Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 10-2274 (zaak 1) en FA RK 11-1701 (zaak 2)
Zaaknummers: 362268 (zaak 1) en 388707 (zaak 2)
Datum beschikking: 27 oktober 2011
Scheiding en gezagsuitoefening
Beschikking op het op 19 maart 2010 ingekomen verzoek (in zaak 1 - scheiding) van:
[naam 1] ,
de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. van den Bout te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
in welke zaak als belanghebbende wordt aangemerkt:
[naam 2]
de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: thans mr. P. Montanus te ’s-Gravenhage, voorheen mr. L.H.M. Zonnenberg te’s-Hertogenbosch,
en op het op 28 februari 2011 ingekomen verzoek (in zaak 2 - gezagsuitoefening) van:
[naam 2]
de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: thans mr. P. Montanus te ’s-Gravenhage, voorheen mr. L.H.M. Zonnenberg te’s-Hertogenbosch,
in welke zaak als belanghebbende wordt aangemerkt:
[naam 1] ,
de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. van den Bout te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
In zaak 1 (scheiding)Bij beschikking van deze rechtbank van 4 november 2010 is, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, is de voorlopige zorg- en contactregeling zoals die bij de voorlopige voorzieningen-beschikking van 22 februari 2010 was vastgesteld gewijzigd en is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht om een onderzoek te verrichten dat betrekking heeft op de vraag wat het belang van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats 1] , inzake het al dan niet eenhoofdig gezag, de hoofdverblijfplaats en een definitieve zorg- en contactregeling c.q. omgangsregeling. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de gezagsvoorziening, de hoofdverblijfplaats, de (definitieve) zorg- en contactregeling c.q. de omgangsregeling, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de proceskosten is aangehouden.
Tevens is bij de beschikking van 4 november 2010 in het kader van het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen (zaak 361204, FA RK 10-1911) een voorlopige zorg- en contactregeling tussen partijen en de minderjarige vastgesteld.
In deze zaak heeft de rechtbank vervolgens de volgende stukken ontvangen:
-
het rapport van de raad van 28 juni 2011, kenmerk [kenmer] ;
-
het aanvullend verzoek van de zijde van de man van 11 augustus 2011;
-
het nader verweerschrift met aanvullende verzoeken van de zijde van de man, eveneens van 11 augustus 2011.
In zaak 2 (gezagsuitoefening)
De rechtbank heeft in deze zaak kennisgenomen van de stukken, waaronder:
-
het verzoekschrift van de vrouw;
-
het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 18 april 2011;
-
het nader verweerschrift met aanvullend verzoek van de man van 11 augustus 2011.
In de zaken 1 en 2
De rechtbank heeft in beide zaken vervolgens de volgende stukken ontvangen:
-
de brief van 15 augustus 2011, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
-
de brief van 17 augustus 2011, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
-
de brief van 22 augustus 2011, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
-
het faxbericht van 24 augustus 2011, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
-
de faxberichten van 24 augustus 2011, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 25 augustus 2011 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet in de vorm van een gecombineerde behandeling van zowel de onderhavige verzoeken, als het verzoek tot ondertoezichtstelling (398475, JE RK 11-1866). Op het verzoek tot ondertoezichtstelling is bij afzonderlijke beschikking van heden beslist.
Ter terechtzitting zijn verschenen: beide partijen met hun advocaten, mevrouw [tolk] , tolk in de Engelse taal voor de vrouw, namens de raad mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] en namens de [gecertificeerde instelling] de heer [naam 5] . Van zowel de zijde van de man als van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Verzoek en verweer
In zaak 1(scheiding)
Naast de in de eerdere beschikking vermelde verzoeken heeft de man nog aanvullend verzocht om:
I. indien de rechtbank van oordeel is dat een van partijen met het eenhoofdig gezag
dient te worden belast, hem met het eenhoofdig gezag te belasten;
II. indien de rechtbank van oordeel is dat aanvullend forensisch onderzoek nodig is
om te bepalen of een van partijen belast dient te worden met het eenhoofdig gezag, aanvullende forensische diagnostiek te bepalen in plaats van mediation ;
III. (met verwijzing naar productie 29 bij zijn aanvullend verzoek d.d. 11 augustus 2011) de zorgregeling voor 2012 vast te stellen;
IV. de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen;
V. de vrouw te veroordelen de juridische kosten van de man te betalen, zoals
omschreven in productie 22 bij zijn aanvullend verzoek d.d. 11 augustus 2011, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank redelijk acht.
Voorts heeft de man nog verzocht om te bepalen dat:
VI. de vrouw in de toekomst 50% van de kosten van de dagopvang of de BSO dient te
voldoen aan de man, inclusief kostenverhoging als deze schriftelijk wordt
onderbouwd door de man, alsmede dat de vrouw de achterstallige betalingen over
2011 ter hoogte van € 417,87 (te weten 9 maal € 46,43 per maand) alsnog dient te
voldoen vóór 1 oktober 2011;
VII. partijen nacalculaties in kinderopvangtoeslag bij helfte verdelen (terugbetalingen
dan wel vorderingen), alsmede dat de vrouw de navordering van € 559,- (te weten
50% van de nacalculatie kinderopvangtoeslag 2009 ad € 1.118,-) vóór
1
oktober 2011 aan de man dient te betalen;
VIII.
de vrouw een vergoeding van de juridische kosten (geschat op € 1.000,-) moet
betalen die deze onredelijke weigering tot betalen van de dagopvangkosten heeft
veroorzaakt bij de man.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken van de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
In zaak 2 (gezagsuitoefening)
De vrouw heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht:- primair: de door de rechtbank bij beschikking van 4 november 2010
vastgestelde voorlopige zorgregeling te wijzigen aan de hand van het nog nader door de vrouw in de procedure te brengen advies op maat van [naam 6] ;
- subsidiair: de door de rechtbank bij beschikking van 4 november 2010
vastgestelde voorlopige zorgregeling te wijzigen zoals door de vrouw verzocht onder punt 162 van haar verzoekschrift;
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Hij heeft daarnaast verzocht om de vrouw te veroordelen tot het betalen van de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van de man, nader op te geven bij de mondelinge behandeling, alsmede een bedrag van € 3.750,- als (schade)vergoeding wegens ter zake gemiste arbeidsinkomsten, dan wel zodanige bedragen als vergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand en proceskosten enerzijds en vergoeding voor gemiste arbeidsinkomsten als de rechtbank juist en redelijk acht.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht om:
bepalen of reeds bepaalde perioden, waarin de minderjarige bij de vrouw verblijft
en met haar mee mag gaan naar de Verenigde Staten van Amerika, uiterlijk om 13.30 uur op de einddatum van elke zodanige periode de minderjarige af te geven aan de man, zulks op straffe van een door de vrouw aan de man te verbeuren onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000,- per reis, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist en redelijk acht;
verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, aan de vrouw op te leggen, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist en redelijk acht;
met veroordeling van de vrouw in de proceskosten van de man, een en ander voor zover
mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Voorts heeft de man verzocht om te bepalen dat de minderjarige naar de Nederlandse basisschool “ [basisschool 1] ” te [plaats] zal gaan (dan wel aan de man vervangende toestemming te geven om zulks te realiseren),waaraan de vrouw haar medewerking heeft te verlenen dan wel in elk geval zulks heeft te gedogen.
De vrouw heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vrouw verzocht om:
a. – in plaats van het opleggen van forensische mediation of het onder toezicht stellen
van de minderjarige – benoeming van een bijzonder curator door de rechtbank teneinde vanuit het belang van de minderjarige te bezien welke gezagsvoorziening, hoofdverblijfplaats en zorgregeling het meest in het belang van de minderjarige is;
– indien de rechtbank onderhavige procedure voor een langere periode aanhoudt en
in die periode geen wijzigingen aanbrengt in de gelijke verdeling van de zorg voor de minderjarige – vaststelling van het door de vrouw voorgestelde zorgschema voor de periode van 27 augustus 2011 tot 23 maart 2012 (welk schema de vrouw bij haar aanvullend verzoek van 17 augustus 2011 heeft aangepast aan de tussen partijen bereikte overeenstemming op dit punt), alsmede vaststelling van de haal- en brengtijden zoals door de vrouw voorgesteld;
te bepalen dat dan wel aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om te realiseren dat de minderjarige naar een internationale basisschool gaat, bij voorkeur de [basisschool 2] ;
te bepalen dat de ouder die de minderjarige heeft incidenteel mag beslissen om hem niet naar de crèche te brengen.
Feiten
De beschikking van echtscheiding is op [echtscheiding] 2010 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De raad heeft in voornoemd raadsrapport naar voren gebracht dat het van groot belang is dat partijen zich wenden tot een forensisch mediator . Hiermee samenhangend heeft de raad geadviseerd om de beslissingen over het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling voor een periode van zes maanden aan te houden. Daarnaast ziet de raad onvoldoende aanleiding om de gezagsvoorziening, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling op dit moment te wijzigen.
Partijen kunnen zich beiden niet vinden in het advies van de raad om zich te wenden tot een forensisch mediator. De man heeft verzocht om partijen te verwijzen naar forensische diagnostiek (en in dat verband nader onderzoek te doen verrichten naar de psychische gesteldheid van de vrouw). De vrouw heeft verzocht om een bijzonder curator te benoemen. Ter terechtzitting is door de vrouw naar voren gebracht dat een eventueel onderzoek in het kader van de diagnostische evaluatie van een of beide partijen in relatie tot en als opvoeders van de minderjarige, door een psycholoog zou moeten plaats vinden. Ook zou er met betrekking tot de man een risico-taxatie dienen plaats te vinden
Gezag
Ingevolge artikel 1:251a, eerste lid, BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Beide partijen hebben het eenhoofdig gezag over de minderjarige verzocht en (subsidiair) verzocht om alvorens een definitieve beslissing over het gezag te nemen, nader onderzoek te laten verrichten als hiervoor weergegeven. De rechtbank constateert dat er sprake is van een ernstig verstoorde verstandhouding tussen partijen, waarbij zij elkaar over en weer diskwalificeren als ouder. De verstandhouding tussen partijen is de afgelopen periode alleen maar verslechterd. Er zijn inmiddels acht procedures door hen aangespannen, waarvan er drie nog lopen. Partijen hebben een diepgeworteld wantrouwen jegens elkaar. Zo vreest de man bijvoorbeeld dat de vrouw de minderjarige zal ontvoeren naar de Verenigde Staten van Amerika en vreest de vrouw voor seksueel misbruik van de minderjarige door de man. De rechtbank heeft – gelet op hetgeen partijen elkaar over en weer verwijten - niet de verwachting dat door een verwijzing van partijen naar een forensisch mediator, naar forensische diagnostiek, door de benoeming van een bijzonder curator of door het laten uitvoeren van een risico-taxatie van de man deze slechte verstandhouding, de wederzijdse diskwalificatie en de met dit alles gepaard gaande slechte communicatie, zal worden verbeterd. Gelet hierop zal de rechtbank de raad niet volgen in haar advies en zullen de verzoeken van partijen tot nader onderzoek en bemiddeling worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de minderjarige klem of verloren is geraakt tussen de ouders. Deze ernstige bedreiging voor de minderjarige heeft de rechtbank ertoe gebracht hem bij afzonderlijke beschikking d.d. heden onder toezicht te stellen. De rechtbank heeft niet de verwachting dat de verstandhouding en communicatie tussen partijen binnen afzienbare tijd zal verbeteren. Ook de omstandigheid dat in deze beschikking de hoofdverblijfplaats bij de vrouw wordt bepaald en het contact tussen de man en de minderjarige zal worden beperkt is onvoldoende om de klemsituatie van de minderjarige te doorbreken. De slechte verstandhouding en het gebrek aan communicatie heeft zijn weerslag op de minderjarige. Zo strijden partijen thans over details van de (voorlopige) zorg/omgangsregeling, over de inschrijving op een basisschool en over de tandartskeuze. De rechtbank overweegt dat er in het leven van de minderjarige nog vele gezagsbeslissingen zullen moeten volgen. Het is niet in het belang van de minderjarige indien de ouders bij dergelijke gezagsbeslissingen telkens de strijd aangaan. Derhalve is het in het belang van de minderjarige noodzakelijk om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Daarmee moet één van de ouders met het eenhoofdig gezag worden belast.
Dit betekent dat de rechtbank moet kiezen tussen de beide ouders en moet nagaan bij wie de minderjarige, ook op langere termijn, het beste af is. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van de minderjarige dat de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over hem.
Hiertoe wordt overwogen dat de vrouw twee kinderen uit een eerdere relatie heeft opgevoed, en niet is gebleken dat zij hierin is tekortgeschoten. Hoewel de onderhavige periode voor de vrouw stresserend is, is niet komen vast te staan dat zij niet in staat is om de minderjarige op te voeden en te verzorgen.
Hoewel evenmin gebleken is dat de man niet in staat zou zijn de minderjarige op te voeden en hij zich zeer betrokken bij de minderjarige toont, staat vast dat hij in het verleden tweemaal is veroordeeld voor het plegen van ontucht met minderjarigen In de afweging die de rechtbank moet maken spreken deze veroordelingen niet in zijn voordeel. Dat niet is komen vast te staan dat de man de minderjarige seksueel heeft misbruikt en dat de man al lang geleden professionele hulp gezocht teneinde herhaling van de eerder gepleegde ontucht te voorkomen, maakt dit niet anders. Aan de zijde van de vrouw is niet gebleken van contra-indicaties om haar met het eenhoofdig gezag te belasten. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarige belasten, onder afwijzing van het verzoek hiertoe van de man.
Hoofdverblijfplaats minderjarige
Nu het eenhoofdig gezag over de minderjarige aan de vrouw zal worden toegekend, zal ook de hoofdverblijfplaats bij haar worden bepaald. De vrouw is, als gezagdragende ouder, beter in staat de beslissingen over de minderjarige te nemen wanneer de minderjarige bij haar zijn hoofdverblijfplaats heeft. Het verzoek van de man tot het vaststellen van de hoofdverblijfplaats bij hem, zal worden afgewezen.
Omgangsregeling en kinderopvang
De rechtbank acht het – gelet op de ernstig verstoorde verstandhouding tussen partijen – in het belang van de minderjarige dat er een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige wordt vastgesteld waarin zo min mogelijk wisselmomenten en contactmomenten tussen partijen voorkomen. De rechtbank zal dan ook een regeling vaststellen waarbij de minderjarige eens per veertien dagen van donderdag na de kinderopvang/uit school, danwel vanaf 17.30 uur als de minderjarige niet naar de kinderopvang/school gaat, tot maandag naar de kinderopvang/school bij de man verblijft. De man zal de minderjarige ophalen van de kinderopvang/school en tevens zorgdragen voor het brengen naar de kinderopvang/de school. In het geval de minderjarige voorafgaand aan het omgangsweekend bij de vrouw verblijft, dan wel na afloop van het omgangsweekend niet naar de kinderopvang/school hoeft te gaan, haalt, dan wel brengt, de man de minderjarige bij de vrouw. Voor het halen zal in beginsel 17.30 uur worden aangehouden.
Daarnaast zal een vakantieregeling gelden waarbij de minderjarige de helft van de schoolvakanties en feestdagen, waarvan niet langer dan twee weken aaneengesloten, bij de man is.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de ouder bij wie de minderjarige verblijft incidenteel mag beslissen om hem niet naar de kinderopvang te brengen. Nu de vrouw, zoals hiervoor bepaald, het éénhoofdig gezag zal toekomen staat de vrouw het in beginsel vrij hier zelfstandig beslissingen over te nemen, zodra dit éénhoofdig gezag definitief is. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen partijen, het feit dat het éénhoofdig gezag (nog) niet definitief is, en de hiervoor vastgestelde omgangsregeling ziet de rechtbank in dit verzoek nog enig belang. De rechtbank zal het verzoek toewijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de minderjarige gewend is om drie dagen per week na de kinderopvang te gaan. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat partijen deze frequentie, mede in het belang van de minderjarige, zullen aanhouden. De ouder bij wie de minerjarige verblijft kan natuurlijk besluiten de minderjarige niet naar de kinderopvang te laten gaan, indien hij conform het beleid van het kinderdagverblijf wegens ziekte die dag niet mag komen of als het kinderdagverblijf dicht is. Daarnaast acht de rechtbank het redelijk dat, wederom in incidentele gevallen, bij bijzondere omstandigheden de minderjarige niet naar de kidneropvang gaat.
Van partijen wordt verwacht dat zij hun (werk)verplichtingen zo regelen dat van voornoemde regeling niet wordt afgeweken. Partijen worden geacht deze omgangsregeling strikt na te leven. Deze regeling zal ingaan op 1 januari 2012. Tot 1 januari 2012 heeft de regeling te gelden zoals die bij voornoemde beschikking van 4 november 2010 is vastgesteld.
Dwangsom bij verblijf minderjarige in Verenigde Staten van Amerika
Ter waarborging van het recht op omgang dat de man met de minderjarige heeft, ziet de rechtbank aanleiding om – conform het verzoek hiertoe van de man – te bepalen dat de vrouw gehouden is om, indien zij met de minderjarige naar de Verenigde Staten van Amerika is, de minderjarige uiterlijk om 13.30 uur op de einddatum van elke zodanige periode af te geven aan de man, waarbij het vanzelfsprekend is dat dat alleen geldt voor dagen waarop de minderjarige ingevolge de hier weergegeven omgangsregeling bij de man hoort te zijn, zulks op straffe van een door de vrouw aan de man te verbeuren onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000,- per reis, met een maximum van € 1.500.000,-..
Kosten kinderopvangDe vrouw heeft ter terechtzitting ingestemd met het verzoek van de man betreffende de kosten van de kinderopvang. Dit houdt in dat:- de vrouw de helft van de kosten van de kinderopvang/BSO aan de man zal betalen,
inclusief kostenverhogingen als deze schriftelijk door de man worden onderbouwd;
-
de vrouw aan de man de achterstallige betalingen over 2011 ter hoogte van € 417,87 zal betalen;
-
partijen nacalculaties in kinderopvangtoeslag (terugbetalingen door dan wel aan de
belastingdienst) bij helfte zullen verdelen ,alsmede dat de vrouw haar aandeel in de
navordering over 2009, te weten een bedrag van € 559,- aan de man zal betalen.
De rechtbank zal aldus beslissen, waarbij de vrouw voornoemde achterstallige betalingen over 2011 ad € 417,87 en voornoemde navordering ad € 559,- vóór 1 december 2011 aan de man dient te betalen.
Bijzondere voorwaarden
De man heeft oplegging van een tweetal bijzondere voorwaarden aan de vrouw verzocht.
1.
Overeenkomst met betrekking tot procederen/blokkaderecht reizen Verenigde Staten van Amerika/controleerbare ticketinformatie
Het verzoek van de man om geplande reizen naar de Verenigde Staten van Amerika te blokkeren, zolang de vrouw blijft volharden in haar weigering om de overeenkomst te tekenen, welke is gevoegd als bijlage 11 bij het verweerschrift met zelfstandige verzoeken ingekomen d.d. 15 april 2011, zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Immers, de vrouw krijgt al bij de onderhavige beschikking het eenhoofdig gezag over de minderjarige toegewezen en ook wordt zijn hoofdverblijfplaats bij haar bepaald.
Wel dient de vrouw, uit hoofde van haar informatieplicht jegens de man en de omgangs-regeling die tussen de man en de minderjarige zal worden vastgelegd, minimaal een week voor zij met de minderjarige naar de Verenigde Staten van Amerika vertrekt, aan hem controleerbare ticketinformatie te verschaffen.
2.
Amerikaans paspoort minderjarigeDe man heeft verzocht om de vrouw te verplichten om het Amerikaanse paspoort van de minderjarige bij de man in bewaring te geven, waarbij de man verplicht is om dit Amerikaanse paspoort af te staan aan de vrouw ten behoeve van en gedurende reizen naar de Verenigde Staten.
De rechtbank ziet – mede gelet op de beslissing ten aanzien van het gezag van de minderjarige en het feit dat de door de man verzochte dwangsom wordt toegewezen - geen aanleiding om de vrouw te verplichten om het Amerikaanse paspoort van de minderjarige bij de man in bewaring te geven, zodat het verzoek hiertoe van de man zal worden afgewezen.
Inschrijving (internationale) basisschool
Nu de vrouw zal worden belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige mag zij, zodra dit eenhoofdig gezag definitief is, alleen hierover beslissen. Echter, de minderjarige wordt op [geboortedag] 2012 vier jaar, zodat hij vanaf dat moment naar school zal gaan. Aangezien het eenhoofdig gezag dan wellicht nog niet definitief is, en wel duidelijk moet zijn waar hij dan naar school zal gaan, zal de rechtbank een voorziening geven voor die situatie.
Het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor plaatsing op een internationale school zal worden afgewezen, reeds omdat daarmee hoge kosten zijn gemoeid en niet is komen vast te staan dat beide partijen in staat zijn (een deel van) die kosten te dragen, terwijl de vrouw ook niet onvoorwaardelijk heeft aangeboden die kosten voor haar uitsluitende rekening te nemen. Het verzoek van de man om de minderjarige in te schrijven op de basisschool [basisschool 1] zal - gezien het voorgaande - worden toegewezen. Voorlopig kan de ontwikkeling van de Engelse taal bij de minderjarige voldoende worden gewaarborgd door de moeder.
Proceskosten en overige kosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld. Ook ten aanzien van de overige door de man opgevoerde kosten, ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat in familiezaken iedere partij haar eigen kosten draagt, te meer nu onvoldoende is onderbouwd waarom de vrouw deze door de man beweerdelijk gemaakte kosten zou moeten dragen. De rechtbank zal daarom beslissen als hierna te melden.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om deze beschikking gedeeltelijk niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het is de rechtbank bekend dat het in zaken als deze mogelijk is om – in het geval hoger beroep van deze beschikking wordt ingesteld – een spoedbehandeling bij het hof te vragen.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat voortaan alleen aan de vrouw het gezag zal toekomen over de minderjarig [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats 1] ;
bepaalt dat de minderjarige de hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw;
stelt, met ingang van 1 januari 2012, een omgangsregeling vast waarbij de minderjarige bij de man verblijft: een keer per veertien dagen van donderdag na de kinderopvang/uit school danwel vanaf 17.30 uur als de minderjarige niet naar de kinderopvang gaat, tot maandag naar de kinderopvang/school, waarbij de man haalt en brengt, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen, waarvan niet langer dan twee weken aaneengesloten en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de ouder bij wie de minderjarige verblijft in incidentele gevallen mag bepalen het kind niet naar de kinderopvang te laten gaan;
bepaalt dat de vrouw gehouden is om, indien zij met de minderjarige naar de Verenigde Staten van Amerika is, de minderjarige uiterlijk om 13.30 uur op de einddatum van elke zodanige periode – indien dat een dag is waarop de minderjarige bij de man zal zijn ingevolge de omgangsregeling - af te geven aan de man, zulks op straffe van een door de vrouw aan de man te verbeuren onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000,- per reis, tot een maximum van € 1.500.000,- en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de vrouw minimaal een week voor zij met de minderjarige naar de Verenigde Staten van Amerika vertrekt controleerbare ticketinformatie dient te verschaffen aan de man en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
verleent de man toestemming, welke de toestemming van de vrouw vervangt, om de minderjarige in te schrijven op de basisschool [basisschool 1] te [plaats] en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat:
- de vrouw de helft van de kosten van de kinderopvang/BSO aan de man zal
betalen, inclusief kostenverhogingen als deze schriftelijk door de man worden onderbouwd;
- de vrouw de achterstallige betalingen over 2011 ter hoogte van € 417,87
vóór 1 december 2011 aan de man zal betalen;
- partijen nacalculaties in kinderopvangtoeslag bij helfte zullen verdelen
(terugbetalingen door dan wel nabetalingen aan de belastingdienst) alsmede dat de vrouw de navordering ten bedrage van € 559,- vóór 1 december 2011 aan de man zal betalen;
en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten en overige kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. de Wit, M.J. Alt-van Endt, en A.M.A. Keulen, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. G. Kolkman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2011.