E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP9031
LJN BP9031, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 10-38741

Inhoudsindicatie:

Ten aanzien van de voorwaarde van fysieke overdracht van eiseres aan een behandelaar in het land van herkomst overweegt de rechtbank het volgende. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling dat verweerder reeds bij het nemen het besluit zich ervan dient te vergewissen dat het mogelijk is dat bij de daadwerkelijke verwijdering van de vreemdeling aan die voorwaarde wordt voldaan. Verweerder kan die vraag niet uitstellen tot het moment dat daadwerkelijk tot verwijdering wordt overgegaan (LJN BF0506). Uit de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2009 (LJN: BH4185) volgt dat ten tijde van het besluit geregeld en gegarandeerd dient te zijn dat bij de verwijdering van de vreemdeling een directe fysieke overdracht zal plaatsvinden. Uit de uitspraken van de Afdeling van 1 december 2010 (LJN: BO6324) en 27 december 2010 (nr. 201005097/1/V2, www.raadvanstate.nl) blijkt evenwel dat aan voormelde vergewisplicht is voldaan indien in het besluit onder meer inzichtelijk is gemaakt met welke concreet bij naam genoemde behandelaar in het land van herkomst contact zal worden opgenomen teneinde aan de door het BMA gestelde voorwaarde van fysieke overdracht en directe voortzetting van de behandeling te voldoen en de toezegging is gedaan dat uitzetting van de vreemdeling niet zal plaatsvinden indien die fysieke overdracht niet geregeld kan worden, en dat deze vergewisplicht niet zover strekt dat ten tijde van het besluit de fysieke overdracht en de directe voortzetting van de behandeling, voor zover dit feitelijk al mogelijk zou zijn, geregeld en gegarandeerd dient te zijn. De rechtbank volgt dit oordeel van de Afdeling en maakt het tot de hare. Daarbij begrijpt de rechtbank de zinsnede “concreet bij naam genoemde behandelaar” aldus dat ook volstaan kan worden met de naam van de instelling waar de behandeling plaats kan vinden.

In het onderhavige geval heeft verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van de voormelde voorwaarde onder meer op het volgende gewezen. Verweerder heeft zich laten informeren door DT&V. Voordat de fysieke overdracht plaatsvindt wordt de medische overdracht namelijk geregeld door de DT&V. Als de medische overdracht niet geregeld kan worden, zal de vreemdeling niet worden uitgezet. Uitvoering van het BMA-advies betekent dat voor de uitzetting contact zal worden gelegd met de behandelaar in Iran. Met de behandelaar in Iran worden afspraken gemaakt over de datum en de wijze waarop de medische behandeling wordt overgedragen. Er is ervaring met zaken waarin de medische overdracht is geregeld en de uitzetting heeft plaatsgevonden. Derhalve bestaat geen aanleiding om op voorhand te concluderen dat eiseres na aankomst in het land van herkomst niet aan een medische behandelaar overgedragen zal kunnen worden voor de continuering van de voor eiseres noodzakelijke medische behandeling, aldus verweerder. Uit BMA-advies volgt voorts dat behandeling kan worden geboden in Lavasani General Hospital en Emam Hossein General Hospital te Theran.

De rechtbank is van oordeel dat, bezien in het licht van de eerdergenoemde uitspraken van de Afdeling van 1 en 27 december 2010, verweerder met het vorenstaande in het algemeen aan zijn vergewisplicht zou hebben voldaan. Echter, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de op verweerder rustende vergewisplicht zover strekt dat verweerder een beginselverklaring omtrent de behandeling van eiseres van de instelling waar de behandeling van eiseres te zijner tijd kan plaatsvinden, dient te verkrijgen. Juist in deze zaak, gelet op de medische problematiek en het suïcidegevaar, alsmede de onrust die bij eiseres zal worden veroorzaakt elke keer dat zij geconfronteerd zal worden met uitzetting, zoals door de gemachtigde van eiseres ter zitting onweersproken is gesteld, is het van belang dat eiseres weet waar zij aan toe is. Nu verweerder niet inzichtelijk heeft kunnen maken dat van het vorenstaande rekenschap is gegeven in het bestreden besluit, schiet de motivering van dat besluit in zoverre tekort. Beroep gegrond.

Vernietiging in hoger beroep, ABRS, 12-06-2012, nr. 201104665/1/V2.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie