Voorlopige voorziening hangende bezwaar / geen spoedeisend belang / afwijzing / beroep op noot T. Spijkerboer
De enkele omstandigheid dat een besluit voor uitvoering vatbaar is, levert geen spoedeisend belang op als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht . De voorzieningenrechter volgt hierbij de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (o.a. de uitspraken van 1 april 2009 (gepubliceerd op www.raadvanstate.nl, 200900207/2), 8 oktober 2009 (200904694/3) en 6 november 2009 (200907138/3). Ook de omstandigheden dat verzoekers in bewaring kunnen worden gesteld dan wel dat de opvangvoorzieningen kunnen worden beƫindigd leveren op zichzelf geen spoedeisend belang op. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 20 november 2009 (200908559/2) en 25 november 2009 (200907080/2). Dat verzoekers in casu een effectief rechtsmiddel in de zin van artikel 13 van het EVRM zou zijn ontnomen wordt niet gevolgd door de voorzieningenrechter. Er is geen grond om de in artikel 8:81 van de Awb neergelegde regeling van de toegang tot de voorlopigevoorzieningsprocedure niet toereikend te achten. Voor verzoekers staat de mogelijkheid open om, indien alsnog onomkeerbare gevolgen dreigen in te treden, waaronder een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM , een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Ter ondersteuning verwijst de voorzieningenrechter naar de uitspraken van de Afdeling van 18 juli 2008 (200804897/2, LJN: BD9026) en van 21 augustus 2009 (200906084/2).