Uitspraak
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Roermond
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Vreemdelingenkamer
Procedurenummer: AWB 09 / 23293
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 96 juncto artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000)
inzake
[eiser], volgens zijn verklaring geboren op [datum] 1971 en Staatloos,
hierna te noemen: eiser,
gemachtigde mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Op 29 mei 2009 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
1.2. Eiser heeft op 2 juni 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, waarna hij op diezelfde datum in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
1.3. Bij beroepschrift van 26 juni 2009 is namens eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Voorts is om schadevergoeding verzocht.
`
1.4. Op 30 juni 2009 is verweerder overgegaan tot opheffing van de bewaring.
1.5. Bij faxbericht van 3 juli 2009 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank laten weten het beroep te willen voortzetten met het oog op schadevergoeding.
1.6. De rechtbank heeft op 3 juli 2009 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat het onderzoek ter zitting niet achterwege kan blijven.
1.7. Bij faxbericht van 7 juli 2009 heeft verweerder nadere stukken ingezonden.
1.8. Bij faxbericht van 7 juli 2009 heeft de gemachtigde van eiser nadere stukken ingezonden.
1.9. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009, alwaar eiser en zijn gemachtigde, na schriftelijke kennisgeving vooraf, niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw L.M.F. Verhaegh.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft bij uitspraak van 16 juni 2009 (AWB 09 / 19537) de bewaring tot de dag van sluiting van het onderzoek, te weten 10 juni 2009, rechtmatig geacht.
2.2. Op grond van het bepaalde in artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan eiser een vergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2.3. In het onderhavige geval is verweerder overgegaan tot opheffing van de bewaring voordat de rechtbank het tegen die maatregel ingestelde beroep heeft kunnen behandelen.
2.4. Gelet op het verzoek tot schadevergoeding dient thans te worden vastgesteld of de maatregel van bewaring reeds op enig moment voor de opheffing ervan door verweerder onrechtmatig was en, zo ja, of aanleiding bestaat tot toekenning van schadevergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000.
2.5. De rechtbank overweegt als volgt.
2.6. Namens eiser is - kort weergegeven - aangevoerd dat eiser in zijn belangen is geschaad nu verweerder heeft nagelaten een voortgangsrapportage in te zenden. Dit brengt met zich dat niet kan worden vastgesteld of met voldoende voortvarendheid aan de uitzetting is gewerkt. Eiser stelt dan ook, onder verwijzing naar een uitspraak van 19 juni 2009 van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, dat het beroep gegrond dient te worden verklaard tenzij, uit de - op het ogenblik dat de stukken hadden dienen te worden overlegd - voorhanden zijnde gegevens blijkt dat voldoende voortvarend is gehandeld. Eiser stelt voorts dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting heeft gewerkt nu op 17 juni 2009 een laissez-passer (lp) voorhanden was maar eiser eerst 13 dagen na deze afgifte, namelijk op 30 juni 2009, is overgedragen aan de Duitse autoriteiten. Verweerder heeft daarnaast niet inzichtelijk gemaakt waarom gekozen is voor een overdracht via de lucht nu eiser ook per land had kunnen worden overgedragen. Ten aanzien van de overdrachtsmogelijkheden heeft eiser een uitspraak van 6 maart 2009, met het procedurenummer AWB 09 / 3771 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht overgelegd.
2.7. Met betrekking tot eisers grief, betrekking hebbende op het ontbreken van de voortgangsrapportage, overweegt de rechtbank als volgt.
2.8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat eiser in zijn belangen is geschaad nu verweerder niet tijdig de voortgangsrapportage heeft ingezonden. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2009, (LJN: BI6538), waarin de Afdeling heeft bepaald dat de enkele omstandigheid dat verweerder de voortgangsrapportage niet (tijdig) heeft overgelegd, niet betekent dat de inbewaringstelling van de vreemdeling onrechtmatig moet worden geacht. Gezien de door verweerder gedane mededelingen in zijn schrijven van 7 juli 2009, alsmede hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, waarvan door eiser de juistheid niet wordt betwist, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder in dit geval niet met de van hem in dit opzicht te verlangen voortvarendheid te werk is gegaan. De uitspraak van 19 juni 2009, welke door eiser is aangehaald, doet aan het vorenstaande niet af. In de aangehaalde zaak was het dossier van de vreemdeling elektronisch afgesloten en kon verweerder geen nadere informatie overleggen. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat dit in het onderhavige geval niet het geval is, welke stellingname door de rechtbank wordt gedeeld.
2.9. De rechtbank overweegt verder als volgt.
2.10. Uit de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting is gebleken dat op 17 juni 2009 een lp is afgegeven door de Duitse autoriteiten. Naar aanleiding hiervan is een vlucht naar Duitsland geboekt voor 30 juni 2009. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat dit ten onrechte niet is opgenomen in de voortgangsrapportage.
2.11. Niet in geschil is dat er tot de opheffing van de bewaring op 30 juni 2009 voldoende zicht op uitzetting heeft bestaan. Ten aanzien van de feitelijke uitzetting heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat verweerder drie dagen nodig heeft om eiser over te plaatsen naar een uitzetcentrum. Na deze overplaatsing wordt een vlucht geboekt en volgt er nog een vertrekgesprek met eiser alsmede een korte medische keuring. Daarnaast dient verweerder de autoriteiten drie dagen voor de daadwerkelijke overdracht in kennis te stellen van de overdracht zodat deze autoriteiten zich kunnen voorbereiden op de komst van eiser. In casu heeft verweerder op 25 juni 2009 de Duitse autoriteiten laten weten dat eiser op 30 juni 2009 met het vliegtuig zal worden overgedragen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat overdracht per land niet sneller zou zijn gegaan nu ook deze manier van overdracht geregeld dient te worden. De rechtbank acht, gelet op hetgeen verweerder heeft verklaard, de periode tussen de afgifte van de lp en de daadwerkelijke overdracht niet onredelijk of onaanvaardbaar lang zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat verweerder tot aan de daadwerkelijke overdracht van eiser voortvarend heeft gehandeld.
2.12. Ook overigens is de rechtbank van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring tot de opheffing ervan niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.13. Het namens eiser ingediende verzoek om schadevergoeding zal derhalve worden afgewezen.
2.14. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
2.15. Mitsdien wordt beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van S.A.J. Monnens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2009.
w.g. S.A.J. Monnens,
griffier
w.g. mr. drs. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Afschrift verzonden: 13 juli 2009.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.