U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Inkomstenbelasting. Administratie- en inlichtingenplicht. Omkering bewijslast.

Eiser bracht in 2003 een potentieverhogend middel op de markt dat werd aangeboden in de vorm van capsules. In 2004 deed de inspectie voor de volksgezondheid een inval bij eiser. De op dat moment aanwezige voorraad capsules werd in beslag werd genomen en eiser werd strafrechtelijk vervolgd wegens het vervaardigen en op de markt brengen van medicijnen zonder daarvoor bevoegd te zijn. Ter ontneming van wederrechtelijk behaald voordeel diende eiser aan de Staat een bedrag te betalen van € 855.000.

Bij een boekenonderzoek constateerde verweerder dat na vervaardiging, verkoop en inbeslagneming nog een grote hoeveelheid capsules ontbrak en eiser dus niet de volledige omzet had verantwoord. Verweerder heeft de omzet bepaald op basis van de gemiddelde verkoopprijs van de capsules.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de onderneming werd gedreven voor rekening van een BV, dat verweerder de omzet op een redelijke wijze heeft bepaald en ter zake van het aan de Staat de betalen bedrag geen voorziening kan worden gevormd zolang niet vaststaat dat dit bedrag werkelijk zal worden betaald.

Wel is het beroep uiteindelijk gegrond omdat verweerder zich nader op het standpunt heeft gesteld dat de omzetcorrectie moet worden verlaagd.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, afdeling 4, meervoudige kamer

Procedurenummers: AWB 09/1900 IB/PVV en AWB 09/1907 ZFWET

Uitspraakdatum: 19 april 2011

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

IPROCESVERLOOP

1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) en premie ziekenfondswet (hierna: premie ZFW). De aanslag IB is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.000. De aanslag premie ZFW is opgelegd naar een premiegrondslag van € 21.050. Bij de aanslag IB is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 794 en is bij beschikking € 2.344 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 4 februari 2009 de aanslagen en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 13 maart 2009, ontvangen bij de rechtbank op 16 maart 2009, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.5 Op 11 juni 2010 heeft een comparitiezitting plaatsgevonden voor de rechter-commissaris mr. R.C.H.M. Lips. Namens eiser is toen niemand verschenen, namens verweerder [A]. Op 16 juli 2010 heeft wederom een comparitie plaatsgevonden. Namens eiser is [B] daar verschenen en namens verweerder [A]. Voorafgaand aan deze comparitiezitting hebben partijen nadere stukken ingediend. Per brief van 15 juni 2010, bij de rechtbank ontvangen op 17 juni 2010, heeft verweerder kopieën van stukken uit de politiedossiers van de strafzaak tegen eiser ingediend. Per faxbericht aan de rechtbank van 14 juli 2010 heeft verweerder gereageerd op de uitspraak van het Gerechtshof van 24 maart 2010 in de ontnemingszaak tegen eiser. Per faxbericht aan de rechtbank van 15 juli 2010 heeft eiser het pleidooi van zijn gemachtigde in die zaak ingediend. Partijen hebben deze stukken telkens in kopie verzonden aan de wederpartij. Van de comparitiezitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 24 augustus 2010 in afschrift naar partijen is verzonden.

1.6 Per brief van 27 augustus 2010, bij de rechtbank ontvangen op 1 september 2010, heeft verweerder geantwoord op de vraag die hem ter comparitiezitting is voorgelegd. Deze brief is in kopie verzonden aan eiser.

1.7 Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de beroepen van eiser betreffende de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen IB, premie ZFW en premie WAZ voor de jaren 2003 en 2004, procedurenummers AWB 09/1901 IB/PVV, AWB 09/1902 ZFWET, AWB 09/1903 ZFWET, AWB 09/1905 IB/PVV en AWB 09/1906 WAZ, alsmede de beroepen van [C] betreffende de aan haar opgelegde aanslagen en navorderingsaanslagen IB, premie ZFW en premie WAZ voor de jaren 2003 tot en met 2005, procedurenummers AWB 09/1890 WAZ, AWB 09/1891 IB/PVV, AWB 09/1892 ZFWET, AWB 09/1893 IB/PVV, AWB 09/1894 ZFWET, AWB 09/1895 ZFWET en AWB 09/1896 IB/PVV. Al hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd, wordt tevens geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaken.

II OVERWEGINGEN

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiser is in 1994 begonnen met een handel in voedingssupplementen. Later is deze onderneming omgezet in een vennootschap onder firma met de naam [D] VOF tussen eiser en [C] (hierna: de of zijn dochter).

2.2 In 2002 heeft eiser voorbereidingshandelingen verricht om een potentieverhogend middel op de markt te brengen. De handelsactiviteiten zijn begonnen op 20 mei 2003 en worden door eiser en zijn dochter verricht vanuit een vennootschap onder firma genaamd [E] VOF (hierna: de VOF). Voor dit middel werden de grondstoffen aangekocht in China. Met tussenkomst van een bedrijf in [plaats] werd de grondstof afgeleverd in Nederland. Door een bedrijf in [plaats] werd de grondstof verwerkt tot capsules en werden de capsules per twee in doordrukstrips verpakt (geblisterd). De geblisterde capsules werden in het bedrijf van de VOF verpakt in doosjes en van daaruit onder de merknaam Libidfit verkocht aan verschillende afnemers in binnen- en buitenland. Tot de gedingstukken behoren diverse facturen en vrachtdocumenten uit de periode 6 juni 2003 tot en met 27 juni 2004 met betrekking tot deze handel ten name van de VOF, alsmede een Aktiënkaufvertrag van 9 december 2004, dat door de VOF is ondertekend en waarin een concurrentieverbod ten gunste van de VOF is opgenomen.

2.3 Op 28 mei 2004 zijn [F] B.V. (hierna: [F]) en [D] BV (hierna: [D]) opgericht. Bij akte van 7 december 2004 is [E] B.V. (hierna: de BV) opgericht. De BV is op 8 december 2004 ingeschreven in het handelsregister. Volgens een door eiser overgelegde "Handelsregisterhistorie" bestond de BV van 1 september 2003 tot en met 7 december 2004 als rechtspersoon in oprichting onder de handelsnaam "[E] BV i.o.". De aandelen in [F] werden gehouden door eiser en zijn dochter, terwijl [F] alle aandelen hield van [D] en de BV. [F], [D] en de BV vormden een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 .

Tot de gedingstukken behoort een brief van een notariskantoor van 12 oktober 2004 aan een belastingadviseur van eiser, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

"Met referte aan ons gesprek van vorige week inzake de oprichting van [de BV] kan ik U meedelen dat mijns inziens civielrechtelijk kan worden "teruggegaan" tot en met september 2003."

2.4 Eiser heeft zijn aangifte IB voor het jaar 2005 niet tijdig ingediend. Met dagtekening 1 september 2006 heeft verweerder hem een aanslag opgelegd, berekend naar een ambthalve vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.000. Voorts heeft hij een aanslag ZFW opgelegd naar een premiegrondslag van € 20.800. Nadat eiser bezwaar had gemaakt en alsnog een aangifte had ingediend, heeft verweerder de aanslag IB verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.000, welk inkomen uitsluitend bestaat uit looninkomsten. De aanslag ZFW heeft verweerder verminderd tot een naar een premiegrondslag van € 18.645.

2.5 Medio 2004 deed de inspectie voor de volksgezondheid invallen in het bedrijf in [plaats] waarbij de op dat moment aanwezige voorraad Libidfit in beslag werd genomen. Vervolgens werd een strafvervolging ingesteld tegen de VOF en eiser. Hen werd ten laste gelegd dat zij medicijnen hadden vervaardigd en op de markt gebracht zonder daarvoor bevoegd te zijn. Bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 25 april 2007 is de VOF veroordeeld tot een geldboete van € 20.000. Nadat tegen dat vonnis hoger beroep was ingesteld, heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage (hierna: het Hof) de VOF bij arrest van 8 oktober 2008 dezelfde straf opgelegd.

2.6 Bij de behandeling van de strafzaak tegen de VOF in eerste aanleg heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de VOF de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.013.636, ter ontneming van het door de VOF wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij vonnis van 21 januari 2008 heeft de Rechtbank Middelburg deze vordering toegewezen. Nadat tegen laatstgenoemd vonnis hoger beroep was ingesteld, heeft het Hof bij arrest van 24 maart 2010, de VOF de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 855.000 (hierna: de ontnemingschuld). Tegen dit arrest heeft eiser beroep in cassatie ingesteld.

2.7 Op 11 februari 2008 heeft verweerder een rapport (hierna: het controlerapport OB) uitgebracht van een bij de VOF en de BV uitgevoerd boekenonderzoek. Dit onderzoek betrof de afdracht omzetbelasting over de periode 6 mei 2003 tot en met 1 april 2005. Volgens het controlerapport OB, dat in kopie tot de gedingstukken behoort, heeft de VOF over de jaren 2003, 2004 en 2005 niet de volledige omzet geboekt. Uitgaande van het aantal capsules dat eiser en zijn dochter hebben laten maken, het aantal dat volgens de administratie was verkocht en het aantal dat bij de inval in beslag werd genomen, concludeerde de controleur dat er 126.898 capsules waren verdwenen. Omdat uit de administratie een gemiddelde verkoopprijs naar voren kwam van € 2,70, was de conclusie dat een bedrag aan omzet van 126.898 x € 2.70 = € 342.624 niet was geboekt.

2.8 Op 12 juni 2008 heeft verweerder een rapport (hierna: het controlerapport IB/Vpb) uitgebracht van een boekenonderzoek bij eiser en zijn dochter en de fiscale eenheid waartoe de BV behoorde. Dit onderzoek betrof de heffing van vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) en IB over de jaren 2003 tot en met 2005. In het controlerapport IB/Vpb, dat eveneens in kopie tot de gedingstukken behoort, is onder meer het volgende vermeld:

"Omzet [E] B.V.

Uit [het controlerapport OB] blijkt dat [de BV] in de periode 6 mei 2003 tot en met 1 april 2005 een bedrag van € 1.050.738 aan omzet heeft behaald met de verkoop van het product Libidfit. Uit de (...) berekeningen is af te leiden dat bijna 75% van de omzet in het jaar 2003 wordt behaald, bijna 25% in het jaar 2004 en 1,8% in het jaar 2005. Aangezien er in het jaar 2003 nauwelijks een winst is aangegeven en in het jaar 2004 helemaal geen winst kies ik ervoor de (...) berekening te volgen en de winst toe te rekenen aan de jaren waarin deze winst behaald is. Ik zal evenredig rekening houden met de inkoopprijs van het middel Libidfit en de met de verkoop van het product samenhangende kosten.

tabel 1

Aanpassingen van de verschillende kosten:

De in de cijfers van [de boekhouder] opgenomen kosten zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt, daarom heb ik op een aantal kostenposten een aanpassing gemaakt. Na deze aanpassing zijn de kosten, indien mogelijk , evenredig aan de jaren toegerekend."

2.9 Op basis van de conclusies in het controlerapport IB/Vpb heeft verweerder eiser voor de jaren 2003 en 2004 navorderingsaanslagen IB, premie ZFW en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd. Daarbij heeft verweerder de niet geboekte omzet verdeeld over 2003, 2004 en 2005, naar rato van de voor die jaren wel verantwoorde omzet.

2.10 Verweerder heeft voor het jaar 2005 geen aangifte ontvangen. Met dagtekening 7 augustus 2008 heeft verweerder aan eiser de onderhavige aanslagen opgelegd. De aanslag IB is berekend naar een ambthalve vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.000. De aanslag premie ZFW is opgelegd naar de maximum premiegrondslag van € 21.050. Bij het opleggen van de aanslag IB heeft verweerder eiser, wegens het niet doen van aangifte, een verzuimboete opgelegd van € 794. In zijn verweerschrift heeft verweerder van het belastbare inkomen uit werk en woning als volgt gespecificeerd:

tabel 2

Geschil

2.11 In geschil is de hoogte van de aanslagen en of de verzuimboete terecht is opgelegd. Het geschil over de hoogte van de aanslag spitst zich toe op de vraag of de omzet moet worden toegerekend aan de VOF dan wel aan de BV en of de door verweerder aangebrachte omzetcorrectie juist is.

2.12 Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanslagen naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Ter motivering van zijn standpunt heeft eiser - kort weergegeven - aangevoerd dat de activiteiten van de VOF per 1 september 2003 zijn ingebracht in de BV, zodat de na die datum behaalde resultaten niet aan hem kunnen worden toegerekend. Aangaande de ontbrekende capsules stelt eiser dat die op beurzen zijn weggegeven als promotiemateriaal en voor de rest naar het bedrijf zijn [plaats] gegaan. Eiser stelt verder dat ter zake van de ontnemingschuld een voorziening kan worden gevormd en de dotaties aan die voorziening ten laste dienen te komen van de winsten over de jaren 2003 tot en met 2005, waardoor geen winst meer overblijft en de aanslagen daarom moeten worden verminderd tot nihil.

2.13 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslagen en de boete naar de juiste bedragen zijn opgelegd en heeft daarvoor - kort weergegeven - aangevoerd dat eiser de ver-eiste aangifte niet heeft gedaan, zodat de tegen de aanslagen gerichte bezwaren en beroepen moet worden afgewezen, tenzij zou blijken dat en in hoeverre de aanslagen, dan wel de uitspraken op bezwaar, onjuist zouden zijn. Eiser heeft mogelijke onjuistheden niet doen blijken.

Aangaande de hoogte van de aanslagen stelt verweerder dat de omzetcorrecties terecht bij eiser zijn aangebracht omdat uit de overgelegde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de handel voor rekening en risico van de VOF is gedreven. Voorst stelt verweerder dat de correcties veeleer te laag dan te hoog zijn, omdat op de gecorrigeerde omzet inkoopkosten in mindering zijn gebracht die al geboekt waren. Subsidiair stelt verweerder dat, als de winst aan de BV zou moeten worden toegerekend, de winst als uitdeling ten goede is gekomen aan eiser en daarom bij eiser zou moeten worden belast als inkomen uit aanmerkelijk belang.

Aangaande de boete stelt verweerder dat eiser aangaande het niet doen van aangifte geen pleitbaar standpunt huldigt en daarom terecht een verzuimboete is opgelegd.

2.14 In de loop van het geding heeft verweerder, in aansluiting op het in 2.6 genoemde arrest van het Hof, zich op het standpunt gesteld dat kan worden aangenomen dat een deel van de aan de afnemers van de capsules in rekening gebrachte bedragen niet is of zal worden voldaan. Daarom moet de herrekende omzet met 10 procent worden verminderd.

2.15 Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van aanslagen tot nihil en tot vernietiging van de boetebeschikking.

2.16 Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vermindering van de aanslag IB en handhaving van de verzuimboete.

Beoordeling van het geschil

2.17 In vervolg op de comparitiezitting van 16 juli 2010 heeft de rechtbank aan partijen gelegenheid gegeven het aangeboden en het door de rechtbank gevraagde bewijs aan te voeren. Met instemming van partijen werd bepaald dat partijen vóór 1 september 2010 van hun eerste bevindingen verslag zouden doen aan de rechtbank. Van de zijde van eiser werd nadien niets vernomen totdat zijn gemachtigde, geruime tijd nadat hij was uitgenodigd voor de zitting van 7 december 2010, bij faxbericht van 25 november 2010 om uitstel van de zitting vroeg, met als reden dat hij tot op dat moment geen instructies van eiser had gekregen. Bij brief van 29 november 2010 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. Per faxbericht van 2 december 2010 heeft de gemachtigde de rechtbank laten weten dat hij zich met onmiddellijke ingang terugtrok als raadsman van eiser. Hoewel van eiser niets is vernomen en eiser ook niet ter zitting is verschenen, vindt de rechtbank, gelet op de omstandigheid dat de zaken tijdens de comparitiezitting uitvoerig zijn besproken en dat eiser ook zijn advocaat niet van nadere informatie heeft voorzien en gelet op het algemene belang van een doelmatige procesgang, in het vorenstaande geen grond voor aanhouding van de zaken.

2.18 Aangaande het standpunt van eiser dat de onderneming van de VOF vanaf september 2003 is gedreven voor rekening van de BV, overweegt de rechtbank dat de BV pas in december 2004 is opgericht. Om de ondernemingshandelingen van de VOF al vanaf 1 september 2003 voor rekening en risico van de BV te kunnen laten komen had er vóór september 2003 een voorovereenkomst moeten zijn gesloten of een intentieverklaring moeten zijn afgegeven waarin dat uitdrukkelijk was bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de door eiser in dit verband in geding gebrachte en in 2.3 deels geciteerde brief van 12 oktober 2004 niet dat daarvan sprake was. De rechtbank merkt daarbij nog op dat een besloten vennootschap in oprichting (hierna: BV io) ook als zodanig naar buiten moet optreden. Alle ondernemingshandelingen moeten vanaf de ingangsdatum door of namens de BV io worden verricht en moeten, nadat de vennootschap is opgericht, door de vennootschap worden bekrachtigd. Dat dit is gebeurd, blijkt niet uit de stukken. Uit de door verweerder aangebrachte bewijsmiddelen vermeld onder 2.2, is veeleer af te leiden dat de handel voor rekening en risico van de VOF is gedreven. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser zijn stelling dat de onderneming van de VOF vanaf september 2003 is gedreven voor rekening en risico van de BV, niet aannemelijk heeft gemaakt. Eisers standpunt dat de winst is behaald door de BV en daarom niet aan hem kan worden toegerekend, faalt daarom.

2.19 Voor de omzetcorrectie is verweerder uitgegaan van hetgeen is aangetroffen in de administratie van het bedrijf en in het strafprocesdossier. Uit de administratie kwam naar voren dat het bedrijf in [plaats] 544.344 capsules heeft gemaakt en er daarvan 303.168 zouden zijn verkocht. Uit het strafdossier blijkt dat er bij de inval 114.268 capsules in beslag zijn genomen. Er ontbraken volgens verweerder dus 544.344 -/- 303.168 -/- 114.268 = 126.898 capsules (rekenkundig is de uitkomst echter 126.908). Uit de administratie bleek verder dat de op factuur verkochte capsules gemiddeld € 2,70 hebben opgebracht. Verweerder concludeerde daaruit dat over de jaren 2003 tot en met 2005 in totaal voor (ongeveer) 126.898 x € 2,70 = € 342.624 aan omzet is verzwegen. Eiser heeft de door verweerder genoemde aantallen en gemiddelde verkoopprijs niet weersproken en de rechtbank heeft ook geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Eiser heeft slechts gesteld dat de ontbrekende capsules op beurzen zijn weggegeven en voor de rest naar het bedrijf in [plaats] zijn gegaan, maar hij heeft dit met geen enkel stuk gestaafd, ook nadat ter zitting is verklaard dat deze stukken zullen worden opgezocht. De rechtbank acht eisers stelling niet aannemelijk.

Omkering en verzwaring van de bewijslast

2.20 Vaststaat dat eiser geen aangifte heeft gedaan (zie 2.4). Ingevolge artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft dat tot gevolg dat het beroep moet worden afgewezen, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de hoogte van de aanslagen voldoende onderbouwd, terwijl eiser voor geen van zijn stellingen enig deugdelijk bewijs heeft geleverd. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet doen blijken dat en in hoeverre de aanslagen en de uitspraak op bezwaar onjuist zijn.

Redelijke schatting

2.21 De rechtbank is van oordeel dat eiser de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Voor de motivering wordt verwezen naar het oordeel over de verzuimboete. Ingevolge artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft dat tot gevolg dat het beroep moet worden afgewezen, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Eiser heeft voor geen van zijn stellingen deugdelijk bewijs geleverd. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet doen blijken dat en in hoeverre de aanslagen en de uitspraak op bezwaar onjuist zijn. Gelet op de wijze waarop verweerder de niet verantwoorde omzet heeft berekend zoals vermeld onder 2.19 en de wijze waarop hij die aan de jaren 2003 tot en met 2005 heeft toegerekend, zoals vermeld in het controlerapport IB/Vpb, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij het vaststellen van de aanslagen in redelijkheid met deze winstcorrectie rekening kunnen houden.

Voor het overige heeft verweerder geen, althans een onvoldoende onderbouwing gegeven van zijn schatting dat de winst € 54.628 heeft bedragen (zie 2.10). Ook in de controlerapporten heeft de rechtbank daarvoor onvoldoende aanknopingspunten gevonden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in het controlerapport voorgestelde correcties op voorzieningen bij [D] van € 20.000 en bij de BV van € 50.000 noch in de uitspraken op bezwaar, noch in het verweerschrift zijn behandeld. Verweerder heeft wel het standpunt ingenomen dat als de winst aan de BV moet worden toegerekend, de winst als uitdeling ten goede is gekomen aan eiser en daarom bij eiser moet worden belast als winst uit aanmerkelijk belang, maar hij heeft dit standpunt verder niet uitgewerkt.

Verweerder heeft wel onweersproken gesteld dat eiser in 2005 € 30.000 looninkomsten heeft genoten. Tezamen met de winstcorrectie die gelet op het vermelde in 1.20 dient te worden verlaagd tot € 2.334 (€ 18.357 -/- € 1.836 -/- € 14.187) kan het belastbare inkomen uit werk en woning in redelijkheid worden geschat op € 30.000 + € 2.334 = € 32.334. Omdat kan worden aangenomen dat de bedrijfsactiviteiten sinds de inval door de inspectie voor de volksgezondheid hebben stilgelegen, acht de rechtbank aannemelijk dat eiser voor 2005 niet aan het urencriterium voldoet en er geen grond is rekening te houden met de zelfstandigenaftrek.

Ontnemingsschuld

2.22 Aangaande het standpunt van eiser dat ter zake van de ontnemingschuld een voorziening kan worden gevormd overweegt de rechtbank dat voor het vormen van een voorziening is vereist dat de desbetreffende uitgaven onvermijdbaar en voldoende bepaalbaar zijn. Tevens moet er een redelijke kans zijn dat de voorziene bedragen ook daadwerkelijk zullen worden voldaan. Gelet op hetgeen is vermeld in 2.6 is de ontnemingschuld nog niet onherroepelijk komen vast te staan en ter comparitiezitting kon eiser over het verloop van de desbetreffende procedure geen duidelijkheid verschaffen. Tijdens de comparitiezitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat het, gezien alle feiten en omstandigheden van het geval, niet waarschijnlijk is dat de ontnemingschuld ooit geheel of gedeeltelijk zal worden voldaan. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank voor het vormen van een voorziening geen grond.

Boete

2.23 Aangaande de verzuimboete stelt eiser dat sprake is van afwezigheid van alle schuld en dat er geen sprake is van het niet of niet tijdig doen van aangifte. Aan deze laatste stelling hecht de rechtbank geen geloof gelet op het aangiftegedrag van de in 2.3 vermelde fiscale eenheid en de reden die eiser daarvoor heeft aangevoerd in het bezwaarschrift tegen de in geding zijnde aanslagen. Daarin verklaart de boekhouder dat, in opdracht van eiser en zijn dochter, alle administratieve werkzaamheden zijn gestaakt. De stelling dat sprake is van afwezigheid van alle schuld heeft eiser niet toegelicht en de rechtbank gaat daar dan ook aan voorbij. Ook overigens is niet gebleken is dat de verzuimboete ten onrechte of in strijd met de wettelijke bepalingen is opgelegd. De rechtbank acht de boete passend en geboden.

2.24 Al het vorenoverwogene brengt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep betreffende de aanslag IB gegrond te worden verklaard en dient de aanslag IB te worden verminderd tot één, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.334. Omdat eiser tegen de heffing van premie ZFW geen afzonderlijke beroepsgronden heeft aangevoerd en de maximumpremiegrondslag, waarnaar de navorderingsaanslag premie ZFW is berekend, lager is dan het nader vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning, dient het beroep betreffende deze aanslag ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

2.25 De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat verweerder in de met deze zaken samenhangende zaken is veroordeeld in de proceskosten waarbij met deze zaken rekening is gehouden.

III BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep betreffende de aanslag gegrond;

- vernietigt de desbetreffende uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag IB tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.334, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- vermindert de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente tot een bedrag rekening houdende met de nader vastgestelde aanslag;

- verklaart het beroep betreffende de boetebeschikking en de aanslag ZFW ongegrond;

- gelast dat verweerder het door eiser voor de zaak betreffende de aanslag IB betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, mr. J.P.F. Slijpen en mr. E.J.W. Heithuis, in tegenwoordigheid van de griffier H. van Lingen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2011.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature