U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

minderjarigen door de vrouw onrechtmatig naar het buitenland gebracht; geen contact tussen de vader en de minderjarigen;

vrouw nodigt man uit in het buitenland contact te hebben; belangen minderjarigen uiteindelijk het meest gediend bij contactherstel; contactherstel echter slechts aan de orde onder deskundige begeleiding; geografische afstand maakt contactherstel op korte termijn moeilijk voorstelbaar; verzoek van zowel de man als de vrouw tot wijziging gezamenlijk gezag afgewezen; subsidiaire verzoek tot bepaling hoofdverblijfplaats bij de vader afgewezen; geen omgangregeling vastgesteld tussen de vader en de minderjarigen.

Betreft uitspraak in twee verzoeken: 256384/ FA RK 05-7310 en 314048/ FA RK 08-4940

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Meervoudige kamer

7x

Rekestnummer: FA RK 05-7310 en FA RK 08-4940

Zaaknummer: 256384 en 314048

Datum beschikking: 15 oktober 2009

Scheiding

Beschikking op het op 21 december 2005 ingekomen verzoek van:

[mevrouw A],

de vrouw,

ten tijde van indiening van het verzoekschrift wonende te [plaats A], thans wonende te [plaats B], Verenigde Arabische Emiraten,

advocaat: mr. M.R.P.Drielsma te 's-Gravenhage

(voorheen: mr.F.W. Hoff te 's-Gravenhage).

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de heer B],

de man,

wonende te [plaats C],

advocaat: mr. S.M.C. Koerhuis te Zwolle (voorheen mr. P.T. Verburg te Zwolle).

Procedure

Bij beschikking van 29 mei 2007 van deze rechtbank en kamer is (onder meer) de beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming van de rechtbank voor verhuizing naar Egypte, van de vrouw met de minderjarigen:

- [D], geboren op [datum] 1995 te [plaats F], Egypte, en

- [E], geboren op [datum] 1998 te [plaats F], Egypte],

en de beslissing ten aanzien van de omgang van de man met de minderjarigen -pro forma- aangehouden. Bij beschikking van 7 augustus 2007 van deze rechtbank is de vrouw toegestaan tussentijds hoger beroep in te stellen van de hiervoorgenoemde tussenbeschikking van 29 mei 2007 voor zover die beschikking zag op de verzoeken tot vervangende toestemming en omgang.

Op 23 juni 2008 heeft de man een verzoekschrift ingediend (FA RK 08-4940/314048). Het verzoek strekt primair tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag met bepaling dat voortaan de man het eenhoofdig gezag over de minderjarigen zal hebben. Subsidiair verzoekt de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem vast te stellen.

Bij beschikking d.d. 17 december 2008 heeft het gerechtshof 's-Gravenhage (onder meer) het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Egypte te verhuizen afgewezen. De bij beschikking van deze rechtbank d.d. 29 mei 2007 aangehouden beslissing met betrekking tot de omgang is bij het gerechtshof niet aan de orde geweest.

De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:

- een brief d.d. 9 juli 2008 van de zijde van de vrouw;

- een brief d.d. 14 juli 2008 van de zijde van de man;

- het op 29 mei 2009 door de vrouw ingediende verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;

- de brief d.d. 29 mei 2009 van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 21 augustus 2009, met bijlagen, van de zijde van de man;

- twee brieven d.d. 21 augustus 2009, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 24 augustus 2009, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 24 augustus 2009 van de zijde van de vrouw.

Op 3 september 2009 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vrouw en de man met zijn advocaat. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd.

De minderjarigen hebben hun mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij beschikking d.d. 29 mei 2007 en 7 augustus 2007 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.

Met betrekking tot de zaak met nummer FA RK 08-4940/314048 (de gezagsvoorziening en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen)

Partijen zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarigen belast.

De man verzoekt primair eenhoofdig hem met het gezag over de minderjarigen te belasten. Subsidiair verzoekt hij om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem vast te stellen.

De vrouw voert verweer en verzoekt haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te belasten, en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar te laten.

De rechtbank ontleent haar bevoegdheid om op het verzoek te beslissen aan artikel 12 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003, Pb EG 2003 L 338 (Brussel II-bis Verordening), nu de minderjarigen een nauwe band hebben met Nederland omdat hun vader hier zijn gewone verblijfplaats heeft en de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben. Voorts hebben partijen ter terechtzitting de bevoegdheid van de rechtbank op ondubbbelzinnige wijze aanvaard en wordt deze bevoegdheid door het belang van de minderjarigen gerechtvaardigd.

De rechtbank zal, naar analogie van de bepalingen van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, Nederlands recht als haar interne recht toepassen.

Als grond voor zijn verzoek heeft de man gesteld dat handhaving van het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de minderjarigen is. Hij heeft daartoe onder meer het volgende naar voren gebracht. De vrouw is, nadat zij het de man onmogelijk heeft gemaakt contact met de minderjarigen te hebben, zonder de man daarvan op de hoogte te stellen en zonder achterlating van een adres, met de minderjarigen naar het buitenland vertrokken. De man wordt niet geraadpleegd over zaken die de minderjarigen betreffen en slecht geïnformeerd over het welzijn van de minderjarigen. Hij weet niet waar de vrouw met de minderjarigen woont, heeft daarom de minderjarigen als vermist op het Internet vermeld en hij heeft de ontvoering van de minderjarigen gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit. In het verlengde daarvan zijn de vrouw en de minderjarigen geregistreerd bij Interpol. Nog afgezien van het feit dat hij het niet in het belang van de minderjarigen acht dat zij geen enkel contact met hem hebben, is de man van mening dat een langer verblijf van de minderjarigen bij de vrouw niet verantwoord is omdat zij door haar geestelijke gesteldheid niet in staat is om de minderjarigen op verantwoorde wijze op te voeden. Stelselmatig heeft de vrouw de minderjarigen van hem vervreemd. De man is van mening dat hij de minderjarigen, die thans een totaal verkeerd vaderbeeld hebben, op verantwoorde wijze, met behulp van deskundigen, zal kunnen opvoeden. De man realiseert zich dat bij toewijzing van zijn verzoek, hij eerst feitelijk invulling aan zijn ouderlijk gezag kan geven, wanneer de minderjarigen daadwerkelijk naar Nederland worden gebracht en dat de kans hierop gering is.

De vrouw heeft verweer gevoerd en daartoe onder meer het volgende naar voren gebracht. Zij stelt dat beide minderjarigen in Egypte zijn geboren en dat zij tot juli 2001 in Egypte zijn opgegroeid. Zij was degene die de minderjarigen dagelijks verzorgde terwijl de man in Nederland woonde. Toen de vrouw met de kinderen eenmaal in Nederland was, woonde (en werkte) zij met de kinderen in [plaats G] terwijl de man in [plaats C] woonde (en werkte). In het weekend verbleef de man bij haar en de kinderen. In de periode van 2001 tot 2004 werd de verhouding tussen de man en de minderjarigen steeds problematischer en ontwikkelden de minderjarigen hevige angstgevoelens jegens de man. In 2005 is de man definitief in [plaats C] gaan wonen, terwijl de minderjarigen bij de vrouw in [plaats A] woonden. Vanaf dat moment is er -tot het contact bij het omgangshuis in 2006- geen omgang tussen de man en de minderjarigen geweest. De vrouw stelt dat het aan onzorgvuldig en onverantwoord gedrag van de man te wijten is dat de minderjarigen geen contact meer met hem willen hebben. Als voorbeeld daarvan noemt zij het ski-ongeluk van de minderjarige [D] en de langdurige medische behandeling van [D] die daarop is gevolgd. In tegenstelling tot in Nederland kon [D] in Egypte een behandeling ondergaan die het mogelijk zou maken dat [D] weer zou kunnen lopen. De vrouw wenste die behandeling terwijl de man zijn medewerking daaraan weigerde. Deze behandeling heeft uiteindelijk plaatsgevonden in de Verenigde Arabische Emiraten; de man wilde daarbij niet aanwezig zijn. Momenteel gaat het met beide minderjarigen goed. Zij voelen zich thuis in [plaats B] en bezoeken een internationale school. Zij voelen zich geaccepteerd en gewaardeerd en hun zelfvertrouwen en zelfbewustzijn groeien met de dag. Ter ondersteuning van deze stelling heeft de vrouw schoolrapporten van de minderjarigen overgelegd. De vrouw stelt dat zij de man steeds (tot oktober 2008) met betrekking tot de minderjarigen op de hoogte heeft gehouden. Met name de vermelding van de vermissing van de minderjarigen op het Internet (waardoor zij ook geregistreerd zijn bij Interpol) heeft veroorzaakt dat de relatie tussen de minderjarigen en de man nog verder verslechterd is. De minderjarigen zijn door zijn handelwijze zeer angstig voor hem geworden. De enkele dreiging van gedwongen terugkeer naar Nederland belemmert de minderjarigen in hun ongestoorde ontwikkeling. De communicatie tussen partijen verloopt desastreus, waardoor de minderjarigen klem en verloren tussen partijen dreigen te raken. Partijen hebben totaal uiteenlopende opvattingen over het belang van de minderjarigen en zullen op termijn ook niet op een constructieve wijze met elkaar over de minderjarigen kunnen communiceren. De man is daarenboven inmiddels totaal van de minderjarigen vervreemd terwijl de vrouw in het leven van de minderjarigen een stabiele factor is. De vrouw verzoekt derhalve rust voor de minderjarigen en het eenhoofdig gezag over hen, hetgeen feitelijk een formalisering van de huidige situatie betekent. De vrouw is bereid de man over de minderjarigen te informeren.

De man heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de vrouw de minderjarigen heeft aangezet tot ouderverstoting. Hij meent dat een periode van rust in het geval van ouderverstoting nooit tot contactherstel zal leiden.

De rechtbank stelt voorop dat de vrouw zonder toestemming van de man -derhalve onrechtmatig- twee jaar geleden de minderjarigen heeft meegenomen naar Egypte en vervolgens naar deVerenigde Arabische Emiraten. Het contact van de man met de minderjarigen is door de handelwijze van de vrouw ernstig geschaad, zelfs zodanig dat de minderjarigen geen contact meer met de man willen. De rechtbank sluit niet uit dat die mening van minderjarigen wordt veroorzaakt door het negatieve beeld dat de vrouw van de man heeft geschilderd. De man is thans niet in de positie om in dat vaderbeeld een wijziging te brengen terwijl hij bovendien wordt belemmerd in de uitoefening van het gezag over de minderjarigen.

Gelet op het feit dat de man nimmer de zorg voor de minderjarigen alleen heeft gedragen, de omstandigheid dat de minderjarigen feitelijk in deVerenigde Arabische Emiratenverblijven en hun weerstand tegen de man, is de rechtbank van oordeel dat het belasten van de man met het eenhoofdig gezag niet in het belang van de minderjarigen is. Het verlenen van het eenhoofdig gezag aan de vrouw leidt naar het oordeel van de rechtbank slechts tot legitimatie van het onrechtmatig handelen van de vrouw en tot voortzetting van de onttrekking van de minderjarigen aan de man. Dit is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het belang van de minderjarigen.

De rechtbank overweegt in dit verband nog dat zij ervan op de hoogte is dat de minderjarigen het liefst zouden willen dat de vrouw het eenhoofdig gezag over hen toegewezen krijgt, omdat bij voortzetting van het gezamenlijk gezag zij de angst zullen houden dat de man hen bij de vrouw zal weg (laten) halen. De rechtbank is van oordeel dat de minderjarigen in onvoldoende mate de gevolgen van deze wens kunnen overzien. De rechtbank geeft de man, teneinde (een groot deel) van de angst bij de minderjarigen weg te nemen, voorts ernstig in overweging de vermissing van beide kinderen van het Internet en de aangifte van ontvoering van de minderjarigen door de vrouw bij de Nederlandse Centrale Autoriteit (en daarmee de registratie van de vrouw en de kinderen bij Interpol) te verwijderen c.q. in te trekken, aangezien hiermee het vertrouwen van de minderjarigen in de man wellicht kan worden hersteld. De rechtbank overweegt voorts dat de angst van de minderjarigen niet door objectief verifieerbare omstandigheden of feiten lijkt te zijn ingegeven, maar, zoals overwogen, grotendeels door, bewuste dan wel onbewuste beïnvloeding door de vrouw. De rechtbank overweegt dat de vrouw er blijk van zou geven de belangen van de minderjarigen voorop te stellen, als zij om deze angst weg te nemen professionele hulp zou (blijven) zoeken, zowel voor zichzelf als voor de minderjarigen.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank overigens van oordeel dat het subsidiaire verzoek van de man tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem, ex artikel 1:253 a BW, dient te worden afgewezen.

Met betrekking tot de zaak met nummer FA RK 05-7310/256384 (de omgang)

De man wenst een omgangsregeling met de minderjarigen, de vrouw verweert zich daartegen.

In strijd met de beslissing van deze rechtbank (beschikkingen d.d. 29 mei 2007 en

7 augustus 2007) dat het vooralsnog niet in het belang van de minderjarigen te achten was dat zij met de vrouw naar [Egypte zouden verhuizen, is de vrouw in oktober 2007 uit Nederland vertrokken en heeft zij zich -uiteindelijk- met de minderjarigen gevestigd in [plaats B], Verenigde Arabische Emiraten. De beslissing d.d. 17 december 2008 van het gerechtshof 's-Gravenhage heeft in die situatie geen wijziging gebracht, de vrouw is met de minderjarigen in [plaats B] gebleven. Sedert november 2006 heeft tussen de man en de minderjarigen geen omgang meer plaatsgevonden.

Tussen de man en de minderjarigen heeft sindsdien slechts in zeer beperkte mate contact (per e-mail of telefoon) plaatsgevonden. De communicatie tussen partijen over de minderjarigen verloopt uitermate slecht. Partijen wantrouwen elkaar.

De man is graag bereid om mee te werken aan een ouderschapsonderzoek met als doel contactherstel. De vrouw wenst aan een dergelijk onderzoek niet mee te werken. De vrouw durft niet naar Nederland te komen. Zij heeft de man uitgenodigd om in [plaats B] contact met de minderjarigen te hebben. De man durft niet naar de Verenigde Arabische Emiraten te reizen omdat hij bang is aldaar te worden opgepakt door de autoriteiten.

De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het in het belang van kinderen is dat zij met beide ouders contact onderhouden. Naar het oordeel van de rechtbank is het de vrouw die, door haar niet toegestane vertrek naar het buitenland, het onmogelijk maakt om het contact tussen de man en de minderjarigen in te vullen. De man is immers bereid tot het hebben van contact met zijn kinderen en heeft kenbaar gemaakt dat hij een rol van betekenis in hun leven wil hebben. De rechtbank is gebleken dat de minderjarigen momenteel geen contact met de man wensen. Daargelaten dat de kans niet ondenkbeeldig is dat de minderjarigen bij het kenbaar maken van hun wens door de moeder, die de minderjarigen dagelijks verzorgt en die de enige ouder is met wie de minderjarigen contact hebben, beïnvloed zijn, is de rechtbank, gelet op hun leeftijd en hun bestendige verblijf bij de moeder in het buitenland, van oordeel dat met de wens van de minderjarigen rekening dient te worden gehouden. Met betrekking tot een eventueel contactherstel tussen de minderjarigen en de man, waarmee naar het oordeel van de rechtbank de belangen van de minderjarigen uiteindelijk het meest zouden zijn gediend, overweegt de rechtbank dat een lange tijd geen contact heeft plaatsgehad zodat contactherstel slechts aan de orde kan zijn onder deskundige begeleiding. De geografische afstand tussen de man en de minderjarigen maakt contactherstel op korte termijn moeilijk voorstelbaar.

De rechtbank is van oordeel dat contactherstel van de man met de minderjarigen in hun belang is, maar zal onder de huidige omstandigheden (verblijf in [plaats B] en geuite wensen door de minderjarigen) geen omgangsregeling vaststellen.

De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De rechtbank:

wijst af de verzoeken van de man en de vrouw strekkende tot wijziging van het gezamenlijk gezag;

wijst af het subsidiaire verzoek van de man strekkende tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem;

stelt geen omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen vast;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M. van Loenhoud, M. Dam en J.M. van Baardewijk, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature