Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Masseuses zijn bij eiseres in diensttrekking. Met betrekking tot de boete is geen sprake van avas dan wel een pleitbaar standpunt.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, meervoudige kamer

Procedurenummer: AWB 07/7287 LB/PVV

Uitspraakdatum: 2 september 2009

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X], h.o.d.n. [Y] Thai Massage, gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

I PROCESVERLOOP

1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 december 2004 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag loonbelasting / premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van € 54.538, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 5.287.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2007 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 4.537.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 28 september 2007, ontvangen bij de rechtbank op 1 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld bij brief van 1 november 2007, ingekomen bij de rechtbank op 2 november 2007.

1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Eiseres is daar in persoon verschenen en haar gemachtigde mr. [A], bijgestaan door [B]. Namens verweerder zijn verschenen [C], [D], mr. [E] en mr. [F]. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

1.6. Tevens is ter zitting het beroep van eiseres behandeld betreffende de aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 16 november 2004 tot en met 31 maart 2006. Voormeld beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 08/3617 OB. De rechtbank heeft in die zaak op 22 juli 2009 mondeling uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard.

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres exploiteert sinds [datum] 2004 een eenmanszaak onder de naam "[Y] Thai Massage". Eiseres huurt hiertoe een pand aan de [a-straat 1] te [Z]. In het pand worden traditionele en erotische Thaise massages aangeboden. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is als bedrijfsomschrijving van eiseres opgenomen: "kamerverhuurbedrijf".

2.2. Aan eiseres is op verzoek door de gemeente een exploitatievergunning voor een seksinrichting verleend.

2.3. Verweerder heeft op 28 juli 2005, 23 september 2005 en 28 september 2005 bij eiseres een bedrijfsbezoek afgelegd. Het doel van de bedrijfsbezoeken was het verzamelen van actuele informatie over het bedrijf, het vastleggen van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de in het bedrijf werkzame personen en het beoordelen van de kasadministratie. Van de bevindingen is op 28 december 2005 een rapport opgemaakt.

2.4. In vorenbedoeld rapport zijn onder meer de volgende bevindingen - samengevat - opgenomen:

- het pand bestaat uit een hal welke dienst doet als ontvangstruimte, een keuken, een huiskamer, waar de masseuses verblijven als zij geen klanten hebben, vier massagekamers, die beschikken over een bad, douche of whirlpool. Een vijfde massagekamer is in aanbouw;

- de openingstijden zijn: maandag tot en met vrijdag van 11.00 uur tot 23.00 uur en zaterdag en zondag van 11.00 uur tot 20.00 uur;

- de massagesalon heeft een eigen website. Op deze site staan onder meer een toelichting op de massages en de prijzen vermeld;

- eiseres treedt op als gastvrouw;

- er werken in totaal zes masseuses. Bij een normale bezetting zijn er vier á vijf masseuses aanwezig. In de weekenden zijn er twee á drie masseuses aanwezig;

- de masseuses zijn de hele dag of een deel van de dag in het pand aanwezig. Zij wachten binnen het bedrijf op klanten; gedurende de periode dat de masseuses binnen het bedrijf verblijven maken zij (nagenoeg) gebruik van het gehele pand; badkamer en toilet; keuken en huiskamer;

- de masseuses worden via mond-tot-mondreclame en via de website geworven;

- bij nieuwkomers vindt er een aanvangsgesprek plaats tussen eiseres en de nieuwkomers, waarbij wordt gesproken over de werkwijze binnen het bedrijf van eiseres;

- bij nieuwkomers worden de leeftijd en sofinummers door eiseres gecontroleerd. Er worden alleen Thaise dames geworven;

- de werkzaamheden van de masseuses bestaan uit het geven van een massage, het maken van afspraken met klanten, het afrekenen met de klant, het opruimen van de kamer. De masseuses kunnen zelf bepalen of zij intiem seksueel contact met de klanten hebben;

- vervanging van de masseuses vindt nooit plaats;

- binnen het bedrijf wordt alleen een werkrooster bijgehouden. In principe vraagt eiseres aan het einde van de werkdag aan de masseuse wanneer zij weer komt werken. Indien eiseres het risico loopt dat er geen masseuses op een bepaalde dag aanwezig zullen zijn, belt zij de masseuses op om te vragen of ze willen komen werken;

- er zijn geen kledingsvoorschriften;

- de verantwoordelijkheid voor een dokterscontrole ligt bij de masseuses;

- de masseuses hebben geen vaste kamer;

- de masseuses dienen algemene omgangsvormen te hanteren met betrekking tot de klanten. Dit houdt in dat de masseuses de klanten discreet en netjes dienen te behandelen;

- het gebruik van drugs door de masseuses en de klant is verboden;

- volgens twee van de drie masseuses mogen zij het bedrijf verlaten met een klant maar doen zij dit niet. Eén masseuse verklaart dat het verlaten van het bedrijf met een klant niet is toegestaan;

- de masseuses mogen klanten weigeren;

- bij binnenkomst van een klant worden de masseuses door eiseres voorgesteld. De klant maakt uit de aanwezige dames een keuze;

- er is altijd toezicht door of namens eiseres aanwezig;

- de basisprijzen voor de verrichtingen van de masseuses zijn door eiseres vastgesteld. Het is niet toegestaan om van deze prijzen af te wijken;

- de dienst wordt in zijn geheel in één prijs aangeboden aan de klant;

- bij binnenkomst worden de prijzen aan de klant door eiseres kenbaar gemaakt (soms door de masseuse);

- er hangt een prijslijst in de ontvangstruimte en op elke massagekamer. Daarop worden de verschillende diensten in één prijs aangeboden;

- de dienst wordt in zijn geheel in één prijs op de internetsite aangeboden;

- de klanten betalen de volgende prijzen voor de massages:

-0,5 uur: € 50, waarvan € 30 bestemd is voor eiseres en € 20 voor de masseuse;

-3/4 uur: € 60, waarvan € 35 bestemd is voor eiseres en € 25 voor de masseuse;

-1 uur: € 70, waarvan € 40 bestemd is voor eiseres en € 30 voor de masseuse;

-1,5 uur: € 110, waarvan € 60 bestemd is voor eiseres en € 50 voor de masseuse;

-2 uur: € 130, waarvan € 70 bestemd is voor eiseres en € 60 voor de masseuse;

- klanten rekenen voorafgaand aan de dienst het totale bedrag af met de masseuse. De masseuse draagt het gedeelte van eiseres direct af aan eiseres.

- eiseres verstrekt maaltijden, drankjes, massageolie en condooms aan de masseuses;

- eiseres is verantwoordelijk voor het werven van klanten. Dit gebeurt door middel van advertenties in de krant;

- eiseres zorgt ervoor dat het pand wordt schoongemaakt.

2.5. Op grond van de bevindingen van de bedrijfsbezoeken opgenomen in voormeld rapport van 28 december 2005 heeft verweerder geconcludeerd dat tussen eiseres en de in het pand werkzame masseuses een dienstbetrekking bestaat.

2.6. Verweerder heeft vervolgens op 11 juli 2006 bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de loonbelasting / premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 december 2004 tot en met 31 maart 2006. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van verweerder van 13 november 2006. Verweerder heeft daarbij geconstateerd dat eiseres zowel geen kas- als loonadministratie heeft gevoerd. Verweerder heeft de over het tijdvak verschuldigde loonheffing voor de masseuses, onder toepassing van het anoniementarief, berekend op € 54.538. Bij deze berekening is verweerder uitgegaan van een voor de omzetbelasting gemaakte herberekening van de omzet (omzetverdeling exploitant-masseuses: 58%-42%). Voorts is in het controlerapport de onderhavige verzuimboete aangekondigd.

2.7. Met dagtekening 29 december 2006 is aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslag en de verzuimboete opgelegd. De verzuimboete is gebaseerd op artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr).

Geschil

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of tussen eiseres en de masseuses sprake is van een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet). Voorts is in geschil of de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

II OVERWEGINGEN

Bewijslastverdeling

4.1. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiseres voor het onderhavige tijdvak niet aan haar administratieverplichting als bedoeld in artikel 52 van de Awr heeft voldaan en concludeert tot omkering van de bewijslast, in die zin dat de bewijslast omtrent de onjuistheid van de naheffingsaanslag bij eiseres ligt. Nu het hier een naheffingsaanslag loonbelasting / premie volksverzekeringen betreft, dient verweerder, alvorens omkering van de bewijslast aan de orde kan komen, eerst aannemelijk te maken dat tussen eiseres en de masseuses sprake is van een dienstbetrekking.

Dienstbetrekking

4.2. Artikel 2, eerste lid, van de Wet, bepaalt, voor zover hier van belang, dat een werknemer is, de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking vloeit voort uit een arbeidsovereenkomst. Om te kunnen spreken van een dienstbetrekking in hiervoor bedoelde zin, zal, gelet op het bepaalde in artikel 7:610, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek , aan de volgende voorwaarden moeten zijn voldaan:

a. er moet een gezagsverhouding bestaan tussen degene die de arbeid opdraagt en degene die de arbeid verricht;

b. de werknemer is verplicht tot het persoonlijk verrichten van arbeid gedurende zekere tijd;

c. de werkgever heeft een verplichting tot het betalen van loon.

4.3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, naar hij ter zitting onweersproken heeft gesteld, steeds na elk bedrijfsbezoek op grond waarvan het rapport van 28 december 2005 is opgesteld zijn bevindingen met eiseres heeft afgestemd zonder dat dit destijds tot enige reactie van de zijde van eiseres heeft geleid en dat die bevindingen uiteindelijk in het (definitieve) rapport zijn opgenomen. De rechtbank houdt de in dit rapport opgenomen bevindingen, naar overigens ook door eiseres niet, althans onvoldoende, is betwist, dan ook voor juist aan.

4.4. Van een voor het aannemen van een dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding is sprake indien eiseres de bevoegdheid heeft om met betrekking tot de door de masseuses te verrichten werkzaamheden opdrachten en aanwijzingen te geven en de masseuses gehouden zijn deze opdrachten en aanwijzingen op te volgen. Voor het aannemen van een dergelijke gezagsverhouding is niet vereist dat daadwerkelijk opdrachten en aanwijzingen worden gegeven. Het gaat om de mogelijkheid om dat in voorkomende gevallen te doen en de gehoudenheid van de masseuses om daar aan te voldoen. Een bepaalde mate van vrijheid kan inherent zijn aan de aard van de werkzaamheden, doch kan onverlet laten dat aanwijzingen vooraf worden gegeven en controle achteraf wordt uitgeoefend.

4.5. Gelet op de in het rapport van 28 december 2005 opgenomen bevindingen, zoals hiervoor onder punt 2.4. is vermeld, alsmede de daarop gegeven nadere toelichting ter zitting door verweerder, acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van een gezagsverhouding tussen eiseres en de masseuses. Uit die bevindingen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de bedrijfsvoering van eiseres, naar zij heeft aangevoerd, uitsluitend is gericht op het verhuren van kamers en dat zij alleen invloed kan uitoefenen op welke wijze de masseuses en de klanten zich binnen het pand dienen te gedragen. In dat kader acht de rechtbank van belang dat door eiseres via advertenties en haar website klanten worden geworven, dat eiseres de masseuses werft, dat eiseres aanvangsgesprekken met nieuwkomers voert over de werkwijze binnen het bedrijf waarbij tevens - naar verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld - de inhoud van de zogenoemde basisverrichtingen aan de orde zijn gesteld, dat door of namens eiseres toezicht wordt gehouden op de dagelijkse gang van zaken, dat eiseres de masseuses middels een "line-up" aan de klanten presenteert, dat eiseres de prijzen voor de basisverrichtingen vaststelt, dat eiseres die prijzen - waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen de kamerhuur en de basisverrichtingen - aan de klanten kenbaar maakt, dat door eiseres drankjes, maaltijden, massageolie en condooms aan de masseuses worden verstrekt, dat eiseres voor de schoonmaak van het pand zorg draagt, dat eiseres er voor zorgt dat er tijdens de openingstijden voldoende masseuses aanwezig zijn en dat de masseuses gebruik konden maken van het gehele pand alwaar zij ook langere tijd verbleven. Daarnaast wordt van eiseres als houdster van een exploitatievergunning voor een seksinrichting verlangd dat zij specifieke voorwaarden naleeft, ook ten aanzien van de in het pand werkzame masseuses. Zo worden de masseuses door eiseres onder meer gescreend op nationaliteit en leeftijd en gelden er bij eiseres omgangsregels. Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het aanbieden en verrichten van (erotische) massagediensten een structureel en een zeer wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van eiseres vormt, waarbij eiseres een dusdanige overheersende rol richting de masseuses vervult dat zij de mogelijkheid heeft om aan de masseuses aanwijzingen te geven die de masseuses dienen op te volgen. Daaraan doet niet af dat de masseuses vrij zijn om naast de basisverrichtingen extra seksuele diensten te verrichten en dat zij daarbij zelf de aard, inhoud en de prijzen van die diensten kunnen bepalen. De stelling van eiseres dat het de masseuses zou zijn toegestaan om het pand met de klanten te verlaten, doet evenmin aan voormeld oordeel af. Ook de door de gemachtigde van eiseres gemaakte vergelijking met een tuinman, hoteleigenaar en /of een marktkoopman maakt niet dat geen sprake is van een gezagsverhouding.

4.6. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat de masseuses de arbeid persoonlijk verrichten. Gelet op de specifieke arbeid, het moeten putten uit een beperkte groep welke hiervoor in aanmerking kwam (meerderjarige dames van Thaise afkomst), is willekeurige vervanging van één van de masseuses zonder invloed van eiseres niet denkbaar.

4.7. De masseuses worden door de klant rechtstreeks betaald voor de door hen verrichte diensten. De betalingen die de masseuses voor de basisverrichtingen ontvingen, kunnen niet anders worden aangemerkt dan als een directe tegenprestatie voor de verrichte arbeid, die zonder het organisatorische kader en de vanwege eiseres beschikbaar gestelde voorzieningen in haar hoedanigheid als werkgever niet hadden kunnen worden gerealiseerd. Dat de klanten rechtstreeks aan de masseuses betalen, doet aan het karakter van die betalingen niet af. Het bedrag dat de masseuses voor de basisverrichtingen mogen behouden, is aan te merken als loon.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat tussen eiseres en de masseuses sprake was van een dienstbetrekking. Eiseres is derhalve als inhoudingsplichtige gehouden op de aan de masseuses gedane betalingen voor de basisverrichtingen loonbelasting en premie volksverzekeringen in te houden en af te dragen. Nu eiseres dit heeft nagelaten, is aan eiseres terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

Omkering bewijslast

4.9. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiseres in het onderhavige tijdvak geen kasadministratie heeft bijgehouden. Nu een kasadministratie van essentieel belang is voor een onderneming als de onderhavige, waar veel contante betalingen worden verricht, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aan haar administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de Awr voldaan. De rechtbank is dan ook, met verweerder, van oordeel dat in dit geval ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste volzin, aanhef, onderdeel b, en slot, Awr de bewijslast dient te worden omgekeerd. Dit brengt mee dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het ligt dan op de weg van eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank acht eiseres, na daartoe ter zitting in de gelegenheid te zijn gesteld, daarin niet geslaagd. De stelling van eiseres dat, gelet op het doel van de bedrijfsbezoeken, slechts vanaf 28 juli 2005 kan worden nageheven, omdat verweerder over de periode vóór 28 juli 2005 geen informatie heeft vergaard, faalt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond, dat de feitelijke gang van zaken binnen haar bedrijf vóór 28 juli 2005 anders is geweest dan de, door de rechtbank voor juist gehouden, bevindingen in het rapport van 28 december 2005. Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank aan de enkele omstandigheid dat verweerder voor het eerst op 28 juli 2005 een bedrijfsbezoek bij eiseres heeft afgelegd, niet de conclusie worden verbonden dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel dan wel enig ander beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door ook over de periode vóór 28 juli 2005 na te heffen. Ook overigens is de rechtbank niet van feiten en omstandigheden gebleken die een dergelijke conclusie zouden kunnen rechtvaardigen.

4.10. De rechtbank is voorts van oordeel dat de door verweerder aangebrachte looncorrecties op een redelijke schatting berusten. Verweerder heeft aan de schatting de aanwezige administratie voor de omzetbelasting en de aangiften omzetbelasting ten grondslag gelegd. Hierbij is de op de dagstaten vermeldde ontvangen kamerhuur van klanten waarbij er geen masseuse haar diensten aanbood ook als kamerhuur aangemerkt waarbij de masseuse wel haar werkzaamheden heeft verricht. Dit omdat van enkel kamerverhuur nooit iets is gebleken. De kamerhuur is volgens de dagstaten op 58% van de totale vergoeding gesteld. Eiseres heeft overigens niets aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat verweerder bij de berekening van de looncorrecties van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan.

Verzuimboete

4.11. Ingevolge het bepaalde in artikel 67c van de Awr kan ingeval niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig de belasting is betaald een verzuimboete worden opgelegd met een maximum van € 4.537. Ingevolge paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB) wordt ingeval niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig de belasting is betaald, omdat er te weinig belasting is aangegeven een verzuimboete opgelegd van 10% met een maximum van € 4.537. Op grond van paragraaf 4 van het BBBB blijft het opleggen van een verzuimboete geheel achterwege indien blijkt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) dan wel van een pleitbaar standpunt (tekst vanaf 17 december 2007). De bewijslast dat sprake is van avas dan wel een pleitbaar standpunt rust op eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin niet geslaagd. Eiseres heeft weliswaar onweersproken gesteld dat zij haar bedrijfsuitoefening op dezelfde wijze heeft gevoerd als haar rechtsvoorgangsters en dat zij daarom niet op de hoogte was van het feit dat zij de regels onjuist had toegepast, maar dit acht de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat eiseres geen enkel verwijt treft. Gesteld noch gebleken is dat verweerder bij die rechtsvoorgangsters de fiscale positie van de masseuses aan de orde heeft gesteld en dienaangaande een bewust standpunt heeft ingenomen. Van avas is dan ook geen sprake. Van een pleitbaar standpunt is evenmin sprake. Aan de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 februari 1999, nr. 98/2408, RSV 1999/152, kan zij geen steun voor een pleitbaar standpunt ontlenen, nu die zaak niet vergelijkbaar is met die van eiseres, omdat de exploitant in die zaak in een duidelijk beperktere rol ten opzichte van die masseurs optrad. Daarnaast had het op de weg van eiseres gelegen, nu er wel degelijk twijfel kon bestaan over de vraag of tussen eiseres en de masseuses een dienstbetrekking bestond, om in een eerder stadium - vóór de bedrijfsbezoeken - contact op te nemen met verweerder om duidelijkheid op dit punt te verkrijgen.

4.12. Voor het opleggen van een verzuimboete is voldoende is dat aan één of meer van de in artikel 67c van de Awr genoemde verplichtingen niet is voldaan. Vaststaat dat eiseres over het onderhavige tijdvak geen aangiften loonbelasting / premie volksverzekeringen heeft ingediend. Eiseres heeft dan ook de door haar verschuldigde loonheffing niet (tijdig) betaald. De rechtbank acht, afgezien van de hierna nog aan de orde komende toetsing van de redelijke termijn, de opgelegde verzuimboete dan ook passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eiseres niet in haar standpunt kan worden gevolgd dat op grond van de tekst van toelichting op paragraaf 24 van het BBBB een verzuimboete hier achterwege zou moeten blijven. Immers paragraaf 24 van het BBBB omvat niet meer dan artikel 67c van de Awr . De in paragraaf 24 van het BBBB opgenomen beboete gedraging ziet evenals artikel 67c van de Awr op het betalingsverzuim. De omstandigheid dat verweerder bij het eerste bedrijfsbezoek al een opmerking heeft gemaakt over de - niet gevoerde - loonadministratie, brengt dan ook niet mee dat aan verweerder de bevoegdheid is komen te ontvallen om later alsnog een boete betreffende het betalingsverzuim op te leggen.

Redelijke termijn

4.13. Met betrekking tot het beroep van eiseres op overschrijding van de redelijke termijn heeft het volgende te gelden. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiseres heeft betoogd, voor het eerst in het controlerapport van 13 november 2006, waarin de verzuimboete is aangekondigd, jegens eiseres een handeling is verricht waaraan zij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat aan haar een verzuimboete zou worden opgelegd. De rechtbank gaat dan ook uit van die datum als moment waarop de redelijke termijn is aangevangen. Sinds die datum tot de onderhavige uitspraak is bijna 3 jaar verstreken. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna één jaar. De rechtbank acht een matiging van de verzuimboete met 10% hier op zijn plaats (vgl. Hoge Raad 19 december 2008, nr. 42 763, LJN: BD0191).

4.14. Gelet op het vorenoverwogene dient de verzuimboete te worden verminderd tot € 4.083 (€ 4.537 -/- 10%).

Slotsom

4.15. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep, voor zover gericht tegen de boete, gegrond. Het beroep is voor het overige ongegrond.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

III BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond, voor zover dit is gericht tegen de boete;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover het de boete betreft;

- vermindert de boete tot € 4.083 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de kosten van bezwaar en beroep ten bedrage van € 966 aan eiseres te voldoen;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Vink, mr. L. de Loor-Alwin en mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van de griffier mr. U.A. Salomons.

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature