Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/753262-09
Datum uitspraak: 9 augustus 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats en -datum] 1958,
[adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juli 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. Egberts en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.H. Dormeier, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 21 juli 2002 te Leiden en/of te Voorschoten, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige werkneemster [aangeefster] geboren op [geboortedatum] 1984, immers heeft hij
-genoemde [aangeefster] (meermalen) getongzoend en/of gevingerd en/of aan de vagina gelikt en/of de borsten betast en/of
-zich door die [aangeefster] (meermalen) laten aftrekken en/of pijpen en/of
-(meermalen) zijn penis in de vagina van die [aangeefster] gebracht.
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 juni 2001 tot en met 21 juli 2002 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige werkneemster, [aangeefster] geboren op [geboortedatum] 1984, door meermalen met haar te tongzoenen, haar te vingeren, aan haar vagina te likken, haar borsten te betasten, zich door haar te laten aftrekken en te pijpen en door zijn penis in haar vagina te brengen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster, de getuigenverklaring van haar moeder en [getuige A.] (een voormalige werknemer van verdachte), in combinatie met de verklaring van verdachte zelf, gevoegd bij de in het dossier aanwezige hotelbonnen voldoende om tot bewezenverklaring te kunnen komen. Ter onderbouwing hiervan stelt de officier van justitie dat hij de verklaring die verdachte geeft voor de diverse ontmoetingen die hij met [aangeefster] heeft gehad ongeloofwaardig acht. De verklaring van aangeefster is naar de mening van de officier van justitie daarentegen wel geloofwaardig en betrouwbaar. Verdachte heeft immers geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit is gebleken dat hij en aangeefster ruzie hadden of dat aangeefster hem een loer wilde draaien. Aangeefster had dan ook geen reden om te liegen over de ontuchtige handelingen die tussen haar en verdachte hebben plaatsgevonden.
Aangeefster heeft verder uitgebreid verklaard over gebeurtenissen die voor een groot deel worden bevestigd door verdachte. Zij hebben beiden verklaard dat zij samen naar hotels zijn geweest, dat verdachte kleding voor aangeefster heeft gekocht en dat zij hebben gesproken over prostitutie. De aangifte van [aangeefster] wordt bovendien deels bevestigd door de getuigenverklaring van haar moeder. Ten slotte heeft [getuige A.] geruchten opgevangen dat verdachte en aangeefster een affaire met elkaar zouden hebben gehad. Hij heeft hen samen op een terras gezien en gehoord dat de auto van verdachte een keer bij het IBIS-hotel geparkeerd stond. De aangifte wordt daarmee - afgezien van de seksuele handelingen - op relatief veel punten bevestigd.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, ter onderbouwing waarvan verdachte en zijn raadman het volgende hebben aangevoerd. Aangeefster heeft verklaard dat zij meermalen seksueel contact heeft gehad met verdachte op diverse plaatsen, waaronder in de auto van verdachte, diverse hotels en één keer in het kantoor van verdachte, nadat zij samen met verdachte en wat andere collega's wat was gaan drinken in een café. Deze beweringen zijn om verschillende redenen onaannemelijk. Zo kan het kantoor de hele dag door derden worden betreden en zouden zij door contact te hebben in een auto voor anderen zichtbaar zijn geweest. Verdachte is weliswaar wel eens samen met [aangeefster] naar een hotel gegaan, maar dit was om [aangeefster] de gelegenheid te bieden tot rust te komen als zij een aanval van straatvrees kreeg. Verdachte ontkent in een hotel, op kantoor, in zijn auto of elders met [aangeefster] seksuele activiteiten te hebben ontplooid.
De verklaringen die van [aangeefster] heeft afgelegd omtrent de seksuele contacten die zij met verdachte zou hebben gehad zijn naar de mening van de verdediging dan ook ongeloofwaardig en onbetrouwbaar, al is het alleen maar omdat [aangeefster] destijds geen actie heeft ondernomen of hulp gevraagd. De enkele getuigenis van [aangeefster] is echter bovenal ontoereikend aangezien aanvullend technisch of ander bewijs ontbreekt. Het feit dat aanvullend of ander bewijs ontbreekt, roept bovendien twijfels op omtrent het waarheidsgehalte van de aangifte van [aangeefster]. De verklaring van [aangeefster] is daarnaast niet betrouwbaar omdat zij lijdt aan een dissociatieve stoornis. Zij heeft in dit verband zelf verklaard dat zij haar geheugen als gebrekkig ervaart. De raadman van verdachte heeft daarbij opgemerkt dat een dissociatie haar grondslag doorgaans vindt in angst. Men vertoont psychisch vluchtgedrag door zich te onttrekken aan de werkelijkheid, veelal als gevolg van kwellende herinneringen uit het (verre) verleden. Het verschijnsel treedt soms onverwacht op en aanzienlijke concentratiestoornissen kunnen het gevolg zijn. Iemand die deze stoornis heeft is om die reden niet geloofwaardig in een aangifte, aldus de verdediging. Aannemelijk is dan ook dat de seksuele handelingen zich in de fantasie van [aangeefster] hebben afgespeeld.
De verdediging merkt voorts op dat de getuigenverklaring van [getuige A.] slechts een de auditu-verklaring betreft en dat het bewijs voor de vermeende ontucht om die reden hoofdzakelijk gebaseerd is op de verklaring van [aangeefster]. Verdachte heeft namelijk bij de politie en ter terechtzitting stellig ontkend zich op enige manier schuldig te hebben gemaakt aan de ontucht. Verdachte heeft uitsluitend in kader van de Wet Verbetering Poortwachter gehandeld door wandelingen met haar te maken, haar mee te nemen naar hotels en met haar te lunchen. Verdachte was niet degene die zich opdrong, maar het was juist [aangeefster] die zich bij gelegenheid opdrong aan verdachte door toevallig bij een café te verschijnen waar verdachte zich ontspande. Zij was naar de mening van verdachte opdringerig en 'knuffelig'. Verdachte is evenwel nooit op deze ongewenste pogingen tot privé-toenadering ingegaan. Verdachte zorgde veeleer als een vader voor [aangeefster]. Zij heeft zelf aangegeven een vaderfiguur in haar leven te missen. Kennelijk was [aangeefster] dusdanig teleurgesteld dat de man die zij zag als vaderfiguur enige afstand wilde houden omdat hij haar werkgever was, dat zij zich heeft afgereageerd door het doen van valse aangifte tegen verdachte, aldus de raadsman van verdachte Ter terechtzitting heeft verdachte voorts aangegeven dat hij van mening is dat het doen van aangifte mede is ingegeven door de mogelijkheid voor [aangeefster] om langs deze weg een geldelijke (schade)vergoeding te verkrijgen.
3.3 Oordeel van de rechtbank omtrent het bewijs1
De rechtbank acht het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vrijspraak overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte gedurende een aanzienlijke periode ontucht met haar heeft gepleegd door meermalen met haar te tongzoenen, haar te vingeren, aan haar vagina te likken, haar borsten te betasten, zich door haar te laten aftrekken en te pijpen en door zijn penis in haar vagina te brengen. (2)Deze ontuchtige handelingen zouden volgens [aangeefster] onder meer hebben plaatsgevonden in diverse hotels.(3) Naast de verklaring van [aangeefster] bevinden zich in het dossier hotelbonnen(4) en diverse getuigenverklaringen van onder meer de moeder van [aangeefster] (5) en [getuige A.] (een voormalige werknemer van verdachte).(6)
De rechtbank stelt allereerst vast dat het directe bewijs voor de aard en omvang van de seksuele contacten berust op de verklaringen van [aangeefster]. De getuigen in deze zaak hebben immers niet zelf waargenomen dat verdachte één of meerdere - in de tenlastelegging vermelde - ontuchtige handeling(en) met zijn minderjarige werkneemster heeft gepleegd. De getuigen hebben van anderen of van [aangeefster] zelf vernomen dat deze handelingen tussen beiden zouden hebben plaatsgevonden.(7) Verdachte heeft de verklaringen van [aangeefster] ter terechtzitting en bij de politie op een aantal punten bevestigd. Hij heeft erkend dat hij met haar heeft gesproken over prostitutie (8) en over een dildo (9) en dat hij kleding voor haar heeft gekocht (10) en met haar naar hotels is geweest. (11) Verdachte heeft echter ontkend dat hij één of meerdere - in de tenlastelegging vermelde - ontuchtige handeling(en) met haar heeft gepleegd. (12)
De rechtbank concludeert evenwel dat - ondanks de ontkennende verklaring van verdachte - voldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, zulks gelet op de aangifte van [aangeefster], (13) de verklaring van [getuige A.],(14) de verklaring van de moeder van [aangeefster], (15) het feit dat verdachte haar werkgever was,(16) zij minderjarig was ten tijde van de vermeende ontucht en de hotelbonnen. (17) Deze bonnen staan, hoewel deze niet direct gerelateerd zijn aan de vermeende ontucht, in betekenisvolle betrekking tot het ten laste gelegde delict, nu aangeefster heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen mede in hotels hebben plaatsgevonden (18) en verdachte heeft bevestigd dat hij samen met aangeefster in hotels is geweest. (19)
De rechtbank ziet zich thans dan ook gesteld voor de vraag of zij op grond van deze wettige bewijsmiddelen ook de overtuiging heeft dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank stelt bij het beantwoorden van deze vraag voorop dat zij het niet onaannemelijk acht dat verdachte en [aangeefster] destijds een meer dan vriendschappelijke relatie met elkaar onderhielden. De reden die verdachte geeft voor de lunches, wandelingen aan het strand en hotelbezoeken met [aangeefster] - te weten dat hij uitsluitend zijn verplichtingen als werkgever in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter zou hebben nageleefd door op bovengenoemde plaatsen gesprekken met [aangeefster] te voeren - acht de rechtbank niet (voldoende) geloofwaardig. Ook is het opvallend dat verdachte zoals hij ter terechtzitting heeft herhaald - kleding heeft gekocht voor [aangeefster] en hij met deze minderjarige werkneemster gesprekken heeft gevoerd over seks (volgens verdachte ging 90% van de gesprekken die zij met hem voerde over seks), prostitutie en een dildo. Daarnaast heeft ook getuige [getuige A.] verklaard dat er geruchten waren op het werk dat verdachte een seksuele relatie zou hebben met [aangeefster]. (20) [getuige A.] heeft tevens verklaard dat hij hen enkele malen samen gezien op een plaats en tijdstip dat hij dit niet verwacht had. (21)
De rechtbank stelt evenwel vast dat verdachte de verklaring van aangeefster op verschillende punten gemotiveerd en consistent heeft weersproken. Zo heeft verdachte bevestigd dat hij wel eens na werktijd omstreeks half vijf een half uurtje wat ging drinken met werknemers, onder wie [aangeefster]. In dat kader heeft hij erop gewezen dat als het verhaal van [aangeefster] zou kloppen, hij dan samen met haar nog vóór zes uur op kantoor zou moeten zijn aangekomen. Volgens verdachte hebben acht tot negen mensen een sleutel van het kantoor en werken daar ook 's avonds nog regelmatig mensen. Als hij met haar naar kantoor zou zijn gegaan dan was de kans groot dat zij zouden zijn betrapt. De rechtbank merkt verder op dat het opvallend is dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte een kleine penis heeft (22), maar dat daarentegen verdachte (23) en zijn vrouw (24) hebben verklaard dat de penis van verdachte gemiddeld van lengte is. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij ten tijde van de politieverhoren meermalen heeft aangeboden zulks te (doen) controleren. Ook heeft verdachte - zonder dit overigens met een medische verklaring of op een andere manier te onderbouwen - ter terechtzitting verklaard dat sinds zijn jeugd last heeft van smetvlekken op zijn liezen. De rechtbank constateert dat aangeefster in haar verklaring hierover niets heeft verklaard. (25) Voorts heeft verdachte evenals zijn vrouw aangegeven dat hij niet bekend is met een vriend die (ten tijde van het verhoor) een 12 jaar oude dochter zou hebben (26), ten aanzien van wie aangeefster heeft verklaard dat zij met hem in aanwezigheid van verdachte seks heeft gehad. Ook de naam van de persoon die volgens aangeefster in eerste instantie het vervoer van en naar het werk regelde, is bij verdachte onbekend (27).
Er is dus sprake van een aantal onduidelijkheden in de aangifte; daarnaast is die aangifte op diverse punten met de verklaringen van verdachte in strijd. Verdachte heeft consequent en consistent ontkend. Gezien het tijdsverloop is nader onderzoek slechts beperkt mogelijk . Al met al blijft bij de rechtbank twijfel bestaan ten aanzien van de specifieke aard en omvang van de omgang tussen verdachte en aangeefster. Hoewel de rechtbank, zoals vermeld, vermoedt dat verdachte en [aangeefster] een meer dan vriendschappelijke relatie met elkaar hadden, biedt het onderzoek ter terechtzitting naar haar oordeel niet (voldoende) aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat specifiek de ten laste gelegde ontuchtige handelingen binnen deze relatie plaats hebben gevonden. Nu bij de rechtbank voldoende overtuiging ontbreekt dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, zal zij verdachte vrijspreken.
4. De vordering van de benadeelde partij
4.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4000,00 subsidiair 50 dagen hechtenis en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte daarbij de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster].
4.2. Het standpunt van de verdediging
Ofschoon de verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde heeft zij zich uitsluitend op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu het causale verband tussen de schade en het ten laste gelegde feit ontbreekt.
4.3.1 Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij.
[aangeefster] heeft zich ter terechtzitting als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 13.613,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
5. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangeefster] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen..
Dit vonnis is gewezen door
mrs E. Rabbie, voorzitter,
H. Dragtsma en O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van mr . drs. J.M.T. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2010, zijnde mr. Dragtsma buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, 1 tot en met 110, betreft dit bij verwijzing het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1641/09-001567, regiopolitie Hollands Midden.
2 proces-verbaal, pagina's 18 tot en met 26, verklaring van [aangeefster].
3 proces-verbaal, pagina's 23 en 26, verklaring van [aangeefster].
4 losse geschriften toegevoegd aan het dossier, te weten digitale kopieën van facturen van Bastion Hotels d.d. 24 mei 2002 en d.d. 13 juni 2002.
5 proces-verbaal, pagina's 29 tot en met 35, verklaring van [B.]
6 proces-verbaal, pagina's 55 tot en met 61, verklaring van [getuige A.].
7 proces-verbaal, pagina's 33 en 34, verklaring van [B.], proces-verbaal, pagina's 48 en 49, verklaring van M.R. van der Plas en proces-verbaal, pagina's 58, 59 en 61, verklaring van [getuige A.].
8 proces-verbaal, pagina 96, verklaring van verdachte.
9 proces-verbaal, pagina 93, verklaring van verdachte.
10 proces-verbaal, pagina 80, verklaring van verdachte en proces-verbaal, pagina 91, verklaring van verdachte
11 proces-verbaal pagina's 80 en 83 verklaring van verdachte en proces-verbaal pagina 88, verklaring van verdachte.
12 proces-verbaal, pagina's 96 tot en met 98, verklaring van verdachte.
13 proces-verbaal, pagina's 15 tot en met 28, verklaring van [aangeefster].
14 proces-verbaal, pagina's 55 tot en met 61, verklaring van [getuige A.].
15 proces-verbaal, pagina 29 tot en met 35, verklaring van [B.]
16 geschrift, te weten een arbeidsovereenkomst, pagina 46 en proces-verbaal, pagina 17, verklaring [aangeefster].
17 losse geschriften toegevoegd aan het dossier. Dit betreft digitale kopieën van facturen van Bastion Hotels d.d. 24 mei 2002 en 13 juni 2002.
18 proces-verbaal, pagina's 23 tot en met 26, verklaring van [aangeefster].
19 proces-verbaal, pagina's 80 en 83, verklaring van verdachte en proces-verbaal, pagina 88, verklaring van verdachte.
20 proces-verbaal, pagina's 58 en 59, verklaring van [getuige A.]
21 proces-verbaal, pagina's 60 en 61, verklaring van [getuige A.]
22 proces-verbaal, pagina 23, verklaring van [aangeefster].
23 proces-verbaal, pagina 79, verklaring van verdachte.
24 proces-verbaal, pagina 53, verklaring van [C.]
25 proces-verbaal, pagina's 15 tot en met 28, verklaring van [aangeefster].
26 proces-verbaal, pagina 92 verklaring verdachte, pagina 53 verklaring van [C.] en pagina 26 verklaring van [aangeefster].
27 proces-verbaal, pagina 82 verklaring verdachte en pagina 18 verklaring van [aangeefster]