Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/900931-10; 09/655139-11 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 25 mei 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1960,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 mei 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.K. van Zaltbommel en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R. Heemskerk, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding 09/900931-10
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 01 april 2010 te 's-Gravenhage, met [slachtoffer 1] (geboren [datum]1995), die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt meermalen, althans eenmaal een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd en/of die [slachtoffer 1] tot het plegen of dulden van (een) zodanige handeling(en) buiten echt met een derde heeft verleid, bestaande die ontuchtige handeling(en) (telkens) uit het
- die [slachtoffer 1] opdragen zijn broek en/of onderbroek uit te doen en/of naar beneden te doen en/of
- (vervolgens) betasten van de liesstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- aanraken en/of betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- tikken op/tegen de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- maken van foto's van de penis van die [slachtoffer 1];
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 01 april 2010 te 's-Gravenhage een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten
- het geven van sigaretten en/of
- het geven van (kleine) geldbedragen en/of
- het meelaten doen in de Zwarte Pietencentrale en/of
- het mee laten lopen als Zwarte Piet in een optocht en/of
- het dreigen met het openbaar maken aan vrienden van die [slachtoffer 1] van de ontuchtige handelingenen en/of
- het verwijzen naar en/of het tonen en/of het zichtbaar neerleggen van een mes en/of ,
een persoon, [slachtoffer 1] (geboren op [datum]1995), waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten
- het uittrekken en/of naar beneden doen van de broek en/of onderbroek door die [slachtoffer 1] en/of
- (vervolgens) het betasten van de liesstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het aanraken en/of betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- het tikken op/tegen de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van foto's van de penis van die [slachtoffer 1],
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 01 april 2010 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten foto's van de penis van een jongen (geboren in 1995) met ontbloot onderlijf, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 februari 2010 tot en met 01 april 2010 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend gesproken over een mes en/of een mes neergelegd in zijn, verdachtes, auto terwijl dat mes aldus zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] en/of op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] geroepen en/of geschreeuw: "Ik pak je nog een keer" en/of gezegd dat die [slachtoffer 1] niet blij zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Dagvaarding 09/655139-11
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 31 maart 2010 te 's-Gravenhage een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten
- het geven van sigaretten en/of
- het geven/beloven van (een) (klein(e)) geldbedrag(en) en/of
- het mee laten doen in de Zwarte pieten centrale en/of
- het mee laten lopen als Zwarte piet in een optocht,
een persoon, [slachtoffer 2], geboren op [datum]1994 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten,
- het uittrekken en/of naar beneden doen van de broek en/of onderbroek door die [slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) het betasten van de liesstreek van die [slachtoffer 2],
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
Dagvaarding 09/900931-10
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte tussen 1 augustus 2009 en 1 april 2010 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die op dat moment de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt (feit 1). Onder feit 2 is ditzelfde handelen ten laste gelegd als verleiding van voornoemde persoon. Voorts wordt verdachte verweten dat hij in dezelfde periode kinderporno heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, namelijk foto's van de penis van een minderjarige jongen (feit 3). Onder feit 4 wordt verdachte tot slot verweten dat hij [slachtoffer 1] tussen 1 februari 2010 en 1 april 2010 heeft bedreigd.
Dagvaarding 09/655139-11
Deze verdenking komt er op neer dat verdachte in de periode van 1 december 2009 tot en met 31 maart 2010 [slachtoffer 2], die op dat moment de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, heeft verleid tot het plegen dan wel dulden van ontuchtige handelingen.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de bij dagvaarding 09/900931-10 onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de bij dagvaarding 09/900931-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding 09/655139-11 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte van alle hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de feiten stellig ontkent en dat het overige bewijs ten aanzien van de op beide dagvaardingen ten laste gelegde feiten telkens afkomstig is uit één bron, te weten van aangever [slachtoffer 1] (hierna: "[slachtoffer 1]") danwel aangever [slachtoffer 2] (hierna: "[slachtoffer 2]").
De raadsman heeft voorts betoogd dat niet valt uit te sluiten dat hetgeen [slachtoffer 2] bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft verklaard, gevoed zou kunnen zijn door wat hij mogelijk op enig moment van [slachtoffer 1] heeft gehoord. Dit zou voorts kunnen verklaren waarom de beweerde handelingen van zijn cliënt, waarover [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben verklaard, op specifieke punten overeenkomen, aldus de raadsman.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.1*
Op 29 maart 2010 2* heeft de moeder van [slachtoffer 1] (geboren op [datum]1995 3*) bij de politie melding gemaakt van het vermoeden dat verdachte bij [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd. Op 31 maart 2010 4* heeft een informeel gesprek plaatsgevonden tussen de politie, [slachtoffer 1] en zijn moeder, waarna de moeder op 1 april 2010 5* aangifte heeft gedaan.
[slachtoffer 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij verdachte kent sinds de zomer van 2009 en dat hij in die tijd ook bij verdachte is gaan werken voor twee uur per dag bij schoonmaakbedrijf [X]. [slachtoffer 1] en zijn broer [A], die ook bij dit bedrijf werkte, werden altijd door verdachte opgehaald en weer thuisgebracht.6* Ook belde verdachte hem vaak op om iets leuks te gaan doen. Verdachte belde [slachtoffer 1] steeds vaker, soms wel tien keer per dag.7* Op een bepaald moment heeft verdachte aan [slachtoffer 1] verteld dat hij lid was van een Zwarte Pieten centrale. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen gevraagd of hij ook lid wilde worden. [slachtoffer 1] wilde dit wel. Verdachte heeft [slachtoffer 1] een paar dagen later verteld dat daar wel een controle van de GG en GD tegenover stond, waarbij werd gekeken of de liezen niet gebroken waren. Toen [slachtoffer 1] zei dat hij dit niet wilde, heeft verdachte tegen hem gezegd dat [slachtoffer 1] zonder deze controle niet mee zou kunnen lopen met de Pietenloop. Een paar dagen later heeft verdachte nogmaals aan [slachtoffer 1] gevraagd of hij aan deze controle wilde meewerken. Ook heeft verdachte tegen [slachtoffer 1] gezegd dat het wel moest, omdat het een onderdeel was van de Pieten centrale en de GG en GD. Verdachte heeft daaraan toegevoegd dat hij ook bij de GG en GD werkte en 'dat hij op de ambulance reed of zoiets'8*. De derde keer dat verdachte aan [slachtoffer 1] vroeg of hij de liezencontrole wilde ondergaan, is [slachtoffer 1] "om het niet erger te maken" met verdachte mee gegaan.9* Dit was in oktober 2009.10*
Over de eerste liezencontrole heeft [slachtoffer 1] bij de politie het volgende verklaard: "Vervolgens is hij naar de [adres] gereden. Later heb ik gezien dat die straat zo heette. Vervolgens zijn wij het portiek binnen gegaan. Hierna gingen wij een trapje af naar de kelder. Hierna kwamen wij aan het einde van de gang aan de rechterkant bij zijn kelder. Wij gingen de kelder binnen. Ik zag dat er een tv stond, een 20-tal verhuisdozen en een aantal bestuurbare auto's. [verdachte] wees mij aan waar hij de controle bij mij zou doen. Hij wees naar mijn liezen. Ik zei tegen hem dat ik het niet wilde. Hij zei tegen mij dat als ik het zou doen dat ik er sneller van af was. Hij vertelde mij toen dat ik mijn broek naar beneden moest doen. Ik deed dat. [verdachte] vertelde mij dat ik ook mijn onderbroek naar beneden moest doen. Ik was bang omdat ik alleen met [verdachte] in die kelder was. Niemand kon ons zien of horen. Ik heb toen mijn onderbroek naar beneden gedaan. Ik zag en voelde dat [verdachte] toen met zijn hand/vingers op mijn liezen drukte. Die controle duurde iets van drie minuten. Hierna heb ik mij aangekleed en hebben wij de kelderbox verlaten."11*
Later heeft verdachte tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij elke week het 'lesprogramma' moest doen en dat dit een liezencontrole betekende. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij vervolgens wekelijks op dezelfde wijze een liezencontrole heeft ondergaan. Deze liezencontroles vonden plaats in eerdergenoemde kelder of in een kamertje in een portiekwoning op een ander adres. Na een aantal weken, ongeveer begin januari 2010, gaf verdachte tijdens de liezencontrole ook een tik met de hand/vingers tegen de penis van [slachtoffer 1]. De liezencontroles zijn op deze wijze doorgegaan tot ergens tussen 20 en 25 maart 2010, het moment dat de moeder van [slachtoffer 1] een aantal sms-berichten tussen verdachte en [slachtoffer 1] op de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] had gelezen en aangifte tegen verdachte deed.12*
In voornoemde sms-berichten werd onder meer gesproken over "LP". Desgevraagd heeft [slachtoffer 1] verklaard dat daarmee het 'lesprogramma' en dus de liezencontrole werd bedoeld.13* [slachtoffer 1] heeft tevens verklaard dat hij zijn piemel alleen heeft getoond aan verdachte omdat verdachte hem in zijn macht had en omdat hij graag Zwarte Piet wilde worden.14* [slachtoffer 1] heeft de portiekwoning en de kelderbox waar de liezencontroles hebben plaatsgevonden aangewezen aan de politie. De portiekwoning is gelegen aan de [adres] in Den Haag. De kelder hoort bij de portiekwoningen aan de [adres] in Den Haag.15* Verdachte verbleef in de ten laste gelegde periode in de woning van zijn vriendin aan de [adres] te Den Haag.16*
[slachtoffer 1] heeft over de omgang met verdachte nog het volgende verklaard: "[verdachte] haalde mij regelmatig op van school. Ik had dan niet met hem afgesproken. Hij stond er gewoon. Hij vertelde mij een smoesje zodat ik met hem mee moest rijden. Het is ook voorgekomen dat ik hem zag en dan toch de tram pakte. Hij stond mij dan vervolgens op te wachten bij de halte waar ik uitstapte."17* "Op enig moment stond hij zowat elke dag bij school."18* "Hij bleef mij bellen, achtervolgen en zocht op allerlei manieren contact."19* "Ik heb regelmatig sms-verkeer met [verdachte] gehad. Ik moest dan van hem op zijn sms-berichtjes reageren. In de sms-berichtjes wordt gesproken over geld. Dat gaat meestal over geld wat ik van hem nog tegoed had, omdat ik bij hem had gewerkt. Dat was voor hem een kans om weer de liescontrole om bij mij uit te voeren. Buiten het geld waarvoor ik had gewerkt, heb ik van [verdachte] wel eens extra geld gehad. Een keer een bedrag van tussen de 10 en 15 euro en twee keer een bedrag van een of twee euro. Ik wilde dat geld later terug betalen, maar dat nam [verdachte] niet aan."20* "Ik heb 1 pakje sigaretten van hem gekregen."21*
In het dossier zijn de in- en uitgaande sms-berichten van de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] opgenomen in de periode van 4 maart 2010 om 19:31 uur tot en met 29 maart 2010 om 22:42 uur. Enkele opmerkelijke sms-berichten van verdachte aan [slachtoffer 1] zijn:
- "(...) en je moet morgen wel je lp doen he (...)", 16 maart 2010, 21:53:44 22*;
- "En heb je nog peuke dan", 16 maart 2010, 21:54:55 23*;
- "He te wou toch knmen voor je lp morgen wel komen he", 19 maart 2010 24*.
Tijdens het onderzoek naar de bij dagvaarding 09/900931-10 ten laste gelegde feiten, werden aanwijzingen gevonden dat verdachte op enig moment ook bij [slachtoffer 2] (geboren op [datum]1994 25*) een liezencontrole zou hebben gedaan. Hierop zijn [slachtoffer 2] en zijn moeder op het politiebureau uitgenodigd voor een gesprek. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de moeder van [slachtoffer 2] op 22 januari 2011 aangifte gedaan tegen verdachte.26*
[slachtoffer 2] heeft tegenover de politie het volgende verklaard: "[verdachte] vertelde mij dat [slachtoffer 1] ook Zwarte Piet speelde en ik kreeg van hem een nummer van de Sinterklaascentrale en [verdachte] vroeg mij of ik mee wilde doen. Volgens mij zei de centrale dat ik er 50 euro mee zou verdienen. Ik sprak de centrale via MSN. Ik heb [verdachte] toen doorgegeven dat ik wilde meedoen. Ik was toen 15 jaar. Ik ben verder nog een keer alleen geweest met [verdachte], in 2010 rond februari/maart. We waren naar zijn huis geweest. We waren op de skatebaan. [verdachte] zei dat ik gekeurd moest worden voor een liestest. Die liestest heeft [slachtoffer 1] ook gedaan. [slachtoffer 1] heeft dit aan mij verteld en [verdachte] vertelde dit ook. [verdachte] legde mij uit dat als er een breukje zit in je lies, je niet mee kan doen als Zwarte Piet. Hij is geen dokter maar heeft wel eens verteld dat hij op de ambulance zit. Een week nadat hij het vertelde dat er een liezentest gedaan moest worden maakten we een afspraak. Hij haalde mij op van de skatebaan en we gingen naar zijn huis. Het is een woning nabij de [adres]. [verdachte] zei dat hij een papiertje moest pakken voor de liestest. Wij gingen naar de schuur, het was eigenlijk een kelderbox onder de flat. Aldaar gingen wij die liestest doen. Toen wij daar in de kelderbox aankwamen, moest ik mijn broek omlaag doen. [verdachte] vroeg dit aan mij. [verdachte] had de deur van de kelderbox dichtgedaan, maar niet op slot. Ik heb zelf mijn broek naar beneden gedaan. Mijn onderbroek moest ook omlaag. Ik vond dit heel raar maar heb er niets van gezegd. Ik denk dat ik er verlegen van werd en niets durfde te zeggen. Ik heb mijn onderbroek ook naar beneden gedaan. [verdachte] stond voor mij en ging op zijn hurken zitten. Ik zag en voelde dat [verdachte] met een hand in mijn liezen voelde. Dit duurde niet zo lang het was ongeveer 2 minuten. Toen [verdachte] klaar was zei hij dat het goed was en dat mijn liezen goed waren. Ik moest toen mijn broek en onderbroek aan doen. [verdachte] zei dat het 1 keer in de maand moest net als bij [slachtoffer 1]. Het is maar 1 keer gebeurd."27*
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] nog verklaard dat je een trapje af moest naar de kelder, dat je dan rechtdoor moest en dat de kelderbox zich aan het einde van de gang rechts bevond. In de kelderbox stonden allemaal dozen en bestuurbare autootjes. Verdachte legde vervolgens uit wat hij ging doen en [slachtoffer 2] moest zijn broek en onderbroek uitdoen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte met zijn vingers aan zijn liezen voelde: "Eerst de ene kant, dan de andere kant. Hij ging dan van boven naar beneden, dus ook echt op die plek tussen mijn balzak en mijn bovenbeen." Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 1] wel aan hem had verteld dat hij een liezencontrole moest doen, maar dat [slachtoffer 1] niet aan hem vertelde wat het inhield, hoe het bij hem was gegaan en op welke plaats en wanneer het bij hem was gebeurd. Tot slot heeft [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet aan de liezencontrole heeft meegedaan om sigaretten te krijgen, maar omdat verdachte hem had uitgelegd dat het belangrijk was om te controleren dat je geen scheurtjes in je liezen had, voor het rennen en springen.28*
[B], een jongen die via verdachte ook bij schoonmaakbedrijf [X] is gaan werken, heeft verklaard dat verdachte ook hem heeft gevraagd om mee te doen met de Zwarte Pieten centrale. Verdachte heeft hem verteld dat elke Zwarte Piet een liezencontrole moest doen om te kijken of de liezen sterk genoeg waren.29*
Verdachte heeft bevestigd dat hij gedurende de ten laste gelegde periode regelmatig omging met [slachtoffer 1], dat ze samen uitstapjes maakten, dat [slachtoffer 1] via hem bij het schoonmaakbedrijf werkte, dat hij hem wel eens geld en sigaretten gaf en dat hij hem vaak naar school bracht en uit school haalde.30* Verdachte heeft voorts verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 27 november 2009 als Zwarte Piet heeft laten meelopen in een optocht en dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode 15 jaar was.31* Verdachte heeft bevestigd dat hij tegenover [slachtoffer 1] net deed alsof de Zwarte Pieten centrale toen nog bestond.32* Over de kelderbox van de [adres] te Den Haag heeft verdachte verklaard dat deze vol stond met onder meer dozen en oude televisies.33*
Ten aanzien van de verdenkingen met betrekking tot [slachtoffer 2] heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 2] van de skatebaan kent, dat hij hem wel eens heeft thuisgebracht en dat hij wel eens met hem en [slachtoffer 1] naar de kermis is geweest.34*
Overwegingen en conclusie
Verdachte heeft stellig ontkend dat hij de ten laste gelegde handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gepleegd en dat hij ooit met deze twee jongens, ieder afzonderlijk, in de kelderbox bij de woning aan de [adres] te Den Haag is geweest. Volgens verdachte zou [slachtoffer 1] op enig moment van gezamenlijke kennissen hebben gehoord over een veroordeling van verdachte in het verleden voor soortgelijke feiten en is bij [slachtoffer 1] zo het verhaal over de liezencontroles door verdachte ontstaan. Verdachte ontkent tevens dat hij [slachtoffer 1] op enig moment met een mes of anderszins heeft bedreigd en dat hij foto's van de penis van [slachtoffer 1] zou hebben gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Onder feit 2 van dagvaarding 09/900931-10 is onder meer ten laste gelegd dat verdachte zou hebben gedreigd met het openbaar maken van de ontuchtige handelingen aan vrienden van [slachtoffer 1] en dat verdachte bedreigingen zou hebben geuit naar [slachtoffer 1] in combinatie met het verwijzen, tonen dan wel zichtbaar neerleggen van een mes. De rechtbank merkt op dat [slachtoffer 1] weliswaar zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris over een mes heeft verklaard, doch dat deze verklaringen op wezenlijke punten van elkaar verschillen en daarom op dit punt onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen dienen. Naast deze verklaringen van [slachtoffer 1] bevindt zich wat deze twee punten betreft in het dossier geen overig, ondersteunend bewijs. De rechtbank voegt hier nog aan toe dat, los van de vraag of op enig moment sprake is geweest van een confrontatie met een mes, het op basis van het dossier thans onvoldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] zich ten gevolge hiervan gedwongen heeft gevoeld tot het dulden van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van deze twee gedachtenstreepjes partieel vrijspreken. In het verlengde hiervan zal de rechtbank verdachte eveneens van feit 4 van dagvaarding 09/900931-10, de apart ten laste gelegde bedreiging met een mes, vrijspreken.
Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte eenmaal tijdens een liezencontrole foto's van hem zou hebben genomen, terwijl [slachtoffer 1] zijn broek en onderbroek naar beneden had. Dit verwijt komt terug in feit 1 (vijfde gedachtenstreepje), feit 2 (laatste gedachtenstreepje) en feit 3. Nu ook deze verklaring van [slachtoffer 1] geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel en [slachtoffer 1] hierover eveneens wisselend heeft verklaard, zal de rechtbank verdachte ook van dit handelen vrijspreken.
Voor wat betreft het overige bij dagvaarding 09/900931-10 onder 1 en 2 en bij dagvaarding 09/655139-11 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd over hetgeen er is gebeurd. [slachtoffer 1] heeft de kelderbox waar de controles meerdere keren hebben plaatsvonden, uitvoerig beschreven. [slachtoffer 1] heeft de exacte locatie van de kelderbox aangewezen aan de politie. Het betreft een kelderbox behorend bij een woning aan de [adres] te Den Haag. Verdachte woonde ten tijde van de ten laste gelegde feiten op dit adres. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] de portiekwoning aan de [adres] te Den Haag aangewezen. [slachtoffer 1] heeft bovendien gedetailleerd beschreven op welke wijze de liezencontroles telkens door verdachte werden uitgevoerd.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd verklaard. Zijn verklaring over de wijze waarop de liezencontrole door verdachte werd uitgevoerd en over de kelderbox waar deze controle plaatsvond, komt grotendeels overeen met die van [slachtoffer 1]. Zo verklaren beide jongens precies hetzelfde over de locatie van de kelderbox en bijvoorbeeld de aanwezigheid van bestuurbare autootjes in deze kelderbox. Ook hun omschrijving van de wijze waarop de liezencontrole plaatsvond, komt overeen. De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op die punten dan ook over en weer gebruiken als steunbewijs.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, gaat de rechtbank er niet van uit dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun verklaringen onderling op elkaar hebben afgestemd. Weliswaar heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 1] hem had verteld dat ook hij liezencontroles moest ondergaan, maar volgens [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 1] hem niet verteld wat zo'n liezencontrole precies inhield, hoe dit bij hem was gegaan en op welke plaats en wanneer het was gebeurd. Ook verder heeft hij niet met [slachtoffer 1] over de liezentest gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is het - gelet op de leeftijd van de beide jongens, de met name wat hun seksualiteit betreft kwetsbare opgroeifase waarin zij toen verkeerden en het bijbehorende schaamtegevoel - ook geenszins aannemelijk dat zij met elkaar over de liezencontrole(s) en vooral over de specifieke handelingen van verdachte daarbij hebben gesproken. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de bestanddelen 'door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding' in beide dagvaardingen, heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen. Allereerst speelt het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en beide slachtoffers een grote rol. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren ten tijde van het plegen van de feiten beiden 15 jaar, een leeftijd waarop kinderen doorgaans zeer vatbaar zijn voor beïnvloeding door ouderen.
De rechtbank acht voorts ten aanzien van [slachtoffer 1] duidelijk overwicht van verdachte aanwezig, gezien de grote hoeveelheid sms-berichten die verdachte naar [slachtoffer 1] stuurde en het gegeven dat verdachte [slachtoffer 1] regelmatig naar school bracht en weer ophaalde.
Tot slot heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte bij zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] de suggestie heeft gewekt een medische achtergrond te hebben - "op een ambulance te rijden" - waardoor het overwicht op de jongens nog werd benadrukt en hetgeen tevens misleiding met zich brengt.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
09/900931-10
1.
in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 1 april 2010 te 's-Gravenhage met [slachtoffer 1] (geboren [datum]1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het
- die [slachtoffer 1] opdragen zijn broek en onderbroek naar beneden te doen en
- vervolgens betasten van de liesstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- tikken tegen de penis van die [slachtoffer 1];
2.
in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 1 april 2010 te 's-Gravenhage door giften of beloften van geld of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, te weten
- het geven van sigaretten en/of
- het geven van (kleine) geldbedragen en/of
- het mee laten doen in de Zwarte Pietencentrale en/of
- het mee laten lopen als Zwarte Piet in een optocht
een persoon, [slachtoffer 1] (geboren op [datum]1995), waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten
- het naar beneden doen van de broek en onderbroek door die [slachtoffer 1] en
- vervolgens het betasten van de liesstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het tikken tegen de penis van die [slachtoffer 1]
van verdachte te dulden;
09/655139-11
in de periode van 1 december 2009 tot en met 31 maart 2010 te 's-Gravenhage eenmaal door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding
een persoon, [slachtoffer 2], geboren op [datum]1994 waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten,
- het naar beneden doen van de broek en onderbroek door die [slachtoffer 2] en
- vervolgens het betasten van de liesstreek van die [slachtoffer 2],
van verdachte te dulden.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte opgestelde psychologisch rapport van 31 januari 2011 van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, en het over verdachte opgestelde psychiatrisch rapport van [datum]2011 van T.V. van Lent, psychiater. Uit deze rapportages volgt onder meer dat verdachte zwakbegaafd is en een beperkt leervermogen heeft, dat bij verdachte waarschijnlijk sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met vooral afhankelijke en ontwijkende trekken en dat verdachte een laag zelfbeeld heeft. De deskundigen kunnen echter, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen uitspraak doen over zijn toerekeningsvatbaarheid ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar achten.
6. De straf
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding 09/900931-10 onder 3 en 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding 09/900931-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het hem bij dagvaarding 09/655139-11 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, een algemeen contactverbod met jongens onder de 16 jaar (waaronder ook begrepen ieder telefonisch contact en via social media), een gebiedsverbod ten aanzien van plaatsen waar over het algemeen veel jeugd aanwezig is en een verbod op het meenemen van jongens of meisjes tot 16 jaar naar de woning of kelder van verdachte of in de auto van verdachte.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Zoals in paragraaf 3.2 reeds is weergegeven, is de raadsman van verdachte primair van mening dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met hetgeen in de rapportages over verdachte is gerelateerd. In het licht van deze rapportages acht de raadsman de strafeis van de officier van justitie redelijk. De raadsman verzoekt voorts om bij een eventuele strafoplegging met een voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren op te leggen, zodat verdachte langer kan worden begeleid.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee jongens die op het moment van de bewezenverklaarde feiten 15 jaar oud waren. Verdachte wekte bij hen de indruk dat hij een Zwarte Pieten Centrale exploiteerde. In dat kader heeft verdachte deze jongens benaderd met de vraag of zij voor deze Zwarte Pieten Centrale wilden komen werken, onder meer door als zwarte piet mee te lopen in optochten. Met als argument dat de jongens als zwarte piet zouden moeten klimmen en klauteren en dat hun liezen daarom niet gebroken mochten zijn, heeft hij een zogenaamde liezencontrole bij hen uitgevoerd, waarbij hij de jongens rondom hun ontblote geslachtsdeel heeft bevoeld. Bij het ene slachtoffer is het gebleven bij één onderzoek, maar bij het andere slachtoffer heeft verdachte gedurende een periode van een aantal maanden stelselmatig liezencontroles uitgevoerd, waarbij verdachte ook meermalen met zijn hand/vingers tegen het geslachtsdeel van het slachtoffer heeft getikt. De rechtbank acht de handelingen tegenover laatstgenoemd slachtoffer des te ernstiger, nu deze gepaard gingen met een haast totale beheersing van de persoonlijke levenssfeer van deze jongen, die door verdachte bijna dagelijks naar en van school werd gebracht en gehaald en die meermalen per dag door verdachte werd bestookt met sms'jes.
Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en misbruik gemaakt van het door hen in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene op de slachtoffers had. Hij is daarbij geheel voorbijgegaan aan de psychische gevolgen van zijn handelwijze voor de slachtoffers die gelet op hun leeftijd en (seksuele) ontwikkeling in een kwetsbare positie verkeerden. Ter terechtzitting is uit de schriftelijke verklaring van één van de slachtoffers gebleken dat verdachtes handelen voor hem niet zonder gevolgen is gebleven, hetgeen zich heeft geuit in fysieke en mentale klachten.
De rechtbank vindt het handelen van verdachte des te kwalijker, nu uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2010 en uit een vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 5 maart 2007 is gebleken dat verdachte eerder voor nagenoeg dezelfde feiten is veroordeeld. Verdachte is vervolgens gedurende drie jaren begeleid door de reclassering. Ook heeft verdachte in dat kader tot 18 januari 2010 verplicht een zogeheten zedenbehandeling bij de Waag gevolgd, welke hij daarna op vrijwillige basis zou hebben voortgezet. Ondanks de waarschuwing van de eerdere veroordeling en de behandeling en begeleiding is verdachte tijdens zijn proeftijd opnieuw de fout in gegaan. De rechtbank rekent verdachte dit ernstig aan.
In de in paragraaf 5 genoemde rapportages hebben de psycholoog en de psychiater opgemerkt dat voor verdachte een behandeling gericht op het versterken van de assertiviteit en het omgaan en vermijden van situaties waarin hij in contact kan komen met minderjarigen wenselijk is. Volgens de psychiater is het voor verdachte moeilijk om af te zien van het contact met minderjarigen vanwege de combinatie van angst om afgewezen te worden behoefte aan aandacht en de cognitieve beperkingen van verdachte. Van minderjarigen ontving verdachte wel de door hem gezochte waardering en het aanzien, door hen bijvoorbeeld geld of goederen te geven of zich anderszins dienstbaar op te stellen. De deskundigen kunnen, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen uitspraak doen over de kans op herhaling.
De rechtbank acht het, terwijl zij daarbij de door de psycholoog en de psychiater vastgestelde zwakbegaafdheid van verdachte niet uit het oog verliest, zorgwekkend dat verdachte ter terechtzitting geen enkel blijk heeft gegeven van enig schuldbesef of inzicht in de verwerpelijkheid van zijn handelen. Wel heeft verdachte verklaard positief tegenover een nieuwe behandeling bij de Waag te staan. Gelet op het feit dat een behandeling en een proeftijd na de vorige veroordeling van verdachte niet hebben kunnen voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in is gegaan, is de rechtbank zeker niet gerust op de toekomst.
Gelet op de ernst van de feiten en de documentatie van verdachte is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal overgaan tot het opleggen van een zwaardere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd. Anders dan de officier van justitie, heeft de rechtbank de vorige veroordeling en het feit dat verdachte ondanks een langdurige behandeling opnieuw dezelfde soort feiten heeft gepleegd zeer zwaar laten meewegen in de strafmaat.
De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte er nogmaals van te trachten te weerhouden zich in de toekomst aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact opleggen, een contactverbod met de slachtoffers en een gebiedsverbod ten aanzien van de skatebaan waar de slachtoffers zich blijkens het dossier regelmatig hebben opgehouden. Ook ziet de rechtbank in het bovenstaande aanleiding een proeftijd voor de duur van 3 jaren op te leggen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[gemachtigde] heeft, als gemachtigde van [slachtoffer 1], adres: [adres], ten aanzien van dagvaarding 09/900931-10 een vordering benadeelde partij ingediend ter zake van de vordering tot vergoeding van immateriële schade, groot € 1.155,00.
De benadeelde partij is ter terechtzitting bijgestaan door mr. H.P.J. van der Eerden, advocaat te 's-Gravenhage.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen tot een bedrag van € 950,00 nu hij heeft gerekwireerd tot vrijspraak van zowel het onder feit 2 als feit 4 ten laste gelegde geweldselement.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 950,00, subsidiair 19 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1].
7.2 Het standpunt van de benadeelde partij
De raadsman van de benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat verdachte van mening is dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank de vordering aanzienlijk te matigen gelet op de financiële positie van verdachte.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding 09/900931-10 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 950,00 toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding 09/900931-10 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 950,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 246 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding 09/900931-10 onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding 09/900931-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en het bij dagvaarding 09/655139-11 ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 09/900931-10 feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding 09/900931-10 feit 2:
door giften of beloften van geld of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden;
ten aanzien van dagvaarding 09/655139-11:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt begeleiding door en/of (ambulante) behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en diens familie;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal zoeken of hebben met [slachtoffer 2];
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal ophouden in de omgeving van het skatepark aan [adres] te 's-Gravenhage;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 950,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 950,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid - Verhage, voorzitter,
mr. M.C. Bruining en mr. E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. van Heemst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2011.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreffen dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Haaglanden, genummerd PL15J2 2010065759-1, met bijlagen, blz. 1 t/m 109, d.d. 4 november 2010, of van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Haaglanden, genummerd PL15J2 2010065759-1, met bijlagen, blz. 1 t/m 24, d.d. 11 november 2010 en blz. 25 t/m 64, d.d. 23 januari 2011.
2* Proces-verbaal relaas, blz. 4 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
3* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 34 (in de personalia) van het proces-verbaal van 4 november 2010.
4* Verslag informatief gesprek zeden, blz. 19 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
5* Proces-verbaal van aangifte, blz. 22 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
6* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 35 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
7* Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, d.d. 9 februari 2011, alinea 4.
8* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 35 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
9* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 36 en 47 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
10* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 47 van het proces-verbaal van 4 november 2010; proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, d.d. 9 februari 2011, alinea 13.
11* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 36 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
12* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 37 en 39 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
13* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 40 van het proces-verbaal van 4 november 2010; proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, d.d. 9 februari 2011, alinea 26.
14* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 40 en 43 van het proces-verbaal van 4 november 2010; proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, d.d. 9 februari 2011, alinea 17.
15* Proces-verbaal van bevindingen, blz. 52 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
16* Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 56 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
17* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 39 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
18* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 47 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
19* Proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, d.d. 9 februari 2011, alinea 17.
20* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 40 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
21* Proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, d.d. 9 februari 2011, alinea 5.
22* Een geschrift, te weten een device report SMS, blz. 92 (tweede sms-bericht) van het proces-verbaal van 4 november 2010.
23* Een geschrift, te weten een device report SMS, blz. 92 (vierde sms-bericht) van het proces-verbaal van 4 november 2010.
24* Een geschrift, te weten een device report SMS, blz. 101 (eerste sms-bericht) van het proces-verbaal van 4 november 2010.
25* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 48 (in de personalia) van het proces-verbaal van 23 januari 2011.
26* Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 53 van het proces-verbaal van 23 januari 2011.
27* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 49 en 50 van het proces-verbaal van 23 januari 2011.
28* Proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, d.d. 21 april 2011, alinea's 11, 12, 14, 15, 17, 23, 24 en 25.
29* Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 57 (eerste en vijfde alinea) van het proces-verbaal van 23 januari 2010.
30* Verklaring verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2011.
31* Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 57 en 64 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
32* Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 66 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
33* Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 63 van het proces-verbaal van 4 november 2010.
34* Verklaring verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2011; proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 61 en 62 van het proces-verbaal van 23 januari 2011.