Niet is gebleken dat eisers Slowaakse echtgenote zich heeft begeven naar, heeft verbleven of verblijft in een andere lidstaat dan waarvan zij de nationaliteit bezit. Naar het oordeel van de rechtbank is Richtlijn 2004/38/EG reeds daarom niet van toepassing op eiser. Uit de bewoordingen van artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 2004 /38/EG blijkt immers dat het EU-recht pas van toepassing is wanneer eisers echtgenote gebruik heeft gemaakt van haar recht op vrij verkeer. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest Metock van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) van 25 juli 2008, (C-127/08, LJN: BE8788), waarin het HvJ EG benadrukt dat alleen diegenen rechten van binnenkomst en verblijf ontlenen aan Richtlijn 2004/38/EG die familielid zijn van een burger van de Unie die van zijn recht op vrij verkeer gebruik heeft gemaakt door zich in een andere lidstaat te vestigen dan die waarvan hij de nationaliteit bezit. Richtlijn 2004/38/EG verleent aan familieleden van burgers van de Unie dus geen volledig en fundamenteel recht op vrij verkeer, maar slechts een recht op vrij verkeer dat afhankelijk is van de burger van de Unie.