Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/24172
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 augustus 2009
inzake
[verzoekster],
geboren op [datum] 1981,
nationaliteit Iraakse,
verblijvende te [plaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. P.J.M. van Kuppenveld,
tegen
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2009 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf bij echtgenoot” afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Op 3 juli 2009 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van deze rechtbank, wegens het aan het bezwaar onthouden van schorsende werking, verzocht om hangende de bezwaarschriftprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij kennelijk onbevoegd is, of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder zitting.
3. Na kennis te hebben genomen van de stukken acht de voorzieningenrechter in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
4. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Awb worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. De eerste vraag waarvoor de voorzieningenrechter zich thans gesteld ziet en die beantwoording behoeft, is of sprake is van een spoedeisende situatie als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb . Volgens vaste jurisprudentie levert de enkele omstandigheid dat de rechtsgevolgen van een besluit niet worden opgeschort, geen spoedeisend belang op in bovenbedoelde zin.
6. Verzoekster heeft verzocht haar toe te staan haar (bezwaar) procedure in Nederland af te wachten.
7. De voorzieningenrechter begrijpt dit verzoek aldus dat het verweerder wordt verboden verzoekster uit te zetten zolang nog niet op het bezwaar is beslist. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), onder andere de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2009 (LJN: BI3960), kan in een dergelijke situatie van een spoedeisend belang geen sprake zijn indien niet duidelijk is op welke termijn een uitzetting zal plaatsvinden.
8. In het onderhavige geval is van een concrete uitzettingsdatum niet gebleken. Ook heeft verzoekster geen andere feiten en omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat er aan de zijde van verzoekster een spoedeisende situatie in bovenbedoelde zin bestaat.
9. In het licht van deze feiten en omstandigheden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie van de Afdeling, en is de voorzieningenrechter dan ook voorshands van oordeel dat reeds het gebrek aan spoedeisendheid in de weg staat aan toewijzing van het verzoek.
10. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
11. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
12. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. E.H.M. Druijf als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van M.J.A. van Bree als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2009.
<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>
Afschriften verzonden: