Onderhavig verzoek tot opheffing van de ongewenstverklaring strekt tot opheffing van die ongewenstverklaring en niet tot (langdurig) verblijf hier te lande. Opheffing van de ongewenstverklaring heeft niet tot gevolg dat eiser hier te lande (langdurig) verblijf wordt toegestaan; hij zal Nederland nog steeds dienen te verlaten. Door de opheffing van de ongewenstverklaring zou eiser wel in staat kunnen zijn zijn familie- en gezinsleden in Nederland te bezoeken door middel van kort verblijf en aldus invulling kunnen geven aan de uitoefening van het familie- en gezinsleven. In dit licht bezien kunnen vraagtekens worden geplaatst bij het belang van de door verweerder relevant geachte feiten en omstandigheden dat niet wordt voldaan aan het middelenvereiste en dat niet is gebleken dat eiser hier te lande een intensief sociaal en/of cultureel leven onderhield, omdat deze feiten en omstandigheden veeleer duiden op een beoordeling van de situatie dat eiser langdurig verblijf beoogt in Nederland. Niettemin bestaat geen grond voor het oordeel dat de door verweerder gemaakte belangenafweging als geheel in rechte onhoudbaar is. Niet ten onrechte heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de belangen van eiser, gelegen in het hier te lande kunnen uitoefenen van het familie- en gezinsleven, niet opwegen tegen het algemeen belang dat – ook in de situatie van kort verblijf hier te lande – is gediend met de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten.