Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres verzoekt openbaarmaking van in een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 van de Wet op het Financieel toezicht (Wft) voor de overname van ABN/AMRO door het consortium waartoe Fortis behoorde opgenomen solvabiliteitsgegevens en solvabiliteitsvereisten.

De rechtbank is van oordeel dat de artikelen 1:89 en verder van de Wft voor dergelijke solvabiliteitsgegevens en de daarmee verband houdende solvabiliteitsvereisten een uitputtende regeling bevatten die prevaleert boven de Wob. Beroep ongegrond.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 3, enkelvoudige kamer

Reg.nr.: AWB 09/3473 WOB

UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

de Stichting [A], gevestigd te [plaats], eiseres,

en

de minister van Financiën, verweerder.

IPROCESVERLOOP

Bij besluit van 8 april 2009 heeft verweerder, voor zover in dit geding van belang, op de aanvraag van eiseres van 26 februari 2009 om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geweigerd een tweetal onleesbaar gemaakte passages in de verklaring van geen bezwaar van 17 september 2007 gericht aan Fortis Bank Nederland openbaar te maken.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 23 april 2009 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 14 mei 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 18 mei 2009, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.

Bij brieven van 5, 8 en 30 juni 2009 heeft eiseres nadere gronden en stukken ingediend.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend.

Bij brieven van 17 juli 2009, 25 juli 2009 en 18 augustus 2009 heeft eiseres nadere stukken en gronden ingediend. Op 8, 17, 19, 21 en 26 september 2009 zijn nadere stukken van eiseres ingekomen.

Het beroep is op 6 oktober 2009 ter zitting behandeld.

Namens eiseres is verschenen [B].

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. drs. M.A.G. Stolker en mr. B.K. van der Waals.

IIOVERWEGINGEN

1.Bij besluit van 8 april 2009 heeft verweerder, voor zover in dit geding van belang, op de aanvraag van eiseres van 26 februari 2009 om openbaarmaking op grond van de Wob geweigerd een tweetal onleesbaar gemaakte passages in de verklaring van geen bezwaar van 17 september 2007 gericht aan Fortis Bank Nederland (hierna: Fortis) openbaar te maken. Het betreft een door verweerder en de Nederlandse Bank afgegeven verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 van de Wet op het Financieel toezicht (Wft) voor de overname van ABN/AMRO door het consortium, waartoe Fortis behoorde (hierna: vvgb).

2.Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de weigering deze onleesbaar gemaakte passages openbaar te maken gehandhaafd.

3.Verweerder heeft openbaarmaking van de in de vvgb onder het kopje "Solvabiliteit" weggelakte twee passages geweigerd omdat artikel 1:89 van de Wft aan openbaarmaking van solvabiliteitsgegevens in de weg staat.

4.Eiseres heeft aangevoerd dat de onleesbaar gemaakte passages zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt moeten worden in verband met de publiciteit over ABN/AMRO en Fortis en de behandeling van die kwestie in de Tweede Kamer.

5.Ingevolge artikel 2 van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.

6.Ingevolge artikel 1:89 van de Wft is het een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van ingevolge deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld, verboden van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of verkregen of van een persoon of instantie als bedoeld in artikel 1:90, eerste lid, onderscheidenlijk 1:91, eerste lid, zijn ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitvoering van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

7.In de overige artikelen (1:90 t/m 1:93b) van Afdeling 1.5.1 "Geheimhoudingsplicht en uitzonderingen dienaangaande" van de Wft zijn de gevallen genoemd waarin de toezichthouder (zijnde in dit geval de Nederlandse Bank) in afwijking van artikel 1:89 aan andere instanties of ambten vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak kan verstrekken.

8.De weggelakte solvabiliteitsgegevens op de vvgb betreffen gegevens die verweerder uit hoofde van de toepassing van de Wft heeft verkregen.

De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de artikelen 1:89 en verder van de Wft voor dergelijke solvabiliteitsgegevens en de daarmee verband houdende solvabiliteitsvereisten een uitputtende regeling bevatten die prevaleert boven de Wob.

9.Dit vindt bevestiging in de Memorie van Toelichting op de Wft (Kamerstukken II 2003-2004, 29708, nr. 3, pag 46 en 47). Daarin is bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 1:7 2 (thans artikel 1:8 9 ) onder meer vermeld:

"De Europese financiële toezichtrichtlijnen kennen een strikt geheimhoudingsregime met een stelsel van limitatief omschreven uitzonderingen op de geheimhouding. Dit gesloten stelsel is, evenals dat in de bestaande toezichtwetten het geval is, overgenomen in dit wetsvoorstel. In bepaalde limitatief opgesomde gevallen mag de toezichthouder vertrouwelijke informatie verstrekken aan bepaalde personen of instanties. Hierbij moet worden gedacht aan nationale en internationale informatie-uitwisseling met andere toezichthoudende instanties, bepaalde personen betrokken bij het faillissement van een onderneming, en informatie-uitwisseling met justitiële autoriteiten."

en:

"Rekening houdend met het feit dat geheimhouding van vertrouwelijke gegevens het uitgangspunt is voor de financiële toezichthouders, kunnen vertrouwelijke gegevens nader geconcretiseerd worden tot onder meer gegevens uit de persoonlijke levenssfeer en bedrijfsgegevens die aan de toezichthouder zijn meegedeeld. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is er sprake van bedrijfs en fabricagegegevens indien uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.

Gegevens die in elk geval onder het begrip "vertrouwelijke gegevens" vallen, zijn onder andere gegevens van financiële ondernemingen over de bedrijfsvoering, de liquiditeitspositie, de (maand)rapportages, gegevens over (potentiële) bestuurders daargelaten eventuele sancties die aan de natuurlijke persoon zijn opgelegd op basis van deze wet, (solvabiliteits-) marges, gegevens over debiteuren, crediteuren of cliënten, gegevens van de afdeling R&D, plannen voor fusies of overnames en marketing/verkoopstrategieën. Het gaat derhalve om gegevens die van invloed kunnen zijn op de concurrentiepositie van de betreffende onderneming of een disproportionele inbreuk kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene."

10.Gelet op het voorgaande heeft verweerder de solvabiliteitsgegevens en de solvabiliteitsvereisten in de vvgb op goede gronden aangemerkt als vertrouwelijk. Verweerder heeft zich terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat artikel 1:89, eerste lid, van de Wft aan openbaarmaking van die solvabiliteitsgegevens en solvabiliteitsvereisten in de weg staat. Tot slot heeft verweerder terecht en op goede gronden vastgesteld dat in de overige bepalingen van afdeling 1.5.1 van de Wft geen uitzondering is opgenomen die verstrekking van de solvabiliteitsgegevens en solvabiliteitsvereisten aan eiseres mogelijk maakt.

11.Het beroep is ongegrond.

12.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

IIIBESLISSING

De Rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten.

Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature