De rechtbank heeft oog voor het feit dat verweerders beleid inhoudt dat omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg betreffen niet worden betrokken bij het beoordelen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking medische behandeling. Echter, verweerder werpt eiseres tegen dat de vraag of eiseres mantelzorg behoeft niet langer aan de orde is omdat zowel in Armenië en Georgië zorg aanwezig is in een instelling en in de vorm van thuiszorg. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn beleid terzake mantelzorg (B8/4 van de Vc 2000) de vreemdeling uitdrukkelijk in de gelegenheid stelt om aan te geven of er personen aanwezig zijn in het land van herkomst die in staat moeten worden geacht mantelzorg te verlenen. Nu eiseres is aangewezen op mantelzorg en duidelijk is dat eiseres in Georgië geen reële kans heeft op de voor haar benodigde zorg in een instelling of in de vorm van thuiszorg, komt het beleid inzake feitelijke toegankelijkheid van medische zorg geen betekenis toe. Verweerder erkent immers dat eiseres is aangewezen om mantelzorg, maar dat daarin kan worden voorzien door opname in een instelling of in de vorm van thuiszorg. Nu het beleid inzake mantelzorg de feitelijke beschikbaarheid in het land van herkomst wél relevant acht, kan verweerder, nu verweerder als alternatief voor de mantelzorg opname in een instelling of thuiszorg voorstelt, vervolgens niet met succes een beroep doen op zijn beleid inzake feitelijke toegankelijkheid