces-verbaal van bevindingen, p. 1805.
26* Proces-verbaal historische verkeersgegevens, p. 1690.
27* Proces-verbaal van bevindingen, p. 1805.
28* Proces-verbaal historische verkeersgegevens, p. 1692.
29* Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 februari 2011, p 795, p 796,
30* Proces-verbaal terechtzitting.
31* Proces-verbaal verhoor getuige […], p 184.
32* Proces-verbaal financiële recherche unit van 19 april 2011, p 14
33* Idem, bijlage B 7.
34* Proces-verbaal van aangifte p 1077.
35* Proces-verbaal van inbeslagneming p 1529 en proces-verbaal van bevindingen p 1071,
36* Beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht